4.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Op 25 september 2018 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan en daarbij het volgende verklaard:
“(…) via een datingsite een vrouw leren kennen. (…) Ik had met haar afgesproken (…) en zij vertelde me dat haar eigen naam [voornaam van verdachte] was. (…) Ik kreeg van [voornaam van verdachte] haar telefoonnummer zodat wij iets konden afspreken. (…)[Haar telefoonnummer was] [nummer 7] .(…) Ik had een afspraak gemaakt voor 22 september 2018 (…) ik moest dan naar Utrecht (…) komen. (…) Ik zat in de woonkamer op de bank (…). We hadden ongeveer 15 minuten gezellig zitten kletsen toen [voornaam van verdachte] aangaf dat zij naar het toilet moest. Ik zag dat [voornaam van verdachte] opstond, de woonkamer uitliep. Ik zag dat [voornaam van verdachte] terug kwam lopen, het licht van de plafondlamp aan en uit deed en ik hoorde haar zeggen ” kijk een foto van mijn dochter" of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat zij met haar linker arm naar een foto wees die boven op de koelkast stond. Ik zag dat [voornaam van verdachte] weg liep richting het toilet (…) Na ongeveer 5 minuten zag ik dat [voornaam van verdachte] terug de woonkamer in kwam lopen. Ik zag dat er achter haar twee (2) mannen te voorschijn kwamen. Ik hoorde dat de andere man aan [voornaam van verdachte] vroeg " Wie is die vent" of woorden van gelijke strekking. (…) Ik hoorde de ander man tegen mij schreeuwen " Wat moet je met mijn vriendin" of woorden van gelijke strekking. Ik hoorde de man schreeuwen " Hier met je poen" of woorden van gelijke strekking. (…) Ik schrok, ik had toen mijn geld dat ik los in mijn blouse zak had gepakt en gegeven aan de man. Ik heb de man 250 euro gegeven vijf keer 50 euro.
Op 28 december 2018 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan en daarbij het volgende verklaard:
(…) ik zag op internet een advertentie op [naam website] . De dame in kwestie bood een gezellige avond (…) waarna er mogelijk wat seksuele handelingen zouden plaatsvinden. (…) Ik heb van haar uiteindelijk (…) haar telefoonnummer gekregen, dit is: [nummer 7] . (…)Ik zou naar haar thuisadres komen op 28 december 2018 (…) te [woonplaats] .(…) Wij hadden 300 euro per date, per avond afgesproken. Zij wilde meteen 600 euro hebben voor 2 dates. (…) Ik wilde weg gaan. Ik ben naar beneden gelopen en liep de voordeur uit. In de tuin kwamen er in het donker 2 mannen op mij af gelopen. (…) Ik hoorde 1 van de mannen zeggen: "Hey. Waarom ben jij bij mijn vriendin?" Vervolgens voelde ik een klap in mijn flank. Ik voelde dat deze hard en opzettelijk met kracht was. Ik hoorde 1 van de mannen zeggen: "Hier met je geld." (…) Ik heb mijn portemonnee uit mijn broekzak gepakt. Ik wilde het geld eruit pakken, maar voordat ik de kans kreeg graaide ze in mijn portemonnee en haalde daar 310 euro uit. (…) Het begon met een klap in mijn flank of rechterzij. Dit was een vuistslag en flink hard. Ze sloegen nog meer in mijn richting. Ik had zeer sterk het idee dat het een voor opgezet plan was om mij van mijn geld afhandig te maken. Deze mannen wisten dat ik met geld kwam en zij kwamen het van mij afnemen. Ik vermoed dat de dame in het complot zit.
Op 23 november 2018 heeft verbalisant [D] een vordering ex artikel 126n en 136m van het Wetboek van Strafvordering gedaan om gegevens te vorderen horend bij telefoonnummer + [nummer 7] .Uit informatie afkomstig Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie volgt dat nummer [nummer 7] op naam staat van [verdachte] te [woonplaats] .
Verdachte heeft ter terechtzitting -zakelijk weergeven- verklaard:
U vraagt mij of ik de persoon ben die driemaal afgebeeld staat op pagina 118 van het procesdossier. Ja, dat ben ik, die foto’s zijn wel bewerkt.
Overweging
De raadsman heeft betoogd dat de tenlastegelegde gedragingen de bestanddelen niet invullen waardoor het feit niet kan worden bewezen. De rechtbank oordeelt, in tegenstelling tot de raadsman dat de tenlastegelegde gedragingen, namelijk schreeuwen ‘geef me je poen’ en ‘hier met je geld’ gezien de gehele context waarin het feit zich afspeelde, wel valt onder het uitoefenen van dreigen met geweld.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft aangevoerd dat de herkenning van verdachte door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onvoldoende is nu zij niet 100% tot een herkenning komen en verdachte veel gelijkenissen toont met [E] , waardoor het door de verdediging gestelde alternatieve scenario dat [E] de persoon is waarmee aangever [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een afspraak hadden gemaakt, aannemelijk is. De rechtbank heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting gevraagd aan verdachte of zij de persoon is op de foto’s, weergeven op pagina 118 van het procesdossier. Verdachte heeft bevestigd dat zij de persoon is op de getoonde foto’s. Aangever [slachtoffer 2] heeft een foto overgelegd van de persoon waarmee hij een afspraak gehad op 28 december 2018. Deze foto staat weergeven op pagina 19 van het dossier. Aangever [slachtoffer 1] heeft een foto gestuurd van de persoon waarmee hij op 22 september 2018 een afspraak heeft gemaakt. Deze foto staat op pagina 35 van het dossier en ook, in groter formaat afgebeeld op pagina 43. De rechtbank stelt dat, als deze foto’s van beide aangevers naast elkaar worden gelegd deze gelijkenissen vertonen. De rechtbank doelt hiermee vooral op de vorm van de wenkbrauwen en het in het oog springende haarbandje. Deze zijn zeer gelijk -zo niet identiek- aan elkaar. Worden deze twee foto’s naast de foto’s op pagina 118 gelegd, waarvan verdachte heeft verklaard dat zij de persoon is die op die foto’s staat afgebeeld, benadrukt de rechtbank wederom dat gelijk ogende haarbandje en de vorm van de wenkbrauwen op de eerste foto staat weergegeven. Ook neemt de rechtbank mee in haar oordeel dat op pagina 108 van het dossier een herkenning van verdachte door de aangever van feit 2 wordt gedaan aan de hand van precies dezelfde foto die door aangever [slachtoffer 2] is verstuurd aan de politie. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat het op de weg van de verdediging had gelegen om een foto van die [E] te overleggen aan de rechtbank om het alternatieve scenario te onderbouwen. De enkele verklaring dat [E] sterk lijkt op verdachte is -zonder dat dit door de rechtbank kan worden getoetst- niet voldoende. De afgelegde verklaring door verdachte ter zitting, dat zij wel de persoon is die afgebeeld op pagina 118, strookt niet met het geschetste alternatieve scenario. Tot slot neemt de rechtbank mee in haar oordeel dat beide aangevers hebben verklaard verdachte te herkennen op de foto. Dat zij niet komen tot een 100% herkenning doet niet af aan de betrouwbaarheid omdat de foto’s bewerkt zijn. Daarbij stellen twee verbalisanten ambtshalve vast dat zij verdachte herkennen op de desbetreffende foto. De rechtbank acht, alles in onderlinge samenhang bezien, het alternatieve scenario dat is geschetst door de verdediging niet aannemelijk en oordeelt dat het verdachte is die wordt weergegeven op de foto’s. Dit oordeel strekt daarmee ook tot de verwerping van de lezing dat de dochter van verdachte het desbetreffende telefoonnummer gebruikt waardoor [E] en de ex van verdachte ook de mogelijkheid hadden om dit telefoonnummer te gebruiken. Deze verklaring is in het licht van de overige bewijsmiddelen geheel niet aannemelijk geworden.
De raadsman heeft bepleit dat de verklaring van [slachtoffer 1] niet mag worden gebruikt voor het bewijs nu dit een ‘sole or decisive’ verklaring betreft. De rechtbank gaat hier niet mee in dit verweer omdat, naast de verklaring van aangever [slachtoffer 1] , meer bewijsmiddelen aanwezig zijn in het dossier waardoor de verklaring van [slachtoffer 1] niet kan worden gekwalificeerd als ‘sole or decisive’ verklaring.
De raadsman heeft aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd, of dat zij bewust en nauw met een ander of anderen heeft samengewerkt. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De vraag of aan deze eis is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank acht, in tegenstelling tot de raadsman, wel bewezen dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank leidt uit het dossier af dat, naar aanleiding van de aangifte van [slachtoffer 2] , verdachte en aangever aan het begin van hun date niet eens werden over het te betalen bedrag. [slachtoffer 2] verklaarde dat hij vervolgens naar beneden is gelopen en, direct bij de voordeur, geconfronteerd werd met twee mannen. Eén van deze manen riep direct naar aangever, welke al buiten stond: “Waarom ben jij bij mijn vriendin?”. Aangever werd vervolgens direct is geslagen door één van de mannen en direct gevraagd naar het geld. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de mannen wetenschap hebben gehad van de afspraak, waarbij het verdachte moet zijn geweest die deze mannen heeft ingelicht. Dit geldt ook in de zaak van [slachtoffer 1] waarbij, kijkend naar de aangifte, wordt aangeven dat verdachte het licht aan en uit doet en vervolgens kort daarna, twee mannen achter verdachte aan liepen en de woonkamer inkwamen. Ook in die zaak werd direct gevraagd naar het geld. Beide situaties, in onderlinge samenhang bezien, vertonen grote gelijkenis. Verdachte maakt een afspraak met mannen om tegen betaling seks te hebben, waarna deze mannen door plotseling verschijnende derden van hun geld worden beroofd met geweld en/of dreiging van geweld. Verdachte speelt hierin een belangrijke rol die, tot aan de daadwerkelijke beroving, wel van voldoende gewicht is geweest. Doordat verdachte de mannen, die in het bezit zijn van een groot bedrag aan contant geld, uitnodigt om naar haar woning komen en vervolgens, op welke manier dan ook, medeverdachte(n) inlicht, zodat deze de mannen onder bedreiging het geld afnemen, maakt dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking waardoor wel gesproken kan worden van medeplegen. De rechtbank acht derhalve het eerste ten laste gelegde feit bewezen.
Feit 2
Op 9 februari 2019 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan en daarbij het volgende verklaard:
“[ik] wilde ik graag afspreken met een dame om seks te hebben. (…) [Ik] besloot via het internet opzoek te gaan naar betaalde seks. Ik deed dit via de website [naam website] . (…) Ik zag dat de vrouw (…) zichzelf aanbood om seks te hebben. (…) Vervolgens ging ik met haar chatten en zij stelde zich voor als [bijnaam van verdachte] . (…) besloot toen via de WhatsApp verder te gaan met het contact. Ik heb [bijnaam van verdachte] gebeld via WhatsApp en gewoon via mijn telefoon (…) Vervolgens kreeg enkele minuten later een berichtje op mijn WhatsApp van [bijnaam van verdachte] met het adres waar ik moest zijn (…) op 9 februari 2019, kwam ik aan te Utrecht.Ik hoorde dat zij zich ook echt als [bijnaam van verdachte] aan mij voorstelde en zag dat haar profielfoto van [naam website] overeen kwam. (…) Ik zag dat [bijnaam van verdachte] geen sleutel had van de deur en dat zij aanbelde. Vervolgens zag ik dat de voordeur openging en dat er een man stond. (…) Ik hoorde dat de man zei: "Wat doe je hier, wat doe je met mijn zusje". Ik ging er vanuit dat dit de broer van [bijnaam van verdachte] was aangezien hij haar zijn zusje noemde. Ik zei dat ik met haar wilde chillen. Ik hoorde dat hij toen zei: ''meekomen naar binnen, meekomen naar binnen." Ik wilde toen weglopen maar ik zag dat de man mijn rechterarm vastpakte waardoor ik niet weg kon komen. Ik voelde dat hij mij mee naar binnen trok. Ik kon nergens heen dus ik moest wel mee naar binnen. (…) Vervolgens duwde de broer van [bijnaam van verdachte] mij op de bank. Ik hoorde dat hij zijn stem verhief en begon te schreeuwen: "Heb jij met mijn zusje afgesproken om seks met haar te hebben?" (…) hoeveel moest je haar betalen?!"(…) Vervolgens hoorde ik dat hij schreeuwde: "Je maakt nu vijfhonderd (500) euro over!" Ik heb toen direct met 112 gebeld. (…) Vervolgens zag en voelde ik dat de broer mij op mijn hoofd sloeg. Ik zag en voelde dat hij mij tweemaal met zijn rechtervuist rechts bovenop mijn hoofd sloeg. De twee (2) klappen die ik kreeg deden erg veel pijn. Ook hield ik aan de mishandeling letsel over in de vorm van, twee (2) bulten op mijn hoofd, een bloed uitstorting, schaafwond en hoofdpijn. Ik zag toen dat die oudere man ook naar mij toe kwam. Ik zag dat de oudere man zijn rechter vuist balde. Ik zag dat de oudere man met zijn rechtervuist mij op mijn linkerschouder sloeg. Direct na de klap voelde ik pijn in mijn linkerschouder.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 11 februari 2019, opgesteld door [A] , volgt het volgende:
(…)
aangever [slachtoffer 3] [is] op 11 februari 2019 (…) aanvullend gehoord. In het kort verklaarde hij als volgt: (…) U toont mij een afbeelding van foto 2 [de rechtbank begrijpt: verdachte]. Die vrouw herken ik als de vrouw die ik ontmoet heb bij de [straatnaam] maardeze foto is duidelijk bewerkt. Zij is met zekerheid de vrouw die ik daar ontmoet heb
.Uit het relaas volgt dat foto’s van verdachte zijn getoond aan [slachtoffer 3] .
U vraagt mij waar de vrouw is gebleven toen ik naar binnen werd getrokken. Die vrouw
is ook de gehele tijd in die woning geweest en heeft gezien hoe ik geslagen werd. (…) [Ik]
stond tegenover 3 mannen en was doodsbang dat ik de woning niet levend uit zou komen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 9 februari 2019, opgesteld door [B] volgt:
“op 9 februari 2019 hoorde [ik] dat er een melding werd door gegeven (…) dat er op dat moment een man met 112 had gebeld die mogelijk belaagd werd. Er was geen gesprek met deze man met de 112 centrale, maar op de achtergrond was te horen dat er een flinke discussie gaande was en dat er geroepen werd: "Maak het geld over nu, nu!"
Op 10 juli 2019 heeft [slachtoffer 3] verklaard bij de rechter-commissaris:
(…) toen ik boven kwam werd het overgenomen door de mannen.Ze [de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ] was wel in de kamer. (…)
Ze was aanwezig in de kamer. .
Verdachte heeft ter terechtzitting -zakelijk weergeven- verklaard:
mijn bijnaam is [bijnaam van verdachte] , ik heb op 9 februari 2019 afgesproken met [slachtoffer 3] te Utrecht.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het medeplegen
In het procesdossier bevinden zich WhatsAppgesprekken tussen verdachte en, voor de rechtbank, onbekend gebleven personen. Voor de leesbaarheid van het vonnis zijn de gebruikte WhatsAppgesprekken voor het bewijs, genummerd:
I. een WhatsAppgesprek tussen [bijnaam van verdachte] en nummer [nummer 4] :
06-02-19 14:10 - + [nummer 4] : Hoi, [..] uit [plaatsnaam 1]
06-02-19 14:16- [bijnaam van verdachte] ©: Hallo [..] Over welke dag heb je het (…) Ik ben een beetje selectief met de mannen die reageren voor mijn eigen veiligheid. Ik ben geen professionele seks werkster zoals in mijn advertentie Ik wil voor mezelf niet de ene naar de andere (…)
07-02-19 12:05 - [bijnaam van verdachte] ©: Wil je straks nog komen
2:05 - [bijnaam van verdachte] ©: Geef het even door dan kan ik mijn dag indelen. Kusss
07-02-19 10:11 - [bijnaam van verdachte] ©: Zullen we nog een foto ruilen en hoe laat wil je vandaag afspreken.
II. een WhatsAppgesprek tussen [bijnaam van verdachte] en nummer [nummer 5] :
08-02-19 21:19-+ [nummer 5] : Hoi Boefje met [....] (…)
08-02-19 21:40 - [bijnaam van verdachte] ©: Mag ik een foto en vragen hoe oud je bent
08-02-19 21:51 - + [nummer 5] : (…) alles wat je doet voor deze prijs dan 250 euro dan kan ik morgen avond rond deze tijd bij jou zijn 23:30 uur
1:52 - [bijnaam van verdachte] ©: Nee sorry 300 is 300
III. een WhatsAppgesprek tussen [bijnaam van verdachte] en nummer [nummer 6] :
08-02-19 19:05 -+ [nummer 6] : Hey. Wat een heerlijk ondeugend oproepje
08-02-19 19:05 - + [nummer 6] : Heb je vanavond al plannen? Zin om af te spreken met een nl man van eind 30?
08-02-19 20:31 - [bijnaam van verdachte] ©: Nee ik heb nog geen plannen (…)
08-02-19 21:21 - + [nummer 6] : Anyway..voor vanavond gaat het hem denk ik niet meer worden.
IV. een WhatsAppgesprek tussen [bijnaam van verdachte] en nummer [nummer 3] :
08-02-19 19:08 - + [nummer 3] : Hoi hier met [......] Ik zie je advertentsie
08-02-19 19:24 - [bijnaam van verdachte] ©: Wat leuk dat je reageert Ik ben tot 8 uur druk daarna heb ik alle tijd
08-02-19 21:20 - [bijnaam van verdachte] ©: Ik wil om 11 uur afspreken (…)
08-02-19 21:20 - [bijnaam van verdachte] ©: En ik woon op de [straatnaam]
08-02-19 22:17-+ [nummer 3] : Ik rij nu aan
08-02-19 23:01 - [bijnaam van verdachte] ©: Ik ben er klaar voor
08-02-19 23:01 -+ [nummer 3] : Bijna
08-02-19 23:01 - [bijnaam van verdachte] ©: Oki
08-02-19 23:01 - [bijnaam van verdachte] ©: Hoelang
08-02-19 23:01 - [bijnaam van verdachte] ©: Ongeveer
08-02-19 23:02 - [bijnaam van verdachte] ©: Ben nerveus
08-02-19 23:02 - [bijnaam van verdachte] ©: Hihi
08-02-19 23:02 -+ [nummer 3] : 10 minuten
08-02-19 23:02 - [bijnaam van verdachte] ©: Oki
08-02-19 23:39 - + [nummer 3] : Dit bericht is verwijderd
08-02-19 23:40-+ [nummer 3] : Dat ging volgens mij niet goed
08-02-19 23:42-+ [nummer 3] : Wat is er aan de hand
08-02-19 23:44-+ [nummer 3] : Ik ben niet kwaad op je mar nu heb je wel wat uit te leggen natuurlijk
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 4 maart 2019, opgesteld door [C] volgt:
Het Digitaal Platform had de computer en de telefoon onderzocht die afkomstig waren uit de woning van [verdachte] (…) Bijzonderheden uit de telefoon: (…) het nummer + [nummer 2] bleek (…) op naam staan van [medeverdachte] . (..) Het WhatsApp gesprek tussen aangever [slachtoffer 3] en de telefoon van verdachte [verdachte] (…)[weergegeven onder 6.]
Een WhatsApp gesprek tussen de telefoon van verdachte [verdachte] en de telefoon van verdachte [medeverdachte][weergegeven onder 5.]
.
V. een WhatsAppgesprek tussen [bijnaam van verdachte] en [nummer 2] :
WhatsApp-chat met [voornaam van medeverdachte] - [nummer 2] [de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ]
08-02-19 23:03 - [bijnaam van verdachte] ©: Hij is er met 10 minuten (…)
08-02-19 23:04 - [bijnaam van verdachte] ©: Je moet weten dat ik zoveel van je hou vind het echt niet ofje tegen mij doet als die vrouw er is wat is dat toch zo vind het lastig dit 08-02-19 23:04 - [bijnaam van verdachte] ©: Ik zie je zo lieffie
08-02-19 23:12 - [bijnaam van verdachte] ©: Hij is er dus opgelet bel je zo
VI. een WhatsAppgesprek tussen [bijnaam van verdachte] en nummer [nummer 1] [de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3] ]
08-02-19 21:17 - + [nummer 1] : Ik zag je advertentie
08-02-19 22:15 - [bijnaam van verdachte] © Kunnen vandaag wel afspreken maar dan wel pas om 1 uur
08-02-19 22:48- [bijnaam van verdachte] ©: Ik kom niet naar jou maar jij kan erbij komen Ik heb een eigen huis en ziet er leuk uit (…)
08-02-19 22:54 - [bijnaam van verdachte] ©: Kan je 12 uur
08-02-19 22:55-+ [nummer 1] : Jawel
08-02-19 23:43 - [bijnaam van verdachte] ©: [straatnaam]
09-02-19 00:19-+ [nummer 1] : Ben er bijna
09-02-19 00:28-+ [nummer 1] : Kom je naar buiten?
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging
De verdediging heeft aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen omdat verdachte primair niet wist dat er geweld uitgeoefend zou worden op [slachtoffer 3] of zou worden gedreigd. Subsidiair is aangevoerd, indien wel tot een bewezenverklaring wordt gekomen, dat de rol van verdachte niet substantieel is geweest. Nu medeplichtigheid niet ten laste is gelegd dient verdachte te worden vrijgesproken. De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat wel sprake is van medeplegen.
De rechtbank leidt uit de bovenstaande bewijsmiddelen (I tot met IV) af dat verdachte op 8 februari 2019 met meerdere mensen contact heeft gehad voor het hebben van een, zoals de rechtbank dit kwalificeert, seksdate voor geld. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij slechts met [slachtoffer 3] contact heeft gehad voor een seksdate, dat zij dit niet eerder heeft gedaan en zij in een gekke bui was. De rechtbank acht de verklaring, gelet op de WhatsAppgesprekken in het dossier, niet geloofwaardig. Gelet op de tijdstippen waarop deze WhatsAppgesprekken hebben plaatsgevonden, leidt de rechtbank af dat verdachte op 8 februari 2019, dicht op het tenlastegelegde feit namelijk 9 februari 2019, met verschillende mensen contact heeft gehad voor een seksdate. Uit het weergeven WhatsAppgesprek onder IV, volgt volgens de rechtbank dat verdachte een afspraak had gemaakt met een voor de rechtbank onbekend gebleven persoon (nummer [nummer 3] ). Uit het WhatsAppgesprek, weergegeven onder bewijsmiddel VI, leidt de rechtbank af dat verdachte, vooral gelet op de tijdstippen, gelijktijdig ook een afspraak heeft gemaakt met [slachtoffer 3] . Op basis van de aangifte van [slachtoffer 3] , en ook de verklaring van verdachte zelf, stelt de rechtbank vast dat aangever [slachtoffer 3] naar verdachte is gegaan en dat zij elkaar daadwerkelijk hebben ontmoet. Uit het WhatsAppgesprek met de onbekend gebleven persoon leidt de rechtbank wel af dat verdachte met deze persoon rond 23:01 uur een afspraak had gemaakt. Uit het gesprek volgt dat die persoon tegen verdachte om 23.02 uur zegt dat hij met ongeveer 10 minuten zou arriveren. Uit dat verder gesprek valt verder af te leiden dat er iets niet goed is gegaan en dat verdachte niet boos is op die persoon. De rechtbank leest dit gehele WhatsAppgesprek met nummer [nummer 3] in samenhang met WhatsAppgesprek tussen verdachte en medeverdachte, weergeven onder V. Verdachte zegt om 23:03 uur tegen medeverdachte dat ‘hij’ er met 10 minuten is en om 23:12 uur, bijna 10 minuten later, appt zei: “hij is er dus opgelet bel je zo”
De rechtbank heeft verdachte vragen gesteld over het chatgesprek tussen haar en haar medeverdachte. Zij heeft ter zitting verklaard dat dit gesprek over de drugsdealer ging die rond 23.00 uur zou komen. De rechtbank acht deze verklaring, gelet op de inhoud van dat WhatsAppgesprek, in onderlinge samenhang bezien met het WhatsAppgesprek dat is weergeven onder V, ongeloofwaardig. De rechtbank neemt, in tegenstelling tot het verhaal van verdachte, aan dat zij tegen haar medeverdachte heeft gezegd dat de desbetreffende persoon waarmee zij mee had afgesproken met 10 minuten zou arriveren, verdachte geeft middels dit WhatsAppgesprek concrete informatie over de aankomsttijd van die desbetreffende persoon.
Verdachte heeft over de afspraak met [slachtoffer 3] ter zitting verklaard dat die afspraak geheim was, medeverdachte hier niets van afwist, vanwege het feit dat zij en medeverdachte een relatie hebben, en dat in beginsel niemand van die afspraak af wist. De rechtbank vindt die verklaring van verdachte, gelet op de inhoud van de hierboven opgenomen WhatsApp gesprekken ongeloofwaardig. De rechtbank leidt uit de aangifte van [slachtoffer 3] af dat, toen hij eenmaal gearriveerd was op de afgesproken locatie, verdachte hem heeft begeleid naar een woning waar zij moest aanbellen. Zij had zelf geen sleutel. De man die open deed begon direct te schreeuwen tegen de aangever, waarna hij door die man de woning werd ingetrokken. De rechtbank neemt hier ook in mee dat verdachte tegen [slachtoffer 3] om 22:48 uur in het WhatsAppgesprek heeft gezegd dat zij niet wilde afspreken bij hem. Het zou voor haar niet veilig zijn om bij een ander af te spreken. Zij verklaarde dat zijn een eigen huis had, en wilde dus bij haar thuis afspreken. Verdachte heeft ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting een verklaring afgelegd over hoe de afspraak met [slachtoffer 3] is verlopen. Zij heeft verklaard dat zij al een tijd ‘gezellig’ is geweest met hem in die woning, en dat zij op een gegeven moment kabaal hoorde en dat toen, voor haar, onbekende mannen daar plots waren. Verder heeft zij verklaard dat ze niet de woonkamer is geweest omdat zij dit niet durfde en dat zij al die tijd in de gang is gebleven. Gelet op hetgeen aangever [slachtoffer 3] in zijn aangifte heeft verklaard, en ook later bij de rechter-commissaris, acht de rechtbank de verklaring van verdachte niet aannemelijk.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van verdachte ter zitting op veel punten tegenstrijdig is met de bewijsmiddelen in het dossier. Daarentegen vindt het verhaal van [slachtoffer 3] in andere -meer objectieve- bewijsmiddelen steun. De rechtbank acht, alles in onderlinge samenhang bezien, bewezen dat verdachte op 9 februari 2019 getracht heeft om een willekeurig persoon te bewegen om op die bewuste avond af te spreken voor een seksdate tegen betaling, waarvan dhr. [slachtoffer 3] uiteindelijk slachtoffer is geworden. Verdachte heeft dit samen met haar medeverdachte gedaan door informatie te geven over de persoon die zou arriveren, af te spreken in een woning die niet van haar was en waarvan vast staat dat daar in ieder geval al andere personen aanwezig waren. Nadat [slachtoffer 3] eenmaal in de woning was, heeft verdachte geen prominente rol gespeeld. Uit het dossier volgt dat haar medeverdachte de aangever heeft geslagen en onder dreiging van geweld heeft afgeperst. Verdachte heeft, ondanks dat zij hier anders over heeft verklaard, zich niet gedistantieerd van de situatie. Zij was al die tijd ook in de woning aanwezig. Dit maakt dat de rechtbank bewezen acht dat er sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte. Zonder de handelingen van verdachte, had er immers geen afpersing kunnen plaatsvinden. Dat zij uiteindelijk in de woning geen rol heeft gehad die substantieel is geweest, zoals de raadsman stelt, doet hier niet aan af. De rechtbank acht derhalve het tweede ten laste gelegde feit bewezen.