ECLI:NL:RBMNE:2019:3824

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 augustus 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
485728 / HA RK 19-223
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschoningsverzoek in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot partijdigheid

In de zaak met kenmerk UTR 19 / 1148 heeft mr. K. de Meulder, de rechter belast met de behandeling van de zaak, op 5 augustus 2019 een verzoek tot verschoning ingediend. Dit verzoek is gedaan in het kader van artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de rechter vreesde dat zijn onpartijdigheid in het geding zou kunnen komen. De eisende partij in deze procedure is [bedrijf] B.V., bijgestaan door mr. O.P. van der Linden, terwijl de verweerder het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht is. De rechter heeft aangegeven dat hij in 2017 privé een overeenkomst tot aanneming van werk is aangegaan met [bedrijf] B.V. en dat hij nog steeds contact onderhoudt over de uitvoering daarvan. Dit heeft geleid tot de vrees voor partijdigheid, die volgens de rechter objectief gerechtvaardigd is.

De rechtbank heeft in haar beoordeling aangegeven dat artikel 8:19 Awb bepaalt dat rechters zich kunnen verschonen op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De rechtbank benadrukt dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omstandigheden in deze zaak zodanig zijn dat de rechter zich niet vrij voelt om op te treden of te beslissen. Daarom heeft de verschoningskamer het verzoek tot verschoning gegrond verklaard.

De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningszaken op 9 augustus 2019, waarbij mr. C.A. de Beaufort als voorzitter fungeerde, bijgestaan door mrs. A. van Dijk en G.J.J.M. Essink als leden. De griffier, mr. F.G.T. Russcher-Jansen, heeft de beslissing in het openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

KAMER VOOR DE BEHANDELING VAN VERSCHONINGSZAKEN
Zaaknummer/rekestnummer: 485728 / HA RK 19-223
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningszaken van
9 augustus 2019
op het verzoek in de zin van artikel 8:19 van het Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb)
van:
mr. K. de Meulder
rechter,
(verder te noemen: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
In de zaak met kenmerk UTR 19 / 1148, die op 27 september 2019 ter zitting zou worden behandeld, heeft verzoeker die belast is met de behandeling van de zaak op 5 augustus 2019 het verzoek gedaan zicht te mogen verschonen.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verschoningsverzoek

2.1.
In de zaak met genoemd kenmerk is de eisende partij [bedrijf] B.V., bijgestaan door mr. O.P. van der Linden. De verweerder is het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht.
2.2.
Verzoeker heeft aan zijn verschoningsverzoek ten grondslag gelegd dat hij met [bedrijf] B.V. – een direct aan de eisende partij gelieerde rechtspersoon – in 2017 privé een overeenkomst tot aanneming van werk is aangegaan en over de uitvoering daarvan nog contact onderhoudt. Hiermee is volgens verzoeker de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 8:19 Awb bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen, kan verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:15 Awb. Dit artikel bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Verschoning is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees dat daarvan sprake is objectief gerechtvaardigd is.
3.3.
Van de schijn van partijdigheid kan, geheel los van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in dat specifieke geval aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden. Rechtzoekenden moeten immers vertrouwen kunnen stellen in het rechterlijk apparaat. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn van partijdigheid of vooringenomenheid.
3.4.
Uit het verzoek van verzoeker blijkt dat er sprake is van zodanige omstandigheden dat hij zich niet meer voldoende vrij voelt om in onderhavige zaak op te treden dan wel te beslissen. De verschoningskamer ziet hierin, in aanmerking genomen de motivering van het verzoek, een genoegzame grond voor verschoning. Verzoeker heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de schijn kan bestaan dat het hem aan onpartijdigheid zal ontbreken. Het verzoek zal daarom gegrond worden verklaard.

4.De beslissing

De verschoningskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot verschoning gegrond;
4.2.
draagt de griffier van de kamer voor de behandeling van verschoningszaken op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de partijen in de genoemde zaak alsmede aan de voorzitter van het team waarvan de rechter deel uitmaakt en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mrs. A. van Dijk en G.J.J.M. Essink als leden van de kamer voor de behandeling van verschoningszaken, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.