ECLI:NL:RBMNE:2019:3725
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Waardering onroerende zaak in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) voor een gezinsvervangend tehuis
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de waardering van een onroerende zaak, specifiek een gezinsvervangend tehuis, in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde A. van den Dool, had beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, die de waarde van het object had vastgesteld op € 2.826.000,- per 1 januari 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde door de verweerder correct was bepaald aan de hand van het archetype N3770000, dat specifiek is voor gezinsvervangende tehuizen. De rechtbank oordeelde dat de door de verweerder gehanteerde vervangingswaarden per m2 bvo niet te hoog waren en dat de brutovloeroppervlakte van het object correct was vastgesteld op 1.368 m2, zoals aangegeven in de bouwtekening. Eiseres had betoogd dat de bvo lager was, maar de rechtbank volgde haar niet in dit standpunt. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar op juiste wijze rekening had gehouden met de relevante elementen van de gecorrigeerde vervangingswaarde. Uiteindelijk werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.