ECLI:NL:RBMNE:2019:3782

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 augustus 2019
Publicatiedatum
12 augustus 2019
Zaaknummer
UTR 18/4417
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in bezwaar tegen omgevingsvergunning wegens gebrek aan belanghebbendheid

Op 8 augustus 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die was verleend aan een derde-partij voor het bouwen van een woning op een perceel in Stichtse Vecht. Het primaire besluit, waarin de vergunning werd verleend, dateert van 24 juli 2018. Eiser's bezwaar tegen het bestreden besluit werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij niet als belanghebbende kon worden aangemerkt volgens artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze niet-ontvankelijkverklaring, maar heeft geen gronden ingediend die specifiek gericht waren tegen deze beslissing. Ondanks herhaalde uitnodigingen van de rechtbank om zijn beroepsgronden in te dienen, heeft eiser geen reactie gegeven. Tijdens de zitting op 8 augustus 2019 is eiser niet verschenen, terwijl de verweerder en de derde-partij wel vertegenwoordigd waren.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanknopingspunten zijn om het bestreden besluit te vernietigen, en heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18/4417

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

8 augustus 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: P. de Vries),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht, verweerder
(gemachtigden: E. Nugteren en mr. S. Ralovic).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde-partij] , te [woonplaats] .

Procesverloop

Bij besluit van 24 juli 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder aan derde-partij (verder: vergunninghouder) een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een woning op het perceel [adres] te [woonplaats] (verder: het perceel).
Bij besluit van 24 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2019. Eiser is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Derde-partij is niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Vergunninghouder heeft op 8 mei 2018 een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van een woning op het perceel. Bij het primaire besluit heeft verweerder de gevraagde vergunning verleend. Het door eiser daartegen gemaakte bezwaar is door verweerder bij het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft daartoe overwogen dat eiser niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt.
2. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. In beroep heeft eiser diverse gronden aangevoerd, waarin hij aangeeft om welke redenen naar zijn mening de omgevingsvergunning ten onrechte is verleend. In beroep heeft eiser geen gronden ingediend, gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar.
Bij brief van 24 april 2019 is de gemachtigde van eiser door de griffier van de rechtbank uitgenodigd om alsnog beroepsgronden tegen de niet-ontvankelijkverklaring in te dienen en wel binnen twee weken na dagtekening van die brief. Op deze uitnodiging heeft eiser noch zijn gemachtigde gereageerd. Bij brief van 17 mei 2019 is eenzelfde verzoek aan eiser zelf gericht. Ook op deze brief heeft eiser niet gereageerd. Op de zitting is eiser niet verschenen.
3. Nu eiser, ondanks herhaalde uitnodiging daartoe van de rechtbank, geen beroepsgronden heeft ingediend tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar tegen het primaire besluit, heeft de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel om het bestreden besluit voor onjuist te houden. De rechtbank wordt in dit oordeel gesteund door de toelichting die verweerder in het verweerschrift en aan de hand van overgelegde luchtfoto’s ter zitting heeft gegeven. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser op goede gronden niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb heeft aangemerkt.
4. Het beroep is dan ook ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
5. Op de zitting is gewezen op de mogelijkheid om tegen deze uitspraak in hoger beroep te komen op de manier zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van W.B. Lakeman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.