In deze wrakingszaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 augustus 2019 uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van de kinderrechter mr. E.A.A. van Kalveen. Verzoekster, die betrokken is in een familierechtelijke procedure betreffende haar minderjarige dochter, heeft de rechter gewraakt op basis van verschillende gronden, waaronder vermeende vooringenomenheid en het niet opvolgen van verzoeken om zich te verschonen. De wrakingskamer heeft de procedure behandeld op 23 juli 2019, waarbij de gewraakte rechter niet aanwezig was. De advocaat van verzoekster en de moeder van verzoekster waren wel aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van de Gecertificeerde Instelling.
De wrakingsgronden van verzoekster omvatten onder andere de uitlatingen van de rechter tijdens eerdere zittingen, haar weigering om oma als belanghebbende aan te merken, en het feit dat de rechter de ondertoezichtstelling van de dochter had verlengd zonder partijen te horen. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster zorgvuldig overwogen, maar concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De kamer benadrukte dat rechters de regie van de zitting hebben en dat het belangrijk is dat zij de zaken op een zorgvuldige manier behandelen.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De procedures van verzoekster zullen worden voortgezet in de stand waarin zij zich bevonden op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.