Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Het geschil en de beoordeling daarvan
- Bij onderdeel 5 (keuken) is de inbouw koel-vriesinstallatie niet meegenomen. De keuken had volgens Het Vliegend Hert gewaardeerd moeten worden op 11 punten.
- Bij onderdeel 9 (WOZ-waarde) is de woning gewaardeerd op het minimum van € 41.816,00, wat neerkomt op 16 punten. De WOZ-waarde van het gehuurde is € 97.650,00 en moet dus volgens Het Vliegend Hert gewaardeerd worden op 35 punten.
- Bij onderdeel 10 (renovatie) is de woning gewaardeerd op 0 punten, terwijl het gehuurde is gerenoveerd voor € 49.000,00 en daarom volgens Het Vliegend Hert gewaardeerd moet worden op 9,8 punten.
de voor de woning laatstelijk vastgestelde waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken met een jaarlijks geïndexeerde minimumwaarde(van op dit moment € 44.284,00”. Uit artikel 11 lid 4 UHW volgt dat de kwaliteit van de woonruimte en de redelijkheid van de woonprijs wordt beoordeeld
naar de toestand zoals deze was op de datum van ingang van de huurovereenkomst.
toestandvan de woning op die dag, en uit niets blijkt dat die is gewijzigd tussen de datum van ingang van de huurovereenkomst en die waarop de WOZ-waarde is vastgesteld (overigens met een waardepeildatum vóór aanvang van de huurovereenkomst). De uitspraken waar [gedaagde] naar heeft verwezen, zien op een andere situatie. Daarin is er ook tijdens de procedure nog geen WOZ-beschikking die voor het vaststellen van de huurprijs gebruikt kon worden waar geen WOZ-beschikking was aangevraagd voor het gehuurde maar alleen voor het complex waar dat gehuurde onderdeel van was als geheel.
3.De beslissing
woensdag 3 april 2019: