In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 23 januari 2019 uitspraak gedaan in een deelgeschil over de aansprakelijkheid van ProRail B.V. en de gemeente 's-Hertogenbosch voor een ongeval dat plaatsvond op een spoorwegovergang. Verzoekster, die op 2 januari 2018 viel op de spoorwegovergang, stelt dat de aanleg van de spoorwegovergang onveilig was, wat heeft geleid tot haar val en ernstige verwondingen. Ze verzoekt de rechtbank om ProRail en de gemeente hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor de schade die zij heeft geleden.
De rechtbank heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, met name artikel 6:174 BW over gebrekkige opstal en artikel 6:162 BW over onrechtmatige daad. ProRail en de gemeente hebben de aansprakelijkheid afgewezen en betoogd dat de spoorwegovergang niet gebrekkig is en dat er geen gevaarlijke situatie aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de spoorwegovergang, hoewel schuin, niet zodanig onveilig was dat dit tot aansprakelijkheid zou leiden. De rechtbank heeft ook gekeken naar de maatregelen die waren genomen, zoals waarschuwingsborden en belijning, en geconcludeerd dat deze voldoende waren om de veiligheid van fietsers te waarborgen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verzoeken van verzoekster afgewezen, met de conclusie dat de situatie niet zodanig gebrekkig was dat ProRail of de gemeente aansprakelijk konden worden gesteld voor het ongeval. De kosten van de procedure zijn begroot op € 8.631,11, maar omdat de aansprakelijkheid niet is vastgesteld, is het verzoek tot veroordeling van de betaling van deze kosten afgewezen.