ECLI:NL:RBMNE:2019:3830

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 augustus 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
7556672 AC Expl 19-645
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en parkeerkosten door Q-Park na overtreding van parkeerregels door gedaagde

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die op 23 augustus 2018 de parkeergarage van Q-Park in Hilversum heeft verlaten zonder te betalen. Q-Park vordert een bedrag van € 368,00, bestaande uit parkeerkosten, een schadevergoeding voor het overtreden van de parkeerregels en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde ontkent niet dat de scooter van hem is, maar stelt dat hij niet de berijder was op het moment van de overtreding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen Q-Park en de berijder van de scooter, en dat de gedaagde verantwoordelijk is voor het gebruik van zijn voertuig. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde niet heeft aangetoond dat hij niet op de scooter reed en dat hij niet heeft gereageerd op verzoeken om de naam van de berijder te geven. De kantonrechter concludeert dat de gedaagde de vordering van Q-Park moet voldoen, inclusief de wettelijke rente en proceskosten. De algemene voorwaarden van Q-Park zijn van toepassing en de kantonrechter oordeelt dat het boetebeding in deze voorwaarden niet oneerlijk is. De gedaagde verliest de procedure en moet de proceskosten betalen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 7556672 AC EXPL 19-645 asp/1189
Vonnis van 21 augustus 2019
inzake
de besloten vennootschap
Q-Park Operations Netherlands B.V.,
gevestigd te Maastricht,
verder ook te noemen Q-Park,
eisende partij,
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.Wat is er in de procedure gebeurd?

1.1.
Q-Park heeft tegen [gedaagde] een vordering ingesteld met een dagvaarding, waaraan zij verschillende stukken heeft gehecht.
[gedaagde] is op een rolzitting verschenen en heeft toen zijn schriftelijk verweer overhandigd. Daarvan is een proces-verbaal opgemaakt.
Q-Park heeft daarna een conclusie van repliek genomen. Zij heeft ook daarbij stukken overgelegd. Zij heeft ook nog een CD-ROM bij de griffie neergelegd.
Naar aanleiding van de conclusie van repliek heeft [gedaagde] een brief aan de kantonrechter gestuurd. Ook [gedaagde] heeft stukken aan de kantonrechter gegeven.
Op die stukken heeft Q-Park bij akte gereageerd.
1.2.
De kantonrechter heeft daarna besloten dat hij vonnis zal wijzen.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
Q-Park zegt dat [gedaagde] met een scooter met een kenteken [kenteken] (hierna de scooter) op 23 augustus 2018 om 19.27 uur de parkeergarage van Q-Park in Hilversum is uitgereden zonder te betalen. Zij heeft als bewijs een foto van de scooter met dat kenteken en een video overgelegd, waaruit dat volgens haar blijkt. Q-Park wil de vergoeding voor het parkeren (€ 20,00) betaald krijgen, maar ook een schadevergoeding voor deze overtreding van de parkeerregels uit de overeenkomst (€ 300,00) en debuitengerechtelijke kosten (€ 48,00) vergoed krijgen, een en ander te verhogen met de wettelijke rente.
[gedaagde] ontkent niet dat het zijn scooter is, die is te zien op de foto en op de videobeelden, maar beweert dat hij niet de persoon is die op de scooter rijdt. Q-Park klopt dan ook niet terecht bij hem aan, aldus [gedaagde] .

3.Wat vindt de kantonrechter van de zaak?

[gedaagde] moet betalen
3.1.
De kantonrechter komt tot het oordeel dat [gedaagde] het bedrag dat Q-Park van hem vordert moet betalen. Hierna zal de kantonrechter uitleggen waarom dat zo is.
Er is een overeenkomst gesloten tussen Q-Park en de berijder van de scooter
3.2.
In het algemeen is het zo dat indien iemand met een voertuig een parkeergarage inrijdt en de entreeslagboom passeert met de beheerder of eigenaar van die parkeergarage een overeenkomst sluit: de bestuurder mag een tijd parkeren in die garage en als tegenprestatie moet hij het parkeergeld betalen. Die overeenkomst komt zonder verdere schriftelijke stukken tot stand. Het hangt van de parkeergarage af of er een parkeerkaart wordt afgegeven aan de parkeerder, dan wel dat er een andere manier van registratie plaatsvindt. Dus doordat de berijder op de scooter de parkeergarage is binnengereden is een overeenkomst tot stand gekomen.
Wie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de overeenkomst? Dat is in dit geval [gedaagde] .
3.3.
Q-Park heeft gelijk dat zij stelt dat de kentekenhouder verantwoordelijk is voor het beheer van het voertuig. In dit geval is dat [gedaagde] . Hij bevestigt dat de scooter van hem is. Hij is dan ook verantwoordelijk voor het gebruik ervan.
Dat kan anders zijn wanneer duidelijk is dat niet de eigenaar, [gedaagde] dus, de gebruiker is op het moment van overtreding, maar een ander. De bewijslast daarvan rust op [gedaagde] , omdat hij iets aanvoert dat afwijkt van het uitgangspunt: het is wel mijn scooter, maar ik reed er niet op, maar een ander. Dat wordt een bevrijdend verweer genoemd en daarvan rust de bewijslast op degene die zich daarop beroept.
3.4.
Q-Park heeft meerdere keren, zowel voordat zij [gedaagde] dagvaardde als tijdens de procedure, gevraagd om de naam te noemen van degene die dan wel op de scooter zou hebben gereden. [gedaagde] heeft op die vraag geen antwoord gegeven. Dat had hij wel moeten doen. Hij is immers verantwoordelijk voor het gebruik en beheer van de scooter. Die verantwoordelijkheid kan hij niet zomaar ontlopen door alleen te zeggen dat hij er op 23 augustus niet op reed. Dan moet hij man en paard noemen, zodat Q-Park eventueel stappen tegen die ander kan ondernemen. Het kan ook zijn dat [gedaagde] het beheer over de scooter is kwijtgeraakt, bijvoorbeeld omdat die is gestolen. Dergelijke mogelijkheden heeft hij echter niet aangevoerd.
[gedaagde] zal geen gelegenheid krijgen te bewijzen dat hij niet op de scooter reed. Hij heeft geen bewijs aangeboden en hij heeft zijn beurt voorbij laten gaan door de vraag van Q-Park niet (enigszins) concreet te beantwoorden.
Er was sprake van ‘treintje rijden’.
3.5.
Op de videobeelden, die Q-Park op de griffie heeft neergelegd, is duidelijk te zien dat een persoon op de scooter vlak achter een auto aan de parkeergarage uit rijdt en dat die persoon niet afrekent: hij of zij doet geen kaartje in de daarvoor bestemde automaat. Hieruit blijkt zonneklaar dat die persoon met de scooter ‘treintje rijdend’ de parkeergarage is uitgereden.
De algemene voorwaarden van Q-Park zijn van toepassing
3.6.
De kantonrechter is verplicht om ambtshalve na te gaan of een beding in algemene
voorwaarden oneerlijk is in de zin van de richtlijn (de EU-Richtlijn 93/13, die gaat over oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten), en hij moet dat beding vernietigen indien hij vaststelt dat het beding oneerlijk is. De kantonrechter moet dus beoordelen of artikel 6.3 van de algemene voorwaarden, op grond waarvan een parkeerder in geval van ‘treintje rijden’ een boete verschuldigd is van € 300,00, een oneerlijk beding is als bedoeld in de richtlijn.
3.7.
Volgens artikel 3 lid 1 van de richtlijn wordt een beding als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. In de bijlage bij de richtlijn wordt vermeld dat een beding onder meer oneerlijk kan zijn als dat beding tot doel of tot gevolg heeft de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen.
3.8.
Daarnaast volgt uit artikel 6:233, aanhef en onder a, van het Burgerlijk wetboek (BW) dat een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar is, indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden zijn tot stand gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij.
3.9.
In het licht van de richtlijn en artikel 6:233, aanhef en onder a, BW, zal de kantonrechter bij de beantwoording van de vraag of het boetebeding van artikel 6.3 van de algemene voorwaarden oneerlijk is, als maatstaf hanteren of de boete in een redelijke verhouding staat tot de voor Q-Park te verwachten schade door de gedraging waarop de boete is gesteld, en of de boete als ‘prikkel tot nakoming’ in een redelijke verhouding staat tot het belang voor Q-Park dat met nakoming van de verplichting is gediend. Verder moet de gedraging waarop de boete is gesteld een voldoende ernstige tekortkoming in de nakoming opleveren om een boete te kunnen rechtvaardigen.
3.10.
Het ‘treintje rijden’ door [gedaagde] , althans de berijder van de scooter, op 23 augustus 2018 levert zonder twijfel een zodanige tekortkoming op in de nakoming van de overeenkomst, die een boete, zoals die door Q-Park wordt opgelegd, rechtvaardigt. Met Q-Park vindt de kantonrechter dat een dergelijke boete preventieve werking zal hebben. Het gaat namelijk om zogenoemd gevaarzettend gedrag, omdat het ‘treintje rijden’ voor andere verkeersdeelnemers en zaken binnen en buiten de parkeergarage gevaarlijk kan zijn. Ook is duidelijk dat [gedaagde] , althans de berijder van de scooter, er voor heeft gekozen om de parkeergarage op deze manier te verlaten. [gedaagde] , of de gebruiker van de scooter, kon bij het binnenrijden zien welke regels er zijn en welke kosten aan overtreden verbonden waren. Q-Park heeft dat, mede met de hulp van een foto van het grote en goed leesbare bord bij de ingang, gemotiveerd onderbouwd. Op dat bord staat onder meer dat een boete van € 300,00 verschuldigd is als iemand ‘treintje rijdt’. Het beding in deze algemene voorwaarden is dan ook niet in strijd met de richtlijn en de bepalingen uit het BW.
3.11.
[gedaagde] zegt verder dat de algemene voorwaarden niet gelden voor scooters omdat in artikel 4.2 van de algemene voorwaarden alleen wordt gesproken over personenauto’s en bedrijfswagens. [gedaagde] begrijpt dit artikel niet juist. In artikel 4.1 staat dat een persoon en/of ene voertuig alleen in de parkeergarage mag zijn met een geldig parkeerbewijs. De scooter is ook een voertuig. De algemene voorwaarden zijn dus ook op een scooter van toepassing.
In artikel 4.3 worden alleen maximale afmetingen en gewichten van wagens genoemd. het spreekt voor zich dat dergelijke maten en gewichten niet van toepassing zijn op een scooter (of een motorfiets).
Had Q-Park naar een legitimatiebewijs moeten vragen? Nee, niet nodig.
3.12.
[gedaagde] voert aan dat Q-Park niet naar een legitimatiebewijs heeft gevraagd bij de entree van de parkeergarage, terwijl dat wel gebruikelijk is bij het aangaan van huurovereenkomsten zoals het huren van gereedschappen. Dit verweer slaagt niet. Het is ongebruikelijk dat bij parkeergarages om een legitimatiebewijs wordt gebruikt (de kantonrechter kent er geen voorbeelden van) en er zou ook een onwerkbare situatie ontstaan, omdat er vele tientallen parkeerders per dag zijn en de snelheid van afhandelen van al die overeenkomsten daardoor ernstig zou afnemen. [gedaagde] draait de zaak ook om, omdat hij verantwoordelijk is voor het gebruik van zijn scooter en niet Q-Park.
Was Q-Park gerechtigd gegevens bij de Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW) op te vragen? Ja.
3.13.
Q-Park heeft een beroep gedaan op artikel 9 van het Kentekenreglement en artikel 2 van de Regeling gegevensverstrekking kentekenregister 2008. Beide regelingen waren van kracht op 23 augustus 2018 en zijn dat nog steeds. Uit deze regelingen volgt dat de advocaat van Q-Park bevoegd was gegevens van de RDW te krijgen. De RDW was dus ook gerechtigd die informatie aan de advocaat van Q-Park te verstrekken.
Een schikkingsvoorstel maakt niet uit voor de beslissing.
3.14.
[gedaagde] heeft nog aangevoerd dat Q-Park hem een schikkingsvoorstel heeft gedaan, waardoor er reden is om de vordering te matigen. [gedaagde] heeft daarin geen gelijk. Een schikkingsvoorstel wordt buiten de procedure om gedaan, het bindt partijen niet, tenzij zij alle twee akkoord zijn. Een partij kan er verder geen rechten aan ontlenen. De rechter mag er geen acht op slaan, als het aanbod wordt geweigerd. Er is dus geen reden voor matiging van de gevorderde schadevergoeding.
De conclusie
3.15.
Q-Park heeft haar stellingen alle voldoende gemotiveerd onderbouwd. Geen van de verweren van [gedaagde] treft doel. Hij heeft ook geen recht op enige schadevergoeding.
De vordering van Q-Park zal helemaal worden toegewezen.
Over de ingangsdatum van de wettelijke rente over de hoofdsom en de schadevergoeding overweegt de kantonrechter dat [gedaagde] , of de berijder van de scooter voor wie [gedaagde] verantwoordelijk is, op 23 augustus 2018 de parkeergarage zonder te betalen heeft verlaten en heeft “treintje gereden” vanaf dat moment in verzuim was. De wettelijke rente is verschuldigd vanaf 24 augustus 2018.
Over de gevorderde buitengerechtelijke kosten is de wettelijke rente pas verschuldigd na afloop van de zogenoemde veertiendagentermijn. Die termijn is gesteld in de brief van de raadsman van Q-Park aan [gedaagde] van 14 november 2018. Rekening houdend met de mogelijk iets vertraagde postbezorging zal de kantonrechter de wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten laten ingaan op 1 december 2018.
[gedaagde] betaalt de proceskosten.
3.16.
[gedaagde] verliest de procedure. Dat betekent dat hij de proceskosten van Q-Park moet betalen. Die kosten van Q-Park bedragen tot de uitspraak van het vonnis:
- dagvaarding € 85,18
- griffierecht € 121,00
- salaris gemachtigde €
180,00(2,5 punten x tarief € 72,00)
Totaal € 386,18
De kantonrechter berekent 2,5 punten, namelijk voor de dagvaarding, de conclusie van repliek elk 1 punt en voor de akte 0,5 punt. Deze kosten komen boven op de vordering.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [gedaagde] tegen bewijs van kwijting te betalen
€ 368,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 320,00 vanaf 24 augustus 2018 tot de dag van betaling en over € 48,00 vanaf 1 december 2018 tot de betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Q-Park, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 386,18 waarin begrepen € 180,00 aan salaris gemachtigde;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Penders, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2019.