7.4.De rechtbank overweegt dat het toepassen van de bevoegdheid om al dan niet af te wijken van het bestemmingsplan een bevoegdheid van verweerder is waarbij hij beslissingsruimte heeft. De rechtbank kan alleen toetsen of verweerder bij een afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Verweerder is gemotiveerd op de vormgeving, de uitstraling en het bouwvolume ingegaan en heeft daarbij de belangen van de omwonenden meegewogen. Weliswaar leidt de afwijking tot een groter bouwvolume, maar dit is niet over de gehele breedte en daar staan andere belangen tegenover. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van deze bevoegdheid af te wijken van het bestemmingsplan. Deze grond slaagt niet.
Gevolgen voor het besluit
8. Zoals de rechtbank hiervoor onder 5.4 heeft overwogen is het beroep gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen, omdat het in strijd is met artikel 2.10, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), in samenhang met de artikelen 3.2, onder a, sub 1 en 5.2, onder a, sub 1, van de bestemmingsplanregels.
9. Verweerder heeft op de zitting verklaard dat hij het bouwplan alsnog wil vergunnen met een nader besluit tot afwijking van het bestemmingsplan, in het geval waarin de rechtbank tot het oordeel komt dat het bestreden besluit daarmee in strijd is. De rechtbank constateert dat de goothoogte van 9,5 meter van de tussengoten niet te vergunnen is met een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid. Het is aan verweerder om te beoordelen welke bevoegdheid hij wil en kan gebruiken voor het alsnog vergunnen van (dit deel) van het bouwplan. De rechtbank ziet echter een reële kans dat verweerders conclusie zal zijn dat toepassing van de zogenoemde kruimellijst uit artikel 4 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht evenmin mogelijk is. In dat geval resteert alleen nog de mogelijkheid van het verlenen van een omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de wet. Daarvoor moet de uitgebreide voorbereidingsprocedure uit paragraaf 3.3. van de Wabo worden gevolgd. Verweerder kan in dat geval niet volstaan met een nieuwe beslissing op bezwaar waarbij de omgevingsvergunning voor het bouwen opnieuw in stand wordt gelaten. Verweerder zal het primaire besluit dan moeten herroepen en gelijktijdig een ontwerpbesluit ter inzage moeten leggen in het kader van de dan te volgen uitgebreide procedure. De rechtbank ziet om deze reden geen mogelijkheid om verweerder het gebrek in het bestreden besluit via een bestuurlijke lus te laten herstellen. De rechtbank zal daarom, in afwijking van wat op de zitting met partijen is besproken, volstaan met het vernietigen van het bestreden besluit en het opdragen aan verweerder om een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres te nemen.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 512,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1). Daarnaast zal de rechtbank de reiskosten van € 15,60 toewijzen voor de bestuursleden die eiseres op de zitting hebben vertegenwoordigd. De kosten voor het aangetekend versturen van brieven van € 23,74 zijn geen kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.