4.5De voorzieningenrechter is dus van oordeel dat [verzoeker/verzoekster sub 1] , [verzoeker/verzoekster sub 2] en [verzoeker/verzoekster sub 3] (verzoekers) ontvankelijk zijn in hun verzoek.
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het bouwplan en de parkeerbehoefte die ontstaat door dit bouwplan zodanig met elkaar zijn verweven dat enig spoedeisend belang verzoekers niet kan worden ontzegd. Vergunninghouder is namelijk al gestart met voorbereidingswerkzaamheden voor de bouw en vanaf eind augustus 2019 vangen de bouwwerkzaamheden aan. Dat de eventuele parkeerdruk pas ontstaat als het multifunctionele gebouw in gebruik wordt genomen, doet hier niet aan af. De onderlinge samenhang maakt dat de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen moet worden geweigerd als de activiteit afwijken van het parapluplan niet kan worden verleend.
6. Verzoekers voeren aan dat verweerder geen gebruik mocht maken van de afwijkingsbevoegdheid in het parapluplan, omdat deze afwijkingsbevoegdheid onvoldoende concreet is uitgewerkt in beleid. Ter onderbouwing van hun standpunt verwijzen zij naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 26 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1152, en van 8 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:607. 7. De voorzieningenrechter stelt vast – en tussen partijen is niet in geschil – dat het bouwplan past binnen het bestemmingsplan Stationsgebied 2008. In het parapluplan is een nadere invulling gegeven aan voornoemd bestemmingsplan.
8. In artikel 4.1 van de planregels in het parapluplan is het volgende vastgelegd:
a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik is verzekerd dat op eigen terrein, dat bij dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort, wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Daarbij moet worden voldaan aan de parkeernormen, zoals neergelegd in het “Beleidsplan Verkeer 2017-2021” zoals vastgesteld op 24 november 2016.
b. Indien het “Beleidsplan Verkeer 2017-2021” zoals vastgesteld op 24 november 2016 wordt gewijzigd of herzien, moet rekening worden gehouden met deze wijziging danwel herziening.
c. De in lid a. bedoelde parkeergelegenheid moet afmetingen hebben die afgestemd zijn op de richtlijnen opgenomen in de ASVV2012 van het CROW.
In artikel 4.3 van de planregels in het parapluplan is geregeld dat het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik kan verlenen in afwijking van het bepaalde in artikel 4.1 en / of artikel 4.2,
a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
9. De voorzieningenrechter kan verzoekers niet volgen in hun stelling. In het parapluplan is immers geregeld dat verweerder in twee gevallen mag afwijken van de hoofdregel dat op eigen terrein in de benodigde parkeergelegenheid moet worden voorzien. De vraag of verweerder hiervoor voldoende concreet beleid heeft gemaakt is daarbij niet relevant. De uitspraken van de ABRvS waar verzoekers naar hebben verwezen, zien op een andere situatie. Die gaan namelijk over de vaststelling van bestemmingsplannen en de vraag of een afwijkingsmogelijkheid die daarin is opgenomen voldoende duidelijk is omschreven. Als die regel niet heel duidelijk is dan moet een gemeente de invulling daarvan in beleidsregels vastleggen. Dat is hier niet aan de orde, omdat het parapluplan onherroepelijk is en de afwijkingsmogelijkheden daar bovendien in zijn vastgelegd.
10. Verzoekers voeren verder aan dat verweerder de omgevingsvergunning niet heeft mogen verlenen, omdat het bouwplan zorgt voor een verslechtering van de bestaande parkeersituatie die al zeer ernstig is. Verzoekers voeren verschillende argumenten aan voor hun stelling dat verweerder de parkeerbehoefte voor het multifunctionele gebouw te laag heeft berekend. Ook zijn de parkeeronderzoeken I en II waarin de huidige parkeerdruk is gemeten volgens verzoekers niet juist, omdat het onderzoek in 2018 niet meer representatief is en het onderzoek in 2019 in de vakantieperiode is uitgevoerd.