ECLI:NL:RBMNE:2019:3654

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 augustus 2019
Publicatiedatum
6 augustus 2019
Zaaknummer
16/660196-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor een overval en mishandeling met voorwaardelijke jeugddetentie en werkstraf

Op 6 augustus 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1999, die zich schuldig heeft gemaakt aan een overval en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 120 dagen en een werkstraf van 120 uur. De zaak betreft een overval op 23 november 2017 in De Meern, waarbij de verdachte samen met een ander een geldbedrag heeft gestolen uit een restaurant, met geweld en bedreiging tegen meerdere slachtoffers. De verdachte heeft tijdens de rechtszitting op 23 juli 2019 een bekennende verklaring afgelegd. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van de bewezen feiten een jeugddetentie van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, opgelegd zou krijgen. De verdediging pleitte voor een geheel voorwaardelijke jeugddetentie, gezien de lange duur van de procedure. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor het vonnis is overschreden en heeft dit meegewogen in de strafoplegging. De verdachte is ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, het restaurant, voor een bedrag van € 280,00, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/660196-17
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 augustus 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van de achter gesloten deuren gehouden terechtzitting van 23 juli 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Booij en van hetgeen verdachte en mr. D.C. Dorrestein, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 23 november 2017 te De Meern zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een geldbedrag van [naam restaurant] met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] ;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
(
primair) op 16 januari 2018 te Vleuten openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 9] , dan wel (
subsidiair) deze [slachtoffer 9] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend
te bewijzen. Verdachte dient hiervan vrijgesproken te worden.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft gepleegd. De officier van justitie baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 primair ten laste gelegde. De raadsman acht het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen [1]
Nu verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 juli 2019 [2] ;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 10] van 24 november 2017 [3] ;
- het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] van 24 november 2017 [4] ;
- het proces-verbaal van bevindingen betreffende het uitkijken van de camerabeelden van 25 november 2017.
ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 juli 2019;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 9] van 24 januari 2018.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 23 november 2017 te De Meern, gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag dat toebehoorde aan [naam restaurant] , welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader
- een ploertendoder of een taser bij zich heeft/hebben gedragen en heeft/hebben getoond en
- een bivakmuts en/of een masker, heeft/hebben gedragen en
- met kracht met een ploertendoder op de balie heeft geslagen en
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "dit is een overval, allemaal naar achteren" en
- voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "waar is het geld, geef het geld" en "geef al het geld uit de kluis", en
- voornoemde [slachtoffer 1] , met kracht met een ploertendoder op het been heeft geslagen en
- geld en een geldlade heeft gepakt uit het kantoor en vervolgens het geld in zijn zakken heeft gestopt en vervolgens uit de winkel zijn gerend.
ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde:
op 16 januari 2018 te Vleuten, gemeente Utrecht, [slachtoffer 9] heeft mishandeld door
meermalen met kracht met gebalde vuist tegen het gezicht en tegen het hoofd te stompen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde:
mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaren, met daarbij als bijzondere voorwaarden het opleggen van de maatregel toezicht en begeleiding uitgevoerd door Samen Veilig Midden-Nederland voor de duur van één jaar, werken aan een zinvolle dagbesteding, een middelenverbod met urinecontroles en een contactverbod met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] .
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht een onvoorwaardelijke jeugddetentie zoals gevorderd door de officier van justitie te zwaar. Volgens de raadsman ontbreekt het pedagogische doel van een onvoorwaardelijke jeugddetentie nu de zaak bijna 20 maanden lang op de plank is blijven liggen bij het openbaar ministerie. De raadsman verzoekt de rechtbank daarom om verdachte een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals gevorderd door de officier van justitie, met uitzondering van het middelenverbod.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft samen met een ander op 23 november 2017 de [naam restaurant] ’s in De Meern overvallen. Verdachte heeft daar eerder gewerkt zodat hij precies wist waar het geld lag. Bij de overval lijken verdachte en zijn mededader planmatig te werk zijn gegaan en hadden beiden een wapen bij zich. Verdachte heeft ook niet geschuwd om zijn wapen te gebruiken nu hij [slachtoffer 1] hard met de ploertendoder heeft geslagen toen bleek dat de kluis leeg was. Als reden voor het slaan met de ploertendoder heeft verdachte verklaard dat hij de jongen wel ‘moest’ slaan om ‘het allemaal goed te doen en ergens mee aan te komen voor de medeverdachte’. Deze verklaring van verdachte is – ondanks zijn bekennende verklaring en spijtbetuiging – tekenend voor zijn houding ter terechtzitting waarbij hij zijn eigen rol kleiner maakt en bagatelliseert als zijnde iemand die slechts meeliep. Uit het dossier kan echter worden afgeleid dat verdachte een grotere en zelfs een leidende rol had bij het gepleegde feit. Zo is verdachte degene geweest die het geweld heeft gebruikt, het geld heeft gepakt en – naar eigen zeggen – de buit mee naar zijn huis heeft genomen.
Verdachte heeft na zijn aanhouding berekenend een alibi bedacht door vanuit het cellencomplex het telefoongesprek met zijn moeder door te laten schakelen naar een vriend, met het doel een aantal vrienden leugenachtig te laten verklaren over waar verdachte op het tijdstip van de overval was. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Voorts weegt de rechtbank mee dat de slachtoffers van de overval jong zijn, sommige zelfs minderjarig. De overval moet erg beangstigend voor hen zijn geweest en zal ongetwijfeld hun gevoel voor veiligheid hebben aangetast. Verdachte heeft ook nagelaten verantwoording af te leggen voor zijn daden door zich ruim anderhalf jaar lang in een stilzwijgende en ontkennende rol te hullen.
Verdachte heeft het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde feit gepleegd nadat hij was geschorst uit de voorlopige hechtenis voor het onder 1 bewezen verklaarde feit. Dat verdachte in het kader van deze schorsing een enkelband droeg, heeft hem er niet van weerhouden om opnieuw een ernstig feit te begaan. Verdachte heeft een man mishandeld, nadat deze hem aansprak op overlastgevend en gevaarzettend gedrag. Uit de tapgesprekken ná de mishandeling is gebleken dat verdachte schaamteloos en met trots over de mishandeling spreekt met zijn vrienden.
Persoonlijke omstandigheden verdachte
Uit de justitiële documentatie van verdachte van 11 juni 2019 blijkt dat verdachte vóór de overval niet eerder was veroordeeld. Verdachte is na de strafbare feiten uit dit vonnis nogmaals met justitie in aanraking gekomen en is in februari 2019 door de politierechter veroordeeld voor het rijden op een motorvoertuig onder invloed van drugs.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van het psychologisch onderzoek van verdachte door J. Hardoar, GZ-psycholoog, van 20 maart 2019. In dit onderzoek is alleen feit 1 meegenomen. Uit het onderzoek zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen die duiden op een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Hiervan is naar alle waarschijnlijkheid evenmin sprake geweest ten tijde van de overval. Geadviseerd wordt om verdachte dit feit volledig toe te rekenen. Daarnaast wordt er in de rapportage geadviseerd om verdachte jeugdreclasseringstoezicht op te leggen, waarbij met name aandacht dient te zijn voor zijn middelengebruik, vriendenkeuze, opleiding of werk, en zijn vrijetijdsbesteding.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 22 juli 2019. De Raad adviseert om aan verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen zodat hij op directe wijze wordt geconfronteerd met de consequenties van zijn delictgedrag. Daarbij wordt geadviseerd om verdachte de jeugdreclasseringsmaatregel van toezicht en begeleiding op te leggen voor de duur van één jaar om herhaling te voorkomen. Tijdens dit jaar kan dan aandacht worden besteed aan delictbespreking, middelengebruik, vriendenkeuze, vrijetijdsbesteding en schoolgang. Mevrouw [A] van de Raad heeft het adviesrapport ter terechtzitting toegelicht en aangevuld met het advies tevens een voorwaardelijke jeugddetentie aan verdachte op te leggen als stok achter de deur.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door de heer [B] van Samen Veilig Midden-Nederland naar voren is gebracht op de terechtzitting. Blijkens zijn verklaring komt verdachte de afspraken tijdens zijn schorsing goed na. De heer [B] ondersteunt het advies van de Raad, met inbegrip van de voorwaardelijke jeugddetentie.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank stelt vast dat er ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens.
In zaken van een jeugdige verdachte dient volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad binnen 16 maanden vonnis te worden gewezen. Verdachte is op 24 november 2017 voor het onder 1 bewezen verklaarde aangehouden. Vanaf dat moment is de termijn gaan lopen. Het onderhavige vonnis dateert van 6 augustus 2019. Dit betekent dat het ruim 20 maanden heeft geduurd voordat er in zaak van verdachte vonnis is gewezen, zodat de redelijke termijn met vier maanden is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding moet worden verdisconteerd in de op te leggen straf.
Adolescentenstrafrecht
De verdachte was ten tijde van het bewezen verklaarde onder 2 subsidiair 18 jaar oud, zodat in beginsel het volwassenstrafrecht van toepassing is. De rechtbank ziet echter aanleiding om voor dit feit recht te doen overeenkomstig de bijzondere bepalingen voor jeugdige personen, zoals volgt uit de artikelen 77g tot en met 77hh van het Wetboek van Strafrecht. Daarbij is gelet op de persoon van de verdachte, waaronder de omstandigheid dat verdachte ten tijde van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde net één maand 18 jaar was, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de omstandigheid dat het zwaartepunt van de strafoplegging ligt bij het onder 1 bewezen verklaarde.
Strafoplegging
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een forse taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie, passend en geboden is, evenals een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 120 dagen met een proeftijd van twee jaar, met daarbij de jeugdreclasseringsmaatregel van Toezicht en Begeleiding voor de duur van één jaar.
Verdachte heeft zich tot tweemaal toe schuldig gemaakt aan een misdrijf dat (mede) is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van het slachtoffer. Gelet op de omstandigheid dat verdachte het tweede feit heeft gepleegd kort na de schorsing van de voorlopige hechtenis voor het eerste feit is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Gelet op het tijdsverloop in deze zaak en het verhandelde ter terechtzitting ziet de rechtbank geen aanleiding het door de officier van justitie gevorderde contactverbod dan wel het middelenverbod aan verdachte op te leggen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[naam restaurant] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 988,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 bewezen verklaarde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering geheel toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente en zonder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag van € 625,00 (weggenomen geld uit de kas) dient te worden gematigd en aansluiting moet worden gezocht bij de verklaring van [slachtoffer 2] , medewerkster bij [naam restaurant] , waaruit blijkt dat er
€ 280,00 is weggenomen. De rest van de vordering van de benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam restaurant] als volgt. De rechtbank zoekt voor wat betreft het weggenomen geld bij de overval aansluiting bij de verklaring van [slachtoffer 2] en zal derhalve een bedrag van € 280,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. De rechtbank zal het overige deel van deze schadepost niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Voor wat betreft het gevorderde bedrag van € 363,00 voor het digitaliseren van de camerabeelden overweegt de rechtbank dat deze schadepost onvoldoende is onderbouwd om voor vergoeding in aanmerking te komen. De rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij ook dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dat betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele toegewezen bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 63, 77a, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 120 (honderdentwintig) dagen;
- bepaalt dat de jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt
als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt
als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende één jaar:
* zich zal houden aan de aanwijzingen, gegeven door Samen Veilig Midden-Nederland afdeling jeugdreclassering, in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding ;
- waarbij Samen Veilig Midden-Nederland afdeling jeugdreclassering te [plaatsnaam] opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de opgelegde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
- veroordeelt verdachte tot taakstraf bestaande uit een werkstaf voor de duur van 120 (honderdentwintig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 (zestig) dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [naam restaurant] toe tot een bedrag van € 280,00;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [naam restaurant] van het toegewezen bedrag van € 280,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2017 tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [naam restaurant] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van Rijssen, voorzitter en tevens kinderrechter, mr. A.C. van den Boogaard, kinderrechter en mr. V.C. Kool, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. J. Izgi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 augustus 2019.
Mr. V.C. Kool is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
Hij op of omstreeks 23 november 2017 te De Meern, gemeente Utrecht, althans in
het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van (in totaal) 625,99 euro, althans een (groot) geldbedrag, in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 1] en/of [naam restaurant] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7]
en/of [slachtoffer 8] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s)
- een ploertendoder, althans een (slag)wapen, althans een hard voorwerp, en/of
een taser/stroomstootwapen bij zich heeft/hebben gedragen en/of heeft/hebben
getoond en/of
- een bivakmuts en/of een (ski)masker, althans een gezichtsbedekkend voorwerp
heeft/hebben gedragen en/of
- ( met kracht) met een ploertendoder, althans een (slag)wapen, althans een
hard voorwerp, op/tegen de balie heeft/hebben geslagen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
[slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] dreigend de
woorden heeft/hebben toegevoegd:"dit is een overval, allemaal naar achteren"
en/of "loop naar achteren, loop naar achteren", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
[slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] dreigend de
woorden heeft/hebben toegevoegd: "waar is het geld, geef het geld" en/of
"geef al het geld uit de kluis" en/of "ik wil geld zien" en/of dat de kluis
open moest, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, in elk geval eenmaal, (met kracht) met een
ploertendoder, althans een (slag)wapen, althans een hard voorwerp, op/tegen
het been, althans op/tegen het lichaam, heeft/hebben geslagen en/of
- geld en/of een geldlade heeft/hebben gepakt (uit het kantoor) en/of
(vervolgens) het geld in zijn/hun zak(ken) heeft/hebben gestopt en/of
(vervolgens) uit de winkel is/zijn gelopen/gerend;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op of omstreeks 16 januari 2018 te Vleuten, gemeente Utrecht, openlijk, te weten te [.] in de speeltuin […] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 9] door meermalen, in elk geval eenmaal, (met kracht) (met gebalde vuist) op/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 9]
te slaan/stompen en/of die [slachtoffer 9] ten val te brengen (waardoor deze op de grond viel);
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
Hij op of omstreeks 16 januari 2018 te Vleuten, gemeente Utrecht, [slachtoffer 9] heeft mishandeld door meermalen, in elk geval eenmaal, (met kracht) (met gebalde vuist) op/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 9] te
slaan/stompen;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 26 november 2017 en 18 juni 2018, genummerd PL0900-2017356165, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 598. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 juli 2019.
3.4 Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] van 24 november 2017 met bijlagen, pagina’s 21-27.
4.6 Het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 juli 2019.