ECLI:NL:RBMNE:2019:3594

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 augustus 2019
Publicatiedatum
1 augustus 2019
Zaaknummer
7319846 AC EXPL 18-3627
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrecht en schadevergoeding bij diefstal van auto-accessoires

In deze zaak heeft [eiser] in mei 2017 een gebruikte Mercedes gekocht en een verzekering afgesloten bij Achmea. In oktober 2017 zijn de wielen van de auto gestolen, waarna Achmea een schadevergoeding van € 3.800 heeft uitgekeerd. [eiser] is van mening dat dit bedrag onvoldoende is en vordert een aanvullende betaling van € 3.500, evenals de verwijdering van een negatieve aantekening in het interne register van Achmea. De kantonrechter heeft de bewijsstukken beoordeeld, waaronder e-mails van Achmea die twijfels uitten over de toedracht van de diefstal en de waarde van de auto. De kantonrechter oordeelt dat Achmea niet voldoende onderbouwd heeft dat de feitelijke koopprijs van de auto lager was dan € 16.000, en dat de schadevergoeding op basis van de reparatiekosten moet worden vastgesteld. Achmea wordt veroordeeld tot betaling van het aanvullende bedrag en tot het verwijderen van de aantekening in het register. De kantonrechter legt een dwangsom op voor het geval Achmea niet aan deze veroordelingen voldoet. Tevens wordt Achmea in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 7319846 AC EXPL 18-3627 nig/1449
Vonnis van 7 augustus 2019
in de zaak van
[eiser],
die woont in [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. J. van Andel,
tegen:
de naamloze vennootschap
Achmea Schadeverzekeringen N.V.,
die gevestigd is in Apeldoorn en kantoor houdt in Leusden,
verder ook te noemen Achmea,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. A.W. Hendriks.

1.Waar gaat het over?

1.1.
[eiser] heeft in mei 2017 van een particulier een auto gekocht, een gebruikte Mercedes. Hij heeft voor die auto bij Achmea een verzekering afgesloten. In oktober 2017 zijn de wielen gestolen; [eiser] trof de auto aan zonder wielen, staande op bakstenen. Achmea heeft hem € 3.800 uitgekeerd. Volgens [eiser] is dat minder dan waarop hij recht heeft.
1.2.
Achmea heeft bovendien een aantekening gemaakt in haar interne meldingenregister van het gedrag van [eiser] in contacten met haar medewerkers.
1.3.
[eiser] vordert nu een aanvullende betaling van € 3.500, met € 196 extra vanwege kosten van rechtsbijstand, en verwijdering van de aantekening in het register, met een dwangsom, rente en kosten.
1.4.
Partijen hebben in twee ronden (en een extra akte om op bewijsstukken te reageren) hun standpunten schriftelijk toegelicht.

2.Wat vindt de kantonrechter ervan?

2.1.
Bij de bewijsstukken zitten e-mails waaruit blijkt dat Achmea twijfels had over onder andere de toedracht van de diefstal, de kilometerstand en de koopprijs van de auto. Die argumenten zijn in deze procedure niet aangevoerd, en daarom gaat de kantonrechter daar niet op in. Hier gaat het alleen over de hoogte van de vergoeding waar [eiser] recht op heeft. Daarvoor draait het om de polisvoorwaarden, in dit geval: artikel 12 van de polisvoorwaarden, situatie a.
  • De reparatiekosten zijn minder dan 2/3 van de waarde van de auto, Dan betalen we de reparatiekosten.
  • De reparatiekosten zijn meer dan 2/3 van de waarde van de auto. Of de auto kan niet meer gemaakt worden. Dan krijgt u de waarde van de auto terug.
Daarbij geldt:
  • U bent de 1e eigenaar: (…)
  • U bent de 2e of volgende eigenaar: dan is de waarde van de auto op het moment van de schade gelijk aan de prijs waarvoor u de auto kocht. U kunt een originele nota of een bankafschrift laten zien van uw aankoop van de auto.
Heeft u zelf accessoires voor de auto gekocht? Dan tellen we de waarde hiervan op bij de waarde van de auto.
2.2.
De prijs van vier vervangende wielen van hetzelfde type was € 7.300; dat wordt niet betwist. [eiser] heeft dus recht op vergoeding van dat bedrag, als dat minder is dan tweederde van de waarde van de auto. Zo niet, dan heeft hij recht op vergoeding van het verschil tussen de waarde voor de schade en de restwaarde (in dit geval dus: zonder wielen).
2.3.
Het gaat dus in de eerste plaats om de waarde van de auto. Volgens de polisvoorwaarden is dat de prijs waarvoor de auto gekocht is. Volgens [eiser] heeft hij de auto gekocht voor € 16.000, en de wielen apart voor € 4.000; hij heeft daarvan facturen overgelegd. Dan is € 7.300 minder dan eenderde van de waarde. Achmea gaat uit van een waarde van € 9.000. In eerste instantie is dat helemaal niet onderbouwd, behalve met de mededeling dat de expert dat zo heeft vastgesteld. Dat is onvoldoende: een expert is geen rechter, en hij kan de rechter geen beslissing voorschrijven. In de tweede ronde heeft Achmea haar standpunt wel beter onderbouwd. Zij vindt het ongeloofwaardig dat [eiser] € 16.000 betaald zou hebben, omdat een Mercedes met die kilometerstand (ongeveer 450.000 km) dat niet waard is. Auto’s van een vergelijkbare leeftijd worden verkocht voor ongeveer € 13.000 maar dan met veel minder kilometers.
2.4.
Achmea heeft enkele advertenties overgelegd van vergelijkbare auto’s met een vraagprijs van ongeveer € 13.000. Die advertenties zijn van begin 2019. Belangrijker is dat de waarde van een auto niet alleen beïnvloed wordt door bouwjaar en kilometerstand, maar ook door andere omstandigheden als algemene conditie, schadeverleden, een luxe uitvoering en dergelijke. Op basis van de informatie die er ligt, kan de kantonrechter niet beoordelen of die andere auto’s inderdaad vergelijkbaar waren. Afgezien daarvan gaat het volgens de polisvoorwaarden niet om de marktwaarde, maar om de prijs die [eiser] feitelijk betaald heeft. Die prijs blijkt uit de facturen die hij heeft overgelegd. Dan zijn deze advertenties voor andere auto’s niet voldoende om dat te ontzenuwen.
2.5.
In de tweede ronde heeft Achmea nog een ander argument aangevoerd. Een aanschafprijs van € 20.000 is volgens Achmea veel meer dan de reële waarde, en daarom kan zij als verzekeraar niet worden verplicht bij de vaststelling van de waarde van die aankoopprijs uit te gaan. Dan zou [eiser] meer uitkering krijgen dan zijn werkelijke vermogensverlies. Dat klopt niet. De polisvoorwaarden gaan uit van de aankoopprijs, ook als die hoger of lager is dan de werkelijke waarde. En als [eiser] de wielen vervangt, maakt een te hoge koopprijs voor het vermogensverlies ook niet uit. Het kost hem dan € 7.300 om terug te komen in de positie van voor de diefstal.
2.6.
Een bepaling in een overeenkomst is niet van toepassing, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Zo staat het in artikel 6:248 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Maar als iemand daar een beroep op wil doen, moet hij of zij echt een goed verhaal hebben. In dit geval is de onderbouwing van Achmea onvoldoende voor de conclusie dat [eiser] haar niet mag houden aan de polisvoorwaarden die zij zelf heeft opgesteld. Als Achmea dit bedoelt, gaat dat dus in ieder geval niet op.
2.7.
De conclusie is dat Achmea niet voldoende onderbouwt dat de feitelijke koopprijs minder was dan € 16.000, en evenmin dat bij de beoordeling van een andere waarde dan de koopprijs moet worden uitgegaan. Daarom moet, op grond van de polisvoorwaarden, de schade vergoed worden op basis van de reparatiekosten. Achmea betwist niet, althans niet concreet, dat die € 7.300 bedragen. Dus zal zij nog € 3.500 moeten bijbetalen.
2.8.
[eiser] vordert verder betaling van € 196, het bedrag van de eigen bijdrage voor de bijstand van zijn advocaat. Die eigen bijdrage valt in principe onder de proceskosten. Voor buitengerechtelijke incassokosten kan in principe een vergoeding gevorderd worden, maar dan moet het wel gaan om extra kosten; het is niet mogelijk om kosten die voor de procedure toch al gemaakt moeten worden te laten vergoeden als buitengerechtelijke kosten. [eiser] legt niet uit dat dit specifiek buitengerechtelijke kosten zijn. Dit onderdeel zal daarom worden afgewezen.
2.9.
De tweede hoofdvordering gaat over de aantekening in het interne register. Deze vordering is in de dagvaarding met geen woord toegelicht. In de loop van de procedure is gebleken dat Achmea een aantekening gemaakt heeft van wangedrag omdat [eiser] , naar haar zeggen, zich tegenover de expert en andere medewerkers van Achmea ‘behoorlijk misdragen’ heeft door hen de huid vol te schelden en daarbij woorden te gebruiken die ‘erg kwetsend en onacceptabel’ zijn. [eiser] ontkent dat hij dat gedaan heeft.
2.10.
Een dergelijke interne registratie van wangedrag kan voor een verzekerde nadelig zijn, als hij bijvoorbeeld een nieuwe verzekering wil sluiten en op grond van die aantekening daarvoor geweigerd wordt. Achmea mag dat dus alleen doen als die registratie feitelijk juist is; zo niet dan is het onrechtmatig. Of dat zo is, kan de kantonrechter niet nagaan. [eiser] ontkent het, en Achmea licht niet concreet toe wat er precies gebeurd is, wat dat ‘de huid vol schelden’ precies inhield en welke woorden zij zo kwetsend en onacceptabel vond. De kantonrechter kan dus niet vaststellen dat de registratie rechtmatig is, en daarom moet Achmea die verwijderen.
2.11.
[eiser] wil dat Achmea ook vermeldt dat de aantekening ten onrechte gemaakt is, maar hij legt niet uit hoe dat moet, en wat zijn belang daarbij is, als de aantekening zelf verwijderd wordt. Als de aantekening zichtbaar blijft, zal Achmea uiteraard zo’n opmerking daarbij moeten plaatsen, maar de kantonrechter gaat ervan uit dat de aantekening verwijderd wordt. Dit onderdeeltje zal daarom worden afgewezen. [eiser] vraagt ook om verifieerbare bewijsstukken, maar hij legt niet uit wat hij zich daarbij voorstelt, en waaraan [eiser] zo’n bewijsstuk zou toetsen om het te verifiëren. Ook dit zal daarom worden afgewezen. Achmea zal hem wel bericht moeten sturen van de verwijdering.
2.12.
Wat overblijft, is concreet genoeg om daaraan een dwangsom te verbinden, zoals [eiser] vraagt. De kantonrechter bepaalt de hoogte daarvan op € 250 per dag, met een maximum van € 10.000.
2.13.
Omdat Achmea ongelijk krijgt, wordt zij ook in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 103,25
- griffierecht € 79,00
- salaris gemachtigde €
360,00(2 punten x tarief € 180,00)
Totaal € 542,25

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt Achmea om aan [eiser] € 3.500,00 te betalen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 november 2017 tot de voldoening;
3.2.
veroordeelt Achmea om binnen 30 dagen na betekening van het vonnis alle aantekeningen die zij in het incidentenregister gemaakt heeft in verband met deze schade, ongedaan te maken, en om binnen diezelfde periode aan [eiser] te bevestigen dat zij dat gedaan heeft;
3.3.
veroordeelt Achmea om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 250,00 per dag dat zij niet voldoet aan de hoofdveroordeling in 3.2, met een maximum van € 10.000,00;
3.4.
veroordeelt Achmea tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 542,25 (waarin begrepen € 360,00 aan salaris gemachtigde);
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Penders, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2019.