ECLI:NL:RBMNE:2019:3670

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 augustus 2019
Publicatiedatum
6 augustus 2019
Zaaknummer
16/085073-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersingen en poging tot afpersing met geweld

Op 6 augustus 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee afpersingen en een poging tot afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, in de periode van 22 september 2018 tot en met 9 februari 2019 in Utrecht slachtoffers heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen door middel van geweld of dreiging met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling. De zaak kwam aan het licht na aangiften van de slachtoffers, die verklaarden dat zij door de verdachte en medeverdachten onder druk waren gezet om geld af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een belangrijke rol speelde in het delict door slachtoffers naar haar woning te lokken en hen vervolgens bloot te stellen aan geweld. De rechtbank achtte de verklaringen van de slachtoffers geloofwaardig en verwierp het verweer van de verdediging, die pleitte voor vrijspraak op basis van alternatieve scenario's. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van afpersing en poging tot afpersing, en dat de verdachte strafbaar was. De benadeelde partij, een van de slachtoffers, heeft een schadevergoeding gevorderd, die gedeeltelijk is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/085073-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 augustus 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd te [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 juli 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Goedegebuure, en van hetgeen verdachte en mr. M. Kuipers, advocaat te Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 22 september 2018 tot met 9 februari 2019 te Utrecht, samen met één of meer anderen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag door geweld toe te passen of te dreigen met geweld;
feit 2: op 9 februari 2019 te Utrecht heeft geprobeerd, samen met één of meer anderen, [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag door geweld toe te passen of te dreigen met geweld;

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie aangevoerd dat dhr. [slachtoffer 1] aangifte heeft gedaan van afpersing. Aangever had afgesproken via de chat met [voornaam van verdachte] om tegen betaling seks te hebben met haar. De aangever verklaarde dat, nadat hij binnen was in de woning, [voornaam van verdachte] het licht aan en weer uit deed. Kort daarop kwamen twee mannen de woning in. De aangever heeft een foto gestuurd van de persoon waar hij mee had afgesproken. De verbalisanten herkenden verdachte als de persoon op die foto. Het mobiele nummer waarmee de aangever contact heeft gehad staat op naam van verdachte. Dit nummer is ook gebruikt in de zaak waarin dhr. [slachtoffer 2] slachtoffer is geworden. Uit zijn aangifte volgt dat de mannen op de hoogte moeten zijn geweest van zijn aanwezigheid bij verdachte gelet op hetgeen tegen aangever werd gezegd. De officier van justitie acht bewezen dat verdachte medeplichtig is aan de afpersing. Zonder haar zouden de aangevers van feit 1 nooit daar ter plaatse zijn geweest. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat dhr. [slachtoffer 3] aangifte heeft gedaan van poging tot afpersing. Hij had op 9 februari 2019 een afspraak met ene [bijnaam van verdachte] , naar later blijkt verdachte, voor seks tegen betaling. Aangever werd meegenomen door verdachte naar een woning waar zij zelf de sleutel niet van heeft. Verdachte heeft op de deur geklopt waarna aangever werd geconfronteerd met meerdere mannen in die woning, waaronder medeverdachte. Deze deed zich voor als de broer van verdachte en zei tegen aangever dat hij 500 euro moest overmaken. Aangever heeft vervolgens 112 gebeld en is meermalen geslagen door medeverdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat de fotoherkenning door zowel aangever [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] , niet leidt tot een expliciete herkenning van verdachte. De raadsman stelt ten aanzien van die herkenning dat mevrouw [E] , de vriendin van de ex van verdachte, erg lijkt op verdachte en dat verdachte, in het kader van een alternatief scenario heeft aangegeven dat [E] haar identiteit misbruikt. De ex van verdachte ( [F] ), heeft verklaard dat [E] en verdachte erg op elkaar lijken. Dit laat volgens de raadsman ruimte voor het scenario dat een andere persoon zich heeft voorgaan als verdachte en dus een andere persoon, dan verdachte, verantwoordelijk is voor deze feiten. Ten aanzien van het gebruikte telefoonnummer heeft de verdediging aangevoerd dat de dochter van verdachte het desbetreffende telefoonnummer gebruikt. Het abonnement staat slechts op naam van verdachte. Dit past volgens de raadsman in het verhaal dat [F] , de vader van de dochter van verdachte, gebruik heeft gemaakt van dit telefoonnummer en de berichten naar aangever [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gestuurd. Het geschetste alternatief scenario, dat [E] en [F] verantwoordelijk zijn voor de feiten en niet verdachte, is niet strijdig met de bewijsmiddelen. Verdachte dient daarom van dit feit te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman nog aangevoerd dat de verdediging het verzoek had gedaan om aangevers te horen bij de rechter-commissaris. Dit verzoek is destijds toegewezen. Onverwacht kwam het bericht dat aangever [slachtoffer 1] niet meer gehoord kon worden omdat hij net voor het getuigenverhoor is overleden. De raadsman stelt zich op het standpunt dat de verdediging het ondervragingsrecht niet heeft kunnen uitoefenen en dat dit in deze zaak cruciaal is nu de aangifte van aangever [slachtoffer 1] ‘sole or decisive’ is. Deze verklaring kan volgens de raadsman slechts worden gebruikt indien er voldoende compenserende factoren aanwezig zijn om het gebrek, het niet horen van de getuige, op te vullen. De raadsman stelt dat er onvoldoende compenserende factoren zijn waardoor de verklaring van aangever [slachtoffer 1] niet gebruikt kan worden als bewijsmiddel. Meer subsidiair heeft de raadsman gesteld dat dat schreeuwen ‘geef me je poen’ en ‘hier met je geld’ niet kan worden gezien als het uitoefenen van geweld of dreigen daarmee. Dit betekent dat vrijspraak dient te volgen nu de tenlastegelegde gedragingen, de desbetreffende bestanddelen niet invullen waardoor het feit kan worden bewezen. Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat ten aanzien van beide feiten, geen sprake is van medeplegen omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd, noch blijkt dat verdachte bewust en nauw met een ander of anderen heeft samengewerkt. Voor een nauwe samenwerking is, indien de rol van verdachte zich tot de fase van de voorbereiding beperkt, vereist dat men intrinsiek betrokken is bij het plan en de uitvoering daarvan. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman nog aangevoerd dat verdachte nimmer heeft ontkend een seksafspraak te hebben gemaakt met aangever [slachtoffer 3] . Wel heeft zij ontkend wetenschap te hebben gehad van het feit dat [slachtoffer 3] afgeperst zou worden. Uit het dossier volgt dat zij meermalen heeft geroepen dat de mannen moesten stoppen en dat zij zich ongemakkelijk voelde bij de situatie in de woning. Voor het WhatsAppgesprek tussen verdachte en medeverdachte in het dossier zijn meerdere interpretaties mogelijk, dus het ondersteunt niet de stelling dat verdachte van plan was om [slachtoffer 3] af te persen. Dat geldt ook voor het bericht waarin cliënte laat weten ‘dat er iemand aankomt’. Het bericht heeft onvoldoende zeggingskracht omdat uit het dossier blijkt dat de betreffende woning bekend stond als prostitutie- en drugspand. Indien de rechtbank wel aanneemt dat verdachte bewust een seksafspraak heeft gemaakt met [slachtoffer 3] met het doel hem te misleiden, dan kan medeplegen niet worden bewezen omdat verdachte geen substantiële bijdrage heeft geleverd aan het strafbare feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1
Op 25 september 2018 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan en daarbij het volgende verklaard:
“(…) via een datingsite een vrouw leren kennen. (…) Ik had met haar afgesproken (…) en zij vertelde me dat haar eigen naam [voornaam van verdachte] was. (…) Ik kreeg van [voornaam van verdachte] haar telefoonnummer zodat wij iets konden afspreken. (…)[Haar telefoonnummer was] [nummer 7] . [2] (…) Ik had een afspraak gemaakt voor 22 september 2018 (…) ik moest dan naar Utrecht (…) komen. (…) Ik zat in de woonkamer op de bank (…). We hadden ongeveer 15 minuten gezellig zitten kletsen toen [voornaam van verdachte] aangaf dat zij naar het toilet moest. Ik zag dat [voornaam van verdachte] opstond, de woonkamer uitliep. Ik zag dat [voornaam van verdachte] terug kwam lopen, het licht van de plafondlamp aan en uit deed en ik hoorde haar zeggen ” kijk een foto van mijn dochter" of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat zij met haar linker arm naar een foto wees die boven op de koelkast stond. Ik zag dat [voornaam van verdachte] weg liep richting het toilet (…) Na ongeveer 5 minuten zag ik dat [voornaam van verdachte] terug de woonkamer in kwam lopen. Ik zag dat er achter haar twee (2) mannen te voorschijn kwamen. Ik hoorde dat de andere man aan [voornaam van verdachte] vroeg " Wie is die vent" of woorden van gelijke strekking. (…) Ik hoorde de ander man tegen mij schreeuwen " Wat moet je met mijn vriendin" of woorden van gelijke strekking. Ik hoorde de man schreeuwen " Hier met je poen" of woorden van gelijke strekking. (…) Ik schrok, ik had toen mijn geld dat ik los in mijn blouse zak had gepakt en gegeven aan de man. Ik heb de man 250 euro gegeven vijf keer 50 euro. [3]
Op 28 december 2018 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan en daarbij het volgende verklaard:
(…) ik zag op internet een advertentie op [naam website] . De dame in kwestie bood een gezellige avond (…) waarna er mogelijk wat seksuele handelingen zouden plaatsvinden. (…) Ik heb van haar uiteindelijk (…) haar telefoonnummer gekregen, dit is: [nummer 7] . (…)Ik zou naar haar thuisadres komen op 28 december 2018 (…) te [woonplaats] . [4] (…) Wij hadden 300 euro per date, per avond afgesproken. Zij wilde meteen 600 euro hebben voor 2 dates. (…) Ik wilde weg gaan. Ik ben naar beneden gelopen en liep de voordeur uit. In de tuin kwamen er in het donker 2 mannen op mij af gelopen. (…) Ik hoorde 1 van de mannen zeggen: "Hey. Waarom ben jij bij mijn vriendin?" Vervolgens voelde ik een klap in mijn flank. Ik voelde dat deze hard en opzettelijk met kracht was. Ik hoorde 1 van de mannen zeggen: "Hier met je geld." (…) Ik heb mijn portemonnee uit mijn broekzak gepakt. Ik wilde het geld eruit pakken, maar voordat ik de kans kreeg graaide ze in mijn portemonnee en haalde daar 310 euro uit. (…) Het begon met een klap in mijn flank of rechterzij. Dit was een vuistslag en flink hard. Ze sloegen nog meer in mijn richting. Ik had zeer sterk het idee dat het een voor opgezet plan was om mij van mijn geld afhandig te maken. Deze mannen wisten dat ik met geld kwam en zij kwamen het van mij afnemen. Ik vermoed dat de dame in het complot zit. [5]
Op 23 november 2018 heeft verbalisant [D] een vordering ex artikel 126n en 136m van het Wetboek van Strafvordering gedaan om gegevens te vorderen horend bij telefoonnummer + [nummer 7] . [6] Uit informatie afkomstig Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie volgt dat nummer [nummer 7] op naam staat van [verdachte] te [woonplaats] . [7]
Verdachte heeft ter terechtzitting -zakelijk weergeven- verklaard:
U vraagt mij of ik de persoon ben die driemaal afgebeeld staat op pagina 118 van het procesdossier. Ja, dat ben ik, die foto’s zijn wel bewerkt. [8]
Overweging
De raadsman heeft betoogd dat de tenlastegelegde gedragingen de bestanddelen niet invullen waardoor het feit niet kan worden bewezen. De rechtbank oordeelt, in tegenstelling tot de raadsman dat de tenlastegelegde gedragingen, namelijk schreeuwen ‘geef me je poen’ en ‘hier met je geld’ gezien de gehele context waarin het feit zich afspeelde, wel valt onder het uitoefenen van dreigen met geweld.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft aangevoerd dat de herkenning van verdachte door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onvoldoende is nu zij niet 100% tot een herkenning komen en verdachte veel gelijkenissen toont met [E] , waardoor het door de verdediging gestelde alternatieve scenario dat [E] de persoon is waarmee aangever [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een afspraak hadden gemaakt, aannemelijk is. De rechtbank heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting gevraagd aan verdachte of zij de persoon is op de foto’s, weergeven op pagina 118 van het procesdossier. Verdachte heeft bevestigd dat zij de persoon is op de getoonde foto’s. Aangever [slachtoffer 2] heeft een foto overgelegd van de persoon waarmee hij een afspraak gehad op 28 december 2018. Deze foto staat weergeven op pagina 19 van het dossier. Aangever [slachtoffer 1] heeft een foto gestuurd van de persoon waarmee hij op 22 september 2018 een afspraak heeft gemaakt. Deze foto staat op pagina 35 van het dossier en ook, in groter formaat afgebeeld op pagina 43. De rechtbank stelt dat, als deze foto’s van beide aangevers naast elkaar worden gelegd deze gelijkenissen vertonen. De rechtbank doelt hiermee vooral op de vorm van de wenkbrauwen en het in het oog springende haarbandje. Deze zijn zeer gelijk -zo niet identiek- aan elkaar. Worden deze twee foto’s naast de foto’s op pagina 118 gelegd, waarvan verdachte heeft verklaard dat zij de persoon is die op die foto’s staat afgebeeld, benadrukt de rechtbank wederom dat gelijk ogende haarbandje en de vorm van de wenkbrauwen op de eerste foto staat weergegeven. Ook neemt de rechtbank mee in haar oordeel dat op pagina 108 van het dossier een herkenning van verdachte door de aangever van feit 2 wordt gedaan aan de hand van precies dezelfde foto die door aangever [slachtoffer 2] is verstuurd aan de politie. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat het op de weg van de verdediging had gelegen om een foto van die [E] te overleggen aan de rechtbank om het alternatieve scenario te onderbouwen. De enkele verklaring dat [E] sterk lijkt op verdachte is -zonder dat dit door de rechtbank kan worden getoetst- niet voldoende. De afgelegde verklaring door verdachte ter zitting, dat zij wel de persoon is die afgebeeld op pagina 118, strookt niet met het geschetste alternatieve scenario. Tot slot neemt de rechtbank mee in haar oordeel dat beide aangevers hebben verklaard verdachte te herkennen op de foto. Dat zij niet komen tot een 100% herkenning doet niet af aan de betrouwbaarheid omdat de foto’s bewerkt zijn. Daarbij stellen twee verbalisanten ambtshalve vast dat zij verdachte herkennen op de desbetreffende foto. De rechtbank acht, alles in onderlinge samenhang bezien, het alternatieve scenario dat is geschetst door de verdediging niet aannemelijk en oordeelt dat het verdachte is die wordt weergegeven op de foto’s. Dit oordeel strekt daarmee ook tot de verwerping van de lezing dat de dochter van verdachte het desbetreffende telefoonnummer gebruikt waardoor [E] en de ex van verdachte ook de mogelijkheid hadden om dit telefoonnummer te gebruiken. Deze verklaring is in het licht van de overige bewijsmiddelen geheel niet aannemelijk geworden.
De raadsman heeft bepleit dat de verklaring van [slachtoffer 1] niet mag worden gebruikt voor het bewijs nu dit een ‘sole or decisive’ verklaring betreft. De rechtbank gaat hier niet mee in dit verweer omdat, naast de verklaring van aangever [slachtoffer 1] , meer bewijsmiddelen aanwezig zijn in het dossier waardoor de verklaring van [slachtoffer 1] niet kan worden gekwalificeerd als ‘sole or decisive’ verklaring.
De raadsman heeft aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd, of dat zij bewust en nauw met een ander of anderen heeft samengewerkt. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De vraag of aan deze eis is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank acht, in tegenstelling tot de raadsman, wel bewezen dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank leidt uit het dossier af dat, naar aanleiding van de aangifte van [slachtoffer 2] , verdachte en aangever aan het begin van hun date niet eens werden over het te betalen bedrag. [slachtoffer 2] verklaarde dat hij vervolgens naar beneden is gelopen en, direct bij de voordeur, geconfronteerd werd met twee mannen. Eén van deze manen riep direct naar aangever, welke al buiten stond: “Waarom ben jij bij mijn vriendin?”. Aangever werd vervolgens direct is geslagen door één van de mannen en direct gevraagd naar het geld. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de mannen wetenschap hebben gehad van de afspraak, waarbij het verdachte moet zijn geweest die deze mannen heeft ingelicht. Dit geldt ook in de zaak van [slachtoffer 1] waarbij, kijkend naar de aangifte, wordt aangeven dat verdachte het licht aan en uit doet en vervolgens kort daarna, twee mannen achter verdachte aan liepen en de woonkamer inkwamen. Ook in die zaak werd direct gevraagd naar het geld. Beide situaties, in onderlinge samenhang bezien, vertonen grote gelijkenis. Verdachte maakt een afspraak met mannen om tegen betaling seks te hebben, waarna deze mannen door plotseling verschijnende derden van hun geld worden beroofd met geweld en/of dreiging van geweld. Verdachte speelt hierin een belangrijke rol die, tot aan de daadwerkelijke beroving, wel van voldoende gewicht is geweest. Doordat verdachte de mannen, die in het bezit zijn van een groot bedrag aan contant geld, uitnodigt om naar haar woning komen en vervolgens, op welke manier dan ook, medeverdachte(n) inlicht, zodat deze de mannen onder bedreiging het geld afnemen, maakt dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking waardoor wel gesproken kan worden van medeplegen. De rechtbank acht derhalve het eerste ten laste gelegde feit bewezen.
Feit 2
Op 9 februari 2019 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan en daarbij het volgende verklaard:
“[ik] wilde ik graag afspreken met een dame om seks te hebben. (…) [Ik] besloot via het internet opzoek te gaan naar betaalde seks. Ik deed dit via de website [naam website] . (…) Ik zag dat de vrouw (…) zichzelf aanbood om seks te hebben. (…) Vervolgens ging ik met haar chatten en zij stelde zich voor als [bijnaam van verdachte] . (…) besloot toen via de WhatsApp verder te gaan met het contact. Ik heb [bijnaam van verdachte] gebeld via WhatsApp en gewoon via mijn telefoon (…) Vervolgens kreeg enkele minuten later een berichtje op mijn WhatsApp van [bijnaam van verdachte] met het adres waar ik moest zijn (…) op 9 februari 2019, kwam ik aan te Utrecht. [9] Ik hoorde dat zij zich ook echt als [bijnaam van verdachte] aan mij voorstelde en zag dat haar profielfoto van [naam website] overeen kwam. (…) Ik zag dat [bijnaam van verdachte] geen sleutel had van de deur en dat zij aanbelde. Vervolgens zag ik dat de voordeur openging en dat er een man stond. (…) Ik hoorde dat de man zei: "Wat doe je hier, wat doe je met mijn zusje". Ik ging er vanuit dat dit de broer van [bijnaam van verdachte] was aangezien hij haar zijn zusje noemde. Ik zei dat ik met haar wilde chillen. Ik hoorde dat hij toen zei: ''meekomen naar binnen, meekomen naar binnen." Ik wilde toen weglopen maar ik zag dat de man mijn rechterarm vastpakte waardoor ik niet weg kon komen. Ik voelde dat hij mij mee naar binnen trok. Ik kon nergens heen dus ik moest wel mee naar binnen. (…) Vervolgens duwde de broer van [bijnaam van verdachte] mij op de bank. Ik hoorde dat hij zijn stem verhief en begon te schreeuwen: "Heb jij met mijn zusje afgesproken om seks met haar te hebben?" (…) hoeveel moest je haar betalen?!" [10] (…) Vervolgens hoorde ik dat hij schreeuwde: "Je maakt nu vijfhonderd (500) euro over!" Ik heb toen direct met 112 gebeld. (…) Vervolgens zag en voelde ik dat de broer mij op mijn hoofd sloeg. Ik zag en voelde dat hij mij tweemaal met zijn rechtervuist rechts bovenop mijn hoofd sloeg. De twee (2) klappen die ik kreeg deden erg veel pijn. Ook hield ik aan de mishandeling letsel over in de vorm van, twee (2) bulten op mijn hoofd, een bloed uitstorting, schaafwond en hoofdpijn. Ik zag toen dat die oudere man ook naar mij toe kwam. Ik zag dat de oudere man zijn rechter vuist balde. Ik zag dat de oudere man met zijn rechtervuist mij op mijn linkerschouder sloeg. Direct na de klap voelde ik pijn in mijn linkerschouder. [11]
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 11 februari 2019, opgesteld door [A] , volgt het volgende:
(…)
aangever [slachtoffer 3] [is] op 11 februari 2019 (…) aanvullend gehoord. In het kort verklaarde hij als volgt: (…) U toont mij een afbeelding van foto 2 [de rechtbank begrijpt: verdachte]. Die vrouw herken ik als de vrouw die ik ontmoet heb bij de [straatnaam] maardeze foto is duidelijk bewerkt. Zij is met zekerheid de vrouw die ik daar ontmoet heb
. [12] Uit het relaas volgt dat foto’s van verdachte zijn getoond aan [slachtoffer 3] . [13]
U vraagt mij waar de vrouw is gebleven toen ik naar binnen werd getrokken. Die vrouw
is ook de gehele tijd in die woning geweest en heeft gezien hoe ik geslagen werd. (…) [Ik]
stond tegenover 3 mannen en was doodsbang dat ik de woning niet levend uit zou komen. [14]
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 9 februari 2019, opgesteld door [B] volgt:
“op 9 februari 2019 hoorde [ik] dat er een melding werd door gegeven (…) dat er op dat moment een man met 112 had gebeld die mogelijk belaagd werd. Er was geen gesprek met deze man met de 112 centrale, maar op de achtergrond was te horen dat er een flinke discussie gaande was en dat er geroepen werd: "Maak het geld over nu, nu!" [15]
Op 10 juli 2019 heeft [slachtoffer 3] verklaard bij de rechter-commissaris:
(…) toen ik boven kwam werd het overgenomen door de mannen.Ze [de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ] was wel in de kamer. (…)
Ze was aanwezig in de kamer. . [16]
Verdachte heeft ter terechtzitting -zakelijk weergeven- verklaard:
mijn bijnaam is [bijnaam van verdachte] , ik heb op 9 februari 2019 afgesproken met [slachtoffer 3] te Utrecht. [17]
Bewijsmiddelen ten aanzien van het medeplegen
In het procesdossier bevinden zich WhatsAppgesprekken tussen verdachte en, voor de rechtbank, onbekend gebleven personen. Voor de leesbaarheid van het vonnis zijn de gebruikte WhatsAppgesprekken voor het bewijs, genummerd:
I. een WhatsAppgesprek tussen [bijnaam van verdachte] en nummer [nummer 4] :
06-02-19 14:10 - + [nummer 4] : Hoi, [..] uit [plaatsnaam 1]
06-02-19 14:16- [bijnaam van verdachte] ©: Hallo [..] Over welke dag heb je het (…) Ik ben een beetje selectief met de mannen die reageren voor mijn eigen veiligheid. Ik ben geen professionele seks werkster zoals in mijn advertentie Ik wil voor mezelf niet de ene naar de andere (…)
07-02-19 12:05 - [bijnaam van verdachte] ©: Wil je straks nog komen
2:05 - [bijnaam van verdachte] ©: Geef het even door dan kan ik mijn dag indelen. Kusss
07-02-19 10:11 - [bijnaam van verdachte] ©: Zullen we nog een foto ruilen en hoe laat wil je vandaag afspreken. [18]
II. een WhatsAppgesprek tussen [bijnaam van verdachte] en nummer [nummer 5] :
08-02-19 21:19-+ [nummer 5] : Hoi Boefje met [....] (…)
08-02-19 21:40 - [bijnaam van verdachte] ©: Mag ik een foto en vragen hoe oud je bent
08-02-19 21:51 - + [nummer 5] : (…) alles wat je doet voor deze prijs dan 250 euro dan kan ik morgen avond rond deze tijd bij jou zijn 23:30 uur
1:52 - [bijnaam van verdachte] ©: Nee sorry 300 is 300 [19]
III. een WhatsAppgesprek tussen [bijnaam van verdachte] en nummer [nummer 6] :
08-02-19 19:05 -+ [nummer 6] : Hey. Wat een heerlijk ondeugend oproepje
08-02-19 19:05 - + [nummer 6] : Heb je vanavond al plannen? Zin om af te spreken met een nl man van eind 30?
08-02-19 20:31 - [bijnaam van verdachte] ©: Nee ik heb nog geen plannen (…) [20]
08-02-19 21:21 - + [nummer 6] : Anyway..voor vanavond gaat het hem denk ik niet meer worden. [21]
IV. een WhatsAppgesprek tussen [bijnaam van verdachte] en nummer [nummer 3] :
08-02-19 19:08 - + [nummer 3] : Hoi hier met [......] Ik zie je advertentsie
08-02-19 19:24 - [bijnaam van verdachte] ©: Wat leuk dat je reageert Ik ben tot 8 uur druk daarna heb ik alle tijd
08-02-19 21:20 - [bijnaam van verdachte] ©: Ik wil om 11 uur afspreken (…)
08-02-19 21:20 - [bijnaam van verdachte] ©: En ik woon op de [straatnaam] [22]
08-02-19 22:17-+ [nummer 3] : Ik rij nu aan [23]
08-02-19 23:01 - [bijnaam van verdachte] ©: Ik ben er klaar voor
08-02-19 23:01 -+ [nummer 3] : Bijna
08-02-19 23:01 - [bijnaam van verdachte] ©: Oki
08-02-19 23:01 - [bijnaam van verdachte] ©: Hoelang
08-02-19 23:01 - [bijnaam van verdachte] ©: Ongeveer
08-02-19 23:02 - [bijnaam van verdachte] ©: Ben nerveus
08-02-19 23:02 - [bijnaam van verdachte] ©: Hihi
08-02-19 23:02 -+ [nummer 3] : 10 minuten
08-02-19 23:02 - [bijnaam van verdachte] ©: Oki
08-02-19 23:39 - + [nummer 3] : Dit bericht is verwijderd
08-02-19 23:40-+ [nummer 3] : Dat ging volgens mij niet goed
08-02-19 23:42-+ [nummer 3] : Wat is er aan de hand
08-02-19 23:44-+ [nummer 3] : Ik ben niet kwaad op je mar nu heb je wel wat uit te leggen natuurlijk [24]
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 4 maart 2019, opgesteld door [C] volgt:
Het Digitaal Platform had de computer en de telefoon onderzocht die afkomstig waren uit de woning van [verdachte] (…) Bijzonderheden uit de telefoon: (…) het nummer + [nummer 2] bleek (…) op naam staan van [medeverdachte] . (..) Het WhatsApp gesprek tussen aangever [slachtoffer 3] en de telefoon van verdachte [verdachte] (…)[weergegeven onder 6.]
Een WhatsApp gesprek tussen de telefoon van verdachte [verdachte] en de telefoon van verdachte [medeverdachte][weergegeven onder 5.]
. [25]
V. een WhatsAppgesprek tussen [bijnaam van verdachte] en [nummer 2] :
WhatsApp-chat met [voornaam van medeverdachte] - [nummer 2] [de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ]
08-02-19 23:03 - [bijnaam van verdachte] ©: Hij is er met 10 minuten (…)
08-02-19 23:04 - [bijnaam van verdachte] ©: Je moet weten dat ik zoveel van je hou vind het echt niet ofje tegen mij doet als die vrouw er is wat is dat toch zo vind het lastig dit 08-02-19 23:04 - [bijnaam van verdachte] ©: Ik zie je zo lieffie
08-02-19 23:12 - [bijnaam van verdachte] ©: Hij is er dus opgelet bel je zo
VI. een WhatsAppgesprek tussen [bijnaam van verdachte] en nummer [nummer 1] [de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3] ]
08-02-19 21:17 - + [nummer 1] : Ik zag je advertentie
08-02-19 22:15 - [bijnaam van verdachte] © Kunnen vandaag wel afspreken maar dan wel pas om 1 uur
08-02-19 22:48- [bijnaam van verdachte] ©: Ik kom niet naar jou maar jij kan erbij komen Ik heb een eigen huis en ziet er leuk uit (…)
08-02-19 22:54 - [bijnaam van verdachte] ©: Kan je 12 uur
08-02-19 22:55-+ [nummer 1] : Jawel
08-02-19 23:43 - [bijnaam van verdachte] ©: [straatnaam]
09-02-19 00:19-+ [nummer 1] : Ben er bijna
09-02-19 00:28-+ [nummer 1] : Kom je naar buiten?
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging
De verdediging heeft aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen omdat verdachte primair niet wist dat er geweld uitgeoefend zou worden op [slachtoffer 3] of zou worden gedreigd. Subsidiair is aangevoerd, indien wel tot een bewezenverklaring wordt gekomen, dat de rol van verdachte niet substantieel is geweest. Nu medeplichtigheid niet ten laste is gelegd dient verdachte te worden vrijgesproken. De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat wel sprake is van medeplegen.
De rechtbank leidt uit de bovenstaande bewijsmiddelen (I tot met IV) af dat verdachte op 8 februari 2019 met meerdere mensen contact heeft gehad voor het hebben van een, zoals de rechtbank dit kwalificeert, seksdate voor geld. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij slechts met [slachtoffer 3] contact heeft gehad voor een seksdate, dat zij dit niet eerder heeft gedaan en zij in een gekke bui was. De rechtbank acht de verklaring, gelet op de WhatsAppgesprekken in het dossier, niet geloofwaardig. Gelet op de tijdstippen waarop deze WhatsAppgesprekken hebben plaatsgevonden, leidt de rechtbank af dat verdachte op 8 februari 2019, dicht op het tenlastegelegde feit namelijk 9 februari 2019, met verschillende mensen contact heeft gehad voor een seksdate. Uit het weergeven WhatsAppgesprek onder IV, volgt volgens de rechtbank dat verdachte een afspraak had gemaakt met een voor de rechtbank onbekend gebleven persoon (nummer [nummer 3] ). Uit het WhatsAppgesprek, weergegeven onder bewijsmiddel VI, leidt de rechtbank af dat verdachte, vooral gelet op de tijdstippen, gelijktijdig ook een afspraak heeft gemaakt met [slachtoffer 3] . Op basis van de aangifte van [slachtoffer 3] , en ook de verklaring van verdachte zelf, stelt de rechtbank vast dat aangever [slachtoffer 3] naar verdachte is gegaan en dat zij elkaar daadwerkelijk hebben ontmoet. Uit het WhatsAppgesprek met de onbekend gebleven persoon leidt de rechtbank wel af dat verdachte met deze persoon rond 23:01 uur een afspraak had gemaakt. Uit het gesprek volgt dat die persoon tegen verdachte om 23.02 uur zegt dat hij met ongeveer 10 minuten zou arriveren. Uit dat verder gesprek valt verder af te leiden dat er iets niet goed is gegaan en dat verdachte niet boos is op die persoon. De rechtbank leest dit gehele WhatsAppgesprek met nummer [nummer 3] in samenhang met WhatsAppgesprek tussen verdachte en medeverdachte, weergeven onder V. Verdachte zegt om 23:03 uur tegen medeverdachte dat ‘hij’ er met 10 minuten is en om 23:12 uur, bijna 10 minuten later, appt zei: “hij is er dus opgelet bel je zo”
De rechtbank heeft verdachte vragen gesteld over het chatgesprek tussen haar en haar medeverdachte. Zij heeft ter zitting verklaard dat dit gesprek over de drugsdealer ging die rond 23.00 uur zou komen. De rechtbank acht deze verklaring, gelet op de inhoud van dat WhatsAppgesprek, in onderlinge samenhang bezien met het WhatsAppgesprek dat is weergeven onder V, ongeloofwaardig. De rechtbank neemt, in tegenstelling tot het verhaal van verdachte, aan dat zij tegen haar medeverdachte heeft gezegd dat de desbetreffende persoon waarmee zij mee had afgesproken met 10 minuten zou arriveren, verdachte geeft middels dit WhatsAppgesprek concrete informatie over de aankomsttijd van die desbetreffende persoon.
Verdachte heeft over de afspraak met [slachtoffer 3] ter zitting verklaard dat die afspraak geheim was, medeverdachte hier niets van afwist, vanwege het feit dat zij en medeverdachte een relatie hebben, en dat in beginsel niemand van die afspraak af wist. De rechtbank vindt die verklaring van verdachte, gelet op de inhoud van de hierboven opgenomen WhatsApp gesprekken ongeloofwaardig. De rechtbank leidt uit de aangifte van [slachtoffer 3] af dat, toen hij eenmaal gearriveerd was op de afgesproken locatie, verdachte hem heeft begeleid naar een woning waar zij moest aanbellen. Zij had zelf geen sleutel. De man die open deed begon direct te schreeuwen tegen de aangever, waarna hij door die man de woning werd ingetrokken. De rechtbank neemt hier ook in mee dat verdachte tegen [slachtoffer 3] om 22:48 uur in het WhatsAppgesprek heeft gezegd dat zij niet wilde afspreken bij hem. Het zou voor haar niet veilig zijn om bij een ander af te spreken. Zij verklaarde dat zijn een eigen huis had, en wilde dus bij haar thuis afspreken. Verdachte heeft ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting een verklaring afgelegd over hoe de afspraak met [slachtoffer 3] is verlopen. Zij heeft verklaard dat zij al een tijd ‘gezellig’ is geweest met hem in die woning, en dat zij op een gegeven moment kabaal hoorde en dat toen, voor haar, onbekende mannen daar plots waren. Verder heeft zij verklaard dat ze niet de woonkamer is geweest omdat zij dit niet durfde en dat zij al die tijd in de gang is gebleven. Gelet op hetgeen aangever [slachtoffer 3] in zijn aangifte heeft verklaard, en ook later bij de rechter-commissaris, acht de rechtbank de verklaring van verdachte niet aannemelijk.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van verdachte ter zitting op veel punten tegenstrijdig is met de bewijsmiddelen in het dossier. Daarentegen vindt het verhaal van [slachtoffer 3] in andere -meer objectieve- bewijsmiddelen steun. De rechtbank acht, alles in onderlinge samenhang bezien, bewezen dat verdachte op 9 februari 2019 getracht heeft om een willekeurig persoon te bewegen om op die bewuste avond af te spreken voor een seksdate tegen betaling, waarvan dhr. [slachtoffer 3] uiteindelijk slachtoffer is geworden. Verdachte heeft dit samen met haar medeverdachte gedaan door informatie te geven over de persoon die zou arriveren, af te spreken in een woning die niet van haar was en waarvan vast staat dat daar in ieder geval al andere personen aanwezig waren. Nadat [slachtoffer 3] eenmaal in de woning was, heeft verdachte geen prominente rol gespeeld. Uit het dossier volgt dat haar medeverdachte de aangever heeft geslagen en onder dreiging van geweld heeft afgeperst. Verdachte heeft, ondanks dat zij hier anders over heeft verklaard, zich niet gedistantieerd van de situatie. Zij was al die tijd ook in de woning aanwezig. Dit maakt dat de rechtbank bewezen acht dat er sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte. Zonder de handelingen van verdachte, had er immers geen afpersing kunnen plaatsvinden. Dat zij uiteindelijk in de woning geen rol heeft gehad die substantieel is geweest, zoals de raadsman stelt, doet hier niet aan af. De rechtbank acht derhalve het tweede ten laste gelegde feit bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 in de periode 22 september 2018 tot en met 28 december 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging een of meer anderen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en of [slachtoffer 2] of aan een derde, toebehoorde, door
- met deze [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] af te spreken voor een (seks) date;
- deze [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] mee te nemen naar een woning;
- in of buiten de woning deze [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te benaderen en tegen hen te schreeuwen (o.a.) hier met je geld en Hier met je poen;
feit 2 op 9 februari 2019 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en haar mededader voorgenomen misdrijf met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van 500 euro, die geheel aan die [slachtoffer 3] toebehoorde hebbende verdachte en/of zijn mededader(s):
- een afspraak (voor seks) met deze [slachtoffer 3] heeft gemaakt;
- [slachtoffer 3] heeft meegenomen naar een woning;
- heeft geschreeuwd je maakt nu 500 euro over;
- deze [slachtoffer 3] (meermalen) heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1: medeplegen van afpersing, meermalen gepleegd;
feit 2: medeplegen van poging tot afpersing.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 14 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling, middelencontrole, opname in een zorginstelling, locatiegebod, contactverbod, meewerken aan dagbesteding. Tot slot vordert de officier van justitie elektronische controle voor de duur van 7 maanden.
De officier van justitie heeft rekening gehouden met de richtlijn van het Openbaar Ministerie in soortgelijke zaken. Daarnaast heeft zij de aard van de bewezenverklaarde feiten in haar eis meegenomen. Verdachte heeft samen met anderen, slachtoffers geld afhandig gemaakt of proberen afhandig te maken door hen angst aan te jagen en fysiek pijn te doen. De officier van justitie ziet geen strafverminderende omstandigheden waar rekening mee kan worden gehouden. De rol van verdachte is groter geweest dan van haar medeverdachte, hiermee wordt rekening gehouden in de strafmaat.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, indien toch tot een bewezenverklaring en strafoplegging wordt gekomen, rekening te houden met de beperkte rol van verdachte in het feitencomplex. Daarnaast was verdachte verslaafd aan GHB in de periode waarop de tenlastegelegde feiten zien. Verdachte is inmiddels niet meer verslaafd aan de GHB, de raadsman verzoekt derhalve het doorbreken van slechte patronen mee te nemen in de strafoplegging. Tot slot wijst de raadsman erop dat verdachte geen relevante antecedenten heeft.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft, samen met een of meer anderen, een drietal slachtoffers afgeperst of proberen af te persen waarbij geweld is toegepast of gedreigd is met geweld. Verdachte heeft meerdere mannen naar een locatie gelokt door het maken van afspraken om tegen betaling, seks te hebben. De slachtoffers die daadwerkelijk naar haar zijn toe gekomen, zijn vervolgens door een of meer mannen bewogen, door toepassing van geweld of dreiging van geweld, geld af te geven. Verdachte heeft door samen te werken met medeverdachte(n) een belangrijke rol gehad in het feitencomplex. De rechtbank houdt ook rekening met het gegeven dat dit soort feiten, gezien de context waarin die zich afspelen, doorgaans niet aan het licht komen omdat slachtoffers door schaamte of angst ervoor kiezen geen aangifte te doen. Verdachte heeft samen met haar medeverdachte(n) misbruik gemaakt van de zwakkere positie van deze mannen. De rechtbank rekent de verdachte deze feiten dan ook zwaar aan. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak niet volstaan kan worden met een andere dan vrijheidsbenemende straf.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafoplegging kennisgenomen van de justitiële documentatie van 15 juni 2019. Verdachte is niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld. De rechtbank houdt in de strafoplegging hier verder niet in strafverzwarende of strafverminderde zin rekening mee. De rechtbank heeft ook kennis genomen van verslagen van de reclassering in het dossier, in het bijzonder het reclasseringsverslag van 21 mei 2019, opgesteld door mevrouw [G] en het laatste voortgangsverslag van [naam instelling] , van 16 juli 2019 opgesteld door mevrouw [H] . De rechtbank leidt uit alle informatie omtrent de persoon van verdachte af dat hulp en behandeling noodzakelijk is, zeker gezien de verslaving van verdachte. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat zij niet meer GHB-verslaafd is. De rechtbank ziet echter, gelet op de rapporten en hetgeen mevrouw [I] , reclasseringswerker, heeft verklaard tijdens het onderzoek ter terechtzitting, zorgwekkende signalen ten aanzien van de verslaving van verdachte. De rechtbank acht, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en voornoemd reclasseringsadvies, dat het opleggen van bijzondere voorwaarden wenselijk en noodzakelijk is. Op deze manier kan verdachte hulp worden geboden bij het oplossen van haar verslaving en andere problemen waardoor recidive van (soortgelijke) strafbare feiten in te toekomst hopelijk worden voorkomen.
De rechtbank ziet verder geen redenen om af te wijken van de eis van de officier van justitie. De rechtbank acht daarom, alles afwegende, een gevangenisstraf van 14 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden. Daarbij worden de volgende bijzondere voorwaarden, zoals beschreven in het reclasseringsrapport opgelegd: meldplicht, ambulante behandeling, middelencontrole, opname in een zorginstelling, contactverbod met [medeverdachte] , meewerken aan dagbesteding. De rechtbank acht het beschreven locatiegebod niet noodzakelijk, evenals de gevorderde elektronische controle voor de duur van 7 maanden door de officier van justitie.

9.BENADEELDE PARTIJ

Dhr. [slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een totaalbedrag van € 2403, 61. Dit bedrag bestaat uit € 1153,61 materiële schade en € 1250,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om toewijzing van het gehele bedrag aan materiële schade en immateriële schade.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schadepost niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu de vernieling van de mobiele telefoon niet aan verdachte ten laste is gelegd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade – mobiele telefoon
De rechtbank zal de benadeelde partij dhr. [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk verklaren in de gevorderde materiële schade nu niet, althans onvoldoende is gebleken van een direct verband tussen de gestelde schade en onder feit 2 bewezen verklaarde feit. Immers, de vernieling van de mobiele telefoon is niet ten laste gelegd aan verdachte.
Materiële schade – medische kosten
De rechtbank zal de benadeelde partij dhr. [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu de vordering ten aanzien van deze schadepost niet voldoende is onderbouwd. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek brengt, voor zover voor de beoordeling van belang, mee dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien hij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank acht bewezen dat verdachte, samen met een ander, door middel van het gebruik van geweld en dreiging met geweld heeft afgeperst. De benadeelde partij heeft hierdoor letsel opgelopen, daarmee is door verdachte rechtstreeks immateriële schade toegebracht. De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. Gelet op door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, wijst de rechtbank de door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding van € 750,00 toe,
te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 februari 2019 tot de dag van volledige betaling.De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het resterende deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor het overige deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank, gelet op artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, ten behoeve van dhr. [slachtoffer 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 750,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 februari 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 15 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft. De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Hoofdelijkheid
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met haar mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 47, 57, 63, , 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 14 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
 binnen 3 dagen na invrijheidstelling moet melden bij [naam instelling] op het adres [adres] te [plaatsnaam 2] . Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
 verplicht dient mee te werken aan ambulante behandeling door de afdeling Forensisch Ambulante Zorg van [naam instelling] of een soortgelijke instelling, waarbij zij zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Bij overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek voor maximaal zeven weken;
 meewerkt aan controle van het gebruik van drugs, waaronder GHB om het middelengebruik te beheersen. Verdachte werkt mee aan urinecontroles zoveel en zolang de reclassering dat nodig acht;
 verplicht, indien de reclassering dit nodig acht, is om zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling voor maximaal twaalf maanden te laten opnemen in een intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
 zich onthoudt van, zowel direct als indirect, contact met [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ;
 samen met de reclassering onderzoekt welke mogelijkheden er voor haar zijn met betrekking tot een dagbesteding;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering ten aanzien van de immateriële schade van de benadeelde partij dhr. [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 750,00;
  • verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 750,00 aan immateriële schade te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 februari 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 15 dagen hechtenis;
- veroordeelt verdachte
hoofdelijktot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 februari 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mrs. E.H.M. Druijf en E.W.A. Vonk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M.F. Deug griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 augustus 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. zij in of omstreeks de periode 22 september 2018 tot en met 9 februari 2019 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en of [slachtoffer 2] of aan een derde, toebehoorde, door
- met deze [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] af te spreken voor een (seks) date
- deze [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] mee te nemen naar een woning
- in of buiten de woning deze [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te benaderen en tegen hen te schreeuwen (o.a. Hier met je geld en/of Hier met je poen);
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
2 zij, op of omstreeks 9 februari 2019 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van 500 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3] of aan een derde toebehoorde
- een afspraak (voor seks) met deze [slachtoffer 3] heeft gemaakt
- [slachtoffer 3] heeft meegenomen naar een woning
- heeft geschreeuwd je maakt nu 500 euro over
- deze [slachtoffer 3] (meermalen) heeft geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 mei 2019 en 15 mei 2019, genummerd PL0900-2019074244, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland District [.] , basisteam [.] , doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 417. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 16.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 17.
4.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 30.
5.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 31.
6.Een geschrift, te weten een vordering verstrekking gebruikersgegevens, pagina 24.
7.Een geschrift, te weten antwoord details afdrukrapport van het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie, pagina 25.
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 juli 2019.
9.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , pagina 93.
10.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , pagina 94.
11.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , pagina 95.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 108.
13.Een proces-verbaal van relaas, pagina 6.
14.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 108.
15.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 102.
16.een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris, pagina 3.
17.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 juli 2019.
18.Een geschrift, te weten een kopie van een WhatsAppgesprek, pagina 200.
19.Een geschrift, te weten een kopie van een WhatsAppgesprek, pagina 203.
20.Een geschrift, te weten een kopie van een WhatsAppgesprek, pagina 204.
21.Een geschrift, te weten een kopie van een WhatsAppgesprek, pagina 209.
22.Een geschrift, te weten een kopie van een WhatsAppgesprek, pagina 237.
23.Een geschrift, te weten een kopie van een WhatsAppgesprek, pagina 239.
24.Een geschrift, te weten een kopie van een WhatsAppgesprek, pagina 240.
25.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 145.