ECLI:NL:RBMNE:2019:3616

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 juli 2019
Publicatiedatum
1 augustus 2019
Zaaknummer
UTR 19/1120
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en eigen schuld van de eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiser, die zijn auto op 3 december 2018 had geparkeerd aan de Buys Ballotstraat in Utrecht, had zijn parkeerapp te vroeg uitgezet. Hierdoor was er op het moment van naheffing geen geldig parkeerbewijs aanwezig. De naheffingsaanslag van € 64,58 werd opgelegd door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, omdat eiser niet had voldaan aan de betalingsverplichting op het moment dat de naheffing werd opgelegd.

Eiser had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 17 juli 2019 was eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat het de eigen schuld van eiser was dat hij de parkeerapp te vroeg had uitgezet. De rechtbank benadrukte dat de gevolgen van deze handeling voor rekening van eiser kwamen. Eiser had weliswaar een bedrag van € 17,33 aan parkeerbelasting betaald, maar dit was niet voldoende om aan de verplichtingen te voldoen op het moment van de naheffing.

De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag correct was en dat het beroep van eiser ongegrond was. Eiser werd gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken in hoger beroep te gaan bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is gepubliceerd in verband met een onderzoek van de Universiteit Utrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/1120
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, verweerder
(gemachtigde: mr. M.F.M. Boerlage).

Procesverloop

Op 3 december 2018 heeft verweerder aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 64,58.
In de uitspraak op bezwaar van 4 februari 2019 (de bestreden uitspraak op bezwaar) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 juli 2019. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser heeft zijn auto op 3 december 2018 geparkeerd aan de Buys Ballotstraat in Utrecht. Er geldt daar betaald parkeren. Eiser heeft zijn kenteken via de parkeerapp ‘Yellowbrick’ geregistreerd van 9:58 uur tot en met 16:41 uur.
2. Verweerder heeft de naheffingsaanslag om 20:09 uur opgelegd, omdat er toen geen parkeerkaartje in de auto lag en het kenteken ook niet was geregistreerd via een parkeerapp.
3. Eiser vindt dat de naheffingsaanslag van € 64,58 niet in verhouding staan tot de € 1,12 te weinig betaalde parkeerbelasting. Eiser heeft namelijk € 17,33 aan parkeerbelasting betaald, terwijl een dagkaart € 18,45 kost. Ook vindt eiser dat verweerder rekening moet houden met het feit dat eiser al vaker een naheffing heeft gekregen en betaald, omdat hij vergat de parkeerapp aan te zetten.
4. Verweerder vindt dat het de eigen schuld van eiser is dat hij de parkeerapp te vroeg heeft uitgezet. Deze handeling komt dan ook voor zijn eigen rekening en risico. Op het moment dat de naheffing werd opgelegd, moest eiser parkeerbelasting betalen. Omdat hij dit op dat moment niet deed, heeft verweerder een naheffingsaanslag opgelegd. Daar komt nog bij dat er vrij veel tijd heeft gezeten tussen het moment waarop eiser de parkeerapp heeft uitgezet (16:41 uur) en het moment waarop de naheffing is opgelegd (20:09 uur).
5. Tussen partijen is niet in geschil dat er aan de Buys Ballotstraat betaald parkeren geldt, dat eiser daar op 3 december 2018 geparkeerd stond en dat eiser op het moment dat de naheffing werd opgelegd (om 20:09 uur) niet betaald had. Dit blijkt ook uit het ‘brondocument fiscale naheffing’ en de transactiesdetails van Yellowbrick. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht een naheffingsaanslag aan eiser heeft opgelegd. Dat eiser zijn parkeerapp te vroeg heeft uitgezet, is alleen aan hem te wijten. De gevolgen hiervan komen dan ook voor zijn eigen rekening. Dat het bedrag aan te weinig betaalde parkeerbelasting slechts € 1,12 is, maakt het voorgaande niet anders. De naheffing is namelijk altijd een vast bedrag van € 62,--, wat losstaat van de hoogte van de parkeerbelasting die betaald zou moeten worden. Bovendien heeft verweerder toegelicht dat het kopen van een dagkaart van € 18,45 een keuze vooraf is. Eiser heeft dan ook niet de vrijheid om de parkeerapp uit te zetten als hij het tarief voor de dagkaart bereikt zou hebben. Het enkele feit dat er om 20:09 geen parkeerbelasting betaald was, is voor verweerder voldoende om een naheffingsaanslag te mogen opleggen.
6. Verweerder heeft de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht opgelegd. Het beroep is ongegrond. Partijen zijn tijdens de zitting gewezen op de mogelijkheid om binnen 6 weken in hoger beroep te gaan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. P.J. Naus, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces‑verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem‑Leeuwarden.