ECLI:NL:RBMNE:2019:3678

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 augustus 2019
Publicatiedatum
7 augustus 2019
Zaaknummer
482453 / HA RK 19-173
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure over bijdragen appartementseigenaren

Op 6 augustus 2019 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van verzoekster, die zich had gewend tot de rechtbank in verband met een geschil met de Vereniging van Eigenaars (VvE) over de door appartementseigenaren te betalen bijdragen. Verzoekster had op 11 juni 2019 de behandelend rechter, mr. J.J.M. de Laat, gewraakt, omdat de comparitie van partijen was gepland op een datum die viel binnen de periode van verhindering die verzoekster had opgegeven. Deze verhindering was gerelateerd aan een medische behandeling. Verzoekster stelde dat de rechter het belang van de VvE om de zaak snel te behandelen zwaarder had laten wegen dan haar eigen belang om bij de zitting aanwezig te zijn, wat volgens haar duidde op vooringenomenheid van de rechter. Bovendien was zij van mening dat haar belangen waren geschaad doordat medische stukken naar de wederpartij waren gestuurd, ondanks de toezegging van de rechtbank dat deze stukken vertrouwelijk behandeld zouden worden.

Tijdens de zitting op 23 juli 2019 werd het wrakingsverzoek openbaar behandeld. Verzoekster was aanwezig, bijgestaan door de heer [A], terwijl de gewraakte rechter niet verscheen. Mevrouw [B], lid van de VvE, en mevrouw [C] van deurwaarderskantoor Groot & Evers waren ook aanwezig als belanghebbenden. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter vanwege zijn aanstaande pensionering zijn werkzaamheden op korte termijn zou beëindigen. Artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) biedt de mogelijkheid om een rechter te wraken op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen.

De wrakingskamer concludeerde dat, aangezien de rechter op 1 augustus 2019 met pensioen ging, verzoekster geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van haar wrakingsverzoek. Daarom werd het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de griffier werd opgedragen deze beslissing aan alle betrokken partijen toe te zenden. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 482453 / HA RK 19-173
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
6 augustus 2019op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoekster).

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft in een e-mail van 11 juni 2019 de behandelend rechter van de zaak met zaaknummer/rolnummer 7260611 UC EXPL 18-11238 gewraakt.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 23 juli 2019 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is verzoekster verschenen, bijgestaan door de heer [A] . De rechter is niet verschenen. Als belanghebbende is verschenen mevrouw [B] , lid van de Vereniging van eigenaars [naam VvE] (hierna de VvE), bijgestaan door mevrouw [C] werkzaam bij deurwaarderskantoor Groot & Evers.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek en de beoordeling daarvan

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. J.J.M. de Laat als behandelend kantonrechter (hierna: de rechter) in de procedure 7260611 UC EXPL 18-11238. Het gaat om een geschil tussen verzoekster en de VvE over de door de appartementseigenaren te betalen bijdragen.
2.2.
Verzoekster heeft de rechter gewraakt omdat de comparitie van partijen is gepland op een datum die was gelegen binnen de periode van verhindering die verzoekster aan de rechtbank had opgegeven. Haar verhindering hield verband met een medische behandeling. Door het belang van de VvE dat de zaak spoedig zou worden behandeld zwaarder te laten wegen dan het belang van verzoekster om bij de zitting aanwezig te kunnen zijn, heeft de rechter er volgens haar blijk van gegeven vooringenomen te zijn. Daarnaast is verzoekster in haar belangen geschaad, omdat medische stukken zijn doorgezonden naar de wederpartij, ondanks de toezegging van de rechtbank dat deze stukken vertrouwelijk zouden worden behandeld.
2.3.
Ter zitting heeft de wrakingskamer met verzoekster besproken dat de rechter vanwege zijn pensionering zijn werkzaamheden als rechter op zeer korte termijn zal beëindigen.
2.4.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.5.
Het middel van wraking is toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter, bij wie uit zijn gedrag of overtuiging vooringenomenheid blijkt tegenover een partij
- althans aan een partij die daarover de objectief gerechtvaardigde vrees heeft - (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Op 1 augustus 2019 is het pensioen van de rechter ingegaan. Dat betekent dat hij ongeacht de beslissing van de wrakingskamer geen bemoeienis meer zal hebben met de behandeling van haar zaak. Daarom heeft verzoekster geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van haar wrakingsverzoek. De wrakingskamer zal het verzoek niet-ontvankelijk verklaren.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de betrokken teamvoorzitter van de afdeling civiel en de president van deze rechtbank;
3.3.
bepaalt dat de procedure van verzoekster met zaaknummer 7260611 UC EXPL 18-11238 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, en mr. H.A. Bouwer en mr. R.M. Berendsen als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. S. Meurs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.