ECLI:NL:RBMNE:2019:3574

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2019
Publicatiedatum
1 augustus 2019
Zaaknummer
UTR - 18 _ 2752
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de vergunning voor garnalenvisserij in Natura 2000-gebied Westerschelde en de cumulatie van effecten met Belgische vergunningen

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 juli 2019, betreft het beroep van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland en de Vereniging Zeeuwse Milieufederatie tegen de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De rechtbank oordeelt over de vergunning voor garnalenvisserij in het Natura 2000-gebied Westerschelde. De eisers stellen dat de Minister bij de cumulatietoets de aan Belgische garnalenvissers verleende Wnb-vergunning niet buiten beschouwing had mogen laten. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit, hoewel het een gebrek vertoont, niet leidt tot vernietiging van de vergunning. De rechtbank oordeelt dat de vergunning voor garnalenvisserij in het Natura 2000-gebied Westerschelde in stand blijft, omdat de eisers niet zijn geschaad in hun belangen door het niet opnemen van de cumulatietoets. De rechtbank wijst het beroep ongegrond en veroordeelt de verweerder in de proceskosten van de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18/2752

uitspraak van de meervoudige kamer van 22 juli 2019 in de zaak tussen

Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland, te ’s Graveland

en
Vereniging Zeeuwse Milieufederatie, te Middelburg, eisers
(gemachtigde: A. Wouda),
en

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H. Verheul-Verkaik).
Als derde-partijen heeft aan het geding deelgenomen:
Natuur & Ruimte, voorheen Vergunningenhuis, te Lelystad
(gemachtigde: ing. Th. J. Portegijs).

Procesverloop

Bij besluit van 16 februari 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan derde-partij op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) een vergunning verleend voor de uitoefening van garnalenvisserij in de Natura 2000-gebieden Waddenzee, Voordelta, Westerschelde en Vlakte van de Raan voor de periode tot en met 31 december 2022.
Bij besluiten van 27 juni 2017 en 13 oktober 2017 en 22 januari 2018 heeft verweerder het primaire besluit op onderdelen gewijzigd.
Bij besluit van 8 juni 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2019. Tijdens deze zitting heeft de rechtbank het beroep van eisers tegen de Wnb-vergunning voor de uitoefening van garnalenvisserij in de Natura 2000-gebieden Waddenzee, Noordzeekustzone, Oosterschelde, Westerschelde, Voordelta, Noordzeekustzone en Vlakte van de Raan door verweerder verleend aan een aantal producentenorganisaties met het zaaknummer UTR 18/2755 vanwege de samenhang gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld.
Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, bijgestaan door
dr. [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door mr. [B] en drs. [C] . Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het beroep richt zich alleen tegen de uitoefening van garnalenvisserij in het Natura 2000-gebied Westerschelde. De overige in het primaire besluit genoemde Natura 2000-gebieden worden in deze uitspraak daarom niet besproken.
Toetsingskader
2. Op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb is het verboden om zonder vergunning projecten te realiseren die gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen. Verweerder mag alleen een vergunning verlenen voor een project als uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Hierop is een aantal uitzonderingen, maar die zijn hier niet van toepassing.
3. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verweerder terecht aan derde-partij een vergunning heeft verleend voor het project garnalenvisserij in de Westerschelde voor de periode 1 januari 2017 tot en met 31 december 2022. Daarbij toetst de rechtbank de conclusie van verweerder in het bestreden besluit dat met de door derde-partijen bij de aanvraag van de vergunning overgelegde passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat met het uitvoeren van garnalenvisserij in de genoemde periode, gelet op de relevante instandhoudingsdoelstellingen, geen aantasting zal optreden van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied Westerschelde.
4. Om deze toets te kunnen doen, moet de rechtbank eerst vaststellen wat de relevante instandhoudingsdoelstellingen zijn. Deze zijn opgenomen in het besluit waarbij de Westerschelde is aangewezen als Natura 2000-gebied.
5. Voor het Natura 2000-gebied Westerschelde gelden onder andere de instandhoudingdoelstellingen behoud van de oppervlakte en de kwaliteit van het habitattype ‘H1110 Permanent met zeewater van geringe diepte overstroomde zandbanken’ en uitbreiding van de oppervlakte en verbetering van de kwaliteit van het habitattype ‘H1130 Estuaria’. Andere instandhoudingdoelstellingen die gelet op de beroepsgronden van eisers relevant zijn voor deze uitspraak, zijn behoud van de omvang en kwaliteit van de leefgebieden voor uitbreiding van de populatie voor de zeeprik, rivierprik en fint en behoud van de omvang en kwaliteit van het leefgebied voor de fuut en middelste zaagbek, met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 100 futen en 30 middelste zaagbekken (beide seizoen gemiddeld).
6. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) zijn de aantallen vogels die in de instandhoudingsdoelstellingen worden genoemd geen streefaantallen, maar slechts een indicatie voor de gewenste draagkracht van het gebied en vormen ze een hulpmiddel bij het bepalen van de te nemen beheermaatregelen. [1]
Beoordeling beroepsgronden
7. Eisers voeren aan dat de passende beoordeling die aan het bestreden besluit ten grondslag ligt dusdanige gebreken vertoont dat door die passende beoordeling onvoldoende is aangetoond dat significante effecten van de met de vergunning toegestane garnalenvisserij op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Westerschelde zijn uitgesloten. De rechtbank zal hieronder de gebreken waarvan volgens eisers sprake is afzonderlijk bespreken.
Ontbreken gebiedsspecifieke analyse
8. Eisers voeren aan dat de grootste tekortkoming van de passende beoordeling is dat niet inzichtelijk is gemaakt hoe de verspreiding in ruimte en tijd van de garnalenvisserij binnen het Natura 2000-gebied is. Dit heeft tot gevolg dat de effecten van de garnalenvisserij zoals die zich zouden kunnen voordoen op specifieke voor de instandhoudingsdoelstellingen gevoelige of belangrijke plaatsen en tijden onvoldoende in kaart zijn gebracht. Ter onderbouwing van dit standpunt geven eisers als voorbeeld de effecten van de garnalenvisserij op de instandhoudingsdoelstellingen van de fuut en de middelste zaagbek. Verder stellen zij dat het toegangsbeperkingsbesluit Westerschelde en Saeftinghe niet geldt voor de garnalenvisserij, zodat in het bestreden besluit ten onrechte is aangenomen dat de garnalenvisserij zou zijn onderworpen aan de beperkingen van dat toegangsbeperkingen besluit.
9. Naar het oordeel van de rechtbank kan het voorbeeld van eisers over de fuut en de middelste zaagbek niet leiden tot de conclusie dat de passende beoordeling gebreken vertoont. In de passende beoordeling is toegelicht dat het effect van de garnalenvisserij op de voedselvoorraad van deze vogels als gevolg van bijvangst gering wordt geacht. Uit onderzoek is gebleken dat het effect van garnalenvisserij via aantasting van de voedselvoorraad voor deze vogelsoorten niet aannemelijk wordt geacht.
In de passende beoordeling is ook de verstoring van de fuut en de middelste zaagbek door de garnalenvisserij beoordeeld. Omdat uit onderzoek is gebleken dat, gelet op het grote verspreidingsgebied van deze vogelsoorten en het geringe deel van dat gebied dat op enig moment door de garnalenvisserijschepen wordt verstoord, geen grote effecten op de draagkracht van het Natura 2000-gebied is te verwachten. Uit de figuren 1 en 2 in het door eisers overgelegde rapport ‘Reactie op de BoB vergunning garnalenvisserij’ van 18 april 2019 (rapport ‘Reactie op de BoB vergunning garnalenvisserij’) blijkt weliswaar dat het aantal futen en zaagbekken in de Westerschelde sinds de aanwijzing van het gebied als Natura 2000-gebied in 2009 stabiel laag is, maar de rechtbank kan verweerder volgen in zijn standpunt dat dit kan worden verklaard door de zachte winters in Nederland. Door verweerder is op de zitting toegelicht dat futen en middelste zaagbekken alleen in strenge winters in groten getale naar de Westerschelde trekken. Bij zachte winters blijven ze in de zoete wateren. Uit de hiervoor genoemde figuren 1 en 2 blijkt dat de aantallen futen en middelste zaagbekken in de Westerschelde in de winters waarin de Elfstedentochten werden verreden aanzienlijk hoger waren. Garnalen trekken zich bij strenge winters juist verder terug naar warmere kustgebieden, waardoor de garnalenvissers wegblijven uit het Natura 2000-gebied als de fuut en de middelste zaagbek daar in grote aantallen verblijven.
10. De rechtbank stelt vast dat geen garnalenvisserij mag plaatsvinden in de delen van de Westerschelde waar toegang op grond van het toegangsbeperkingsbesluit is verboden.
Artikel 8 van het toegangsbeperkingenbesluit Westerschelde en Saeftinghe eist een apart toestemmingsbesluit (“worden toegestaan”) voor het vervallen van de gelding van de
artikelen 1 tot en met 7. Die aparte toestemming is in het primaire besluit niet verleend.
De beroepsgrond slaagt niet.
Onderzoeken
11. Eisers voeren aan dat bij het bestreden besluit niet de meest recente relevante onderzoeken zijn meegenomen. In het door eisers overgelegde rapport ‘Reactie op de BoB vergunning garnalenvisserij’ wordt verwezen naar de resultaten van een onderzoek van Glorius uit 2018. Verder voeren eisers aan dat verweerder ten onrechte stelt dat er geen
significanteeffecten zijn te verwachten als uit het onderzoek blijkt dat er geen
wezenlijkeeffecten kunnen worden aangetoond.
12. Op de zitting is gebleken dat partijen het eens zijn over de datering van het onderzoek uit 2018 waarnaar eisers verwijzen en de rechtbank stelt vast dit onderzoek is gepubliceerd nadat verweerder het bestreden besluit heeft genomen. Verweerder heeft dit onderzoek dus alleen daarom al niet aan het bestreden besluit ten grondslag kunnen leggen. De rechtbank – die het besluit dient te toetsen naar het moment waarop het werd genomen - zal daarom in deze uitspraak verder niet ingaan op dit onderzoek.
13. Zoals hierboven bij overweging 3 reeds is aangegeven, moet uit een passende beoordeling de zekerheid worden verkregen dat het project de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied niet zal aantasten. Volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie is hieraan voldaan als er wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel is dat er geen blijvende schadelijke gevolgen zijn. De rechtbank kan verweerder volgen in zijn standpunt dat deze conclusie volgt uit de in de passende beoordeling opgenomen literatuur en onderzoeken.
De beroepsgrond slaagt niet.
Fint
14. Eisers voeren aan dat de Westerschelde een opgroeigebied is voor de fint. Dit opgroeigebied moet volgens eisers worden beschermd.
15. De rechtbank stelt vast dat volgens het aanwijzingsbesluit van de Westerschelde als Natura 2000-gebied de kernopgave voor de fint is het behoud van de verbinding met de Schelde ten behoeve van de paaifunctie in België. Waterstaatkundige werken zijn een knelpunt voor de doorgang van de fint. Op grond van de toelichting op de instandhoudingsdoelstelling over de fint is de Westerschelde een doortrekgebied. In de Westerschelde zijn geen herstelmogelijkheden noodzakelijk. Uitbreiding van de populatie is afhankelijk van maatregelen in België.
16. De garnalenvisserij heeft geen negatief effect op de fysieke verbinding tussen de Noordzee en het Belgische deel van de Schelde. Wel zou bijvangst van finten effect kunnen hebben op het doortrekgebied. Partijen zijn het eens dat bij garnalenvisserij grotere finten (> 22 cm) niet worden bijgevangen. Jonge finten kunnen wel worden bijgevangen. In het bestreden besluit heeft verweerder toegelicht dat uit een toename van bijvangst blijkt dat er meer finten in de Westerschelde zijn dan voorheen. Ook zijn er nieuwe paailocaties ontstaan in België terwijl er in de Westerschelde op garnalen werd gevist. Door eisers is niet weersproken dat slechts een klein deel van de jonge finten wordt gevangen en dat de garnalenvisserij dus zeer waarschijnlijk geen effect heeft op de instandhoudingsdoelstelling voor de fint in de Westerschelde.
De beroepsgrond slaagt niet.
Bodemberoering
17. Eisers voeren aan dat niet kan worden uitgesloten dat door bodemberoering bij het garnalenvissen er significant negatieve effecten zijn op habitattype ‘H1110 Permanent overstroomde zandbanken’ in de Westerschelde, ook als onderdeel van habitattype ‘H1130 Estuaria’.
18. In het rapport ‘Reactie op de BoB vergunning garnalenvisserij’ wordt in reactie op het bestreden besluit verwezen naar het onderzoek van Glorius uit 2018. Nog daargelaten dat de opstellers van dit rapport in hun brief van 15 mei 2019 – overgelegd door verweerder – schrijven dat de conclusie die eisers uit dit rapport trekken niet juist is, kan dit rapport in deze beroepsprocedure niet worden meegenomen. Zie hierover overweging 12.
19. In de passende beoordeling is beschreven dat garnalenvistuig in vergelijking met bijvoorbeeld platvistuig relatief licht is. De garnalen worden opgeschrikt met de bodempees die is voorzien van ronde klossen. De klossen rollen over de bodem en maken met de bodem een relatief licht contact. De grondpees gaat dus niet door de bodem, maar rolt en stuitert over de bodem. Op de zitting is door derde-partij toegelicht dat de effecten van de garnalenvisserij op de bodem daarom absoluut niet vergelijkbaar zijn met de effecten van Kokkelvisserij op de bodem. Daarbij wordt de bodem volledig omgewoeld.
20. De rechtbank kan verweerder volgen in zijn conclusie dat de effecten van de bodemberoering door garnalenvisserij op basis van diverse in de passende beoordeling opgenomen onderzoeken niet beschouwd kunnen worden als wezenlijk effect op de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied. Eisers voeren met name aan dat er nog onvoldoende onderzoek is gedaan naar dit onderwerp. Dat acht de rechtbank tegenover de argumentatie van verweerder en derde-partij onvoldoende om te twijfelen aan de juistheid van deze conclusie.
De beroepsgrond slaagt niet.
Cumulatietoets
21. Ten slotte voeren eisers aan dat verweerder bij de heroverweging in bezwaar rekening had moeten houden met cumulatieve effecten van de inmiddels op grond van de Wnb aan Belgische vissers verleende vergunning voor garnalenvisserij in de Westerschelde.
22. Partijen zijn het op de zitting eens geworden en de rechtbank stelt ook vast dat verweerder bij de heroverweging in bezwaar aandacht moet besteden aan de mogelijke cumulatie van gevolgen van het project met andere projecten waarvoor voorafgaand aan het besluit op bezwaar een afzonderlijke Wnb-vergunningen is verleend. [2] Verweerder heeft op 17 mei 2018 op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb aan Belgische vissers vergunning verleend voor de garnalenvisserij in o.a. de Westerschelde. Verweerder heeft het bestreden besluit hierna genomen, namelijk op 8 juni 2018. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte de aan de Belgische garnalenvissers verleende Wnb-vergunning buiten beschouwing heeft gelaten.
23. De conclusie van het voorgaande is dat verweerder het bestreden besluit heeft genomen in strijd met het motiveringsbeginsel van artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De vraag is vervolgens welke gevolgen de rechtbank daaraan verbindt. Zij overweegt daarover het volgende.
24. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat in de passende beoordeling bij de Wnb-vergunning aan de Belgische garnalenvissers wel aandacht is besteed aan de mogelijke cumulatie van gevolgen van de Nederlandse en Belgische garnalenvisserij. De conclusie van deze cumulatietoets leidt andersom tot hetzelfde resultaat. In het addendum bij de passende beoordeling van de Wnb-vergunning van de Belgische garnalenvissers van april 2018 luidt de conclusie van de cumulatietoets dat de resteffecten aan de Belgische activiteit garnalenvisserij tezamen met de effecten van de Nederlandse activiteit garnalenvisserij niet tot significante effecten op de instandhoudingsdoelstellingen in de betrokken Natura 2000-gebieden leidt. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de juistheid van deze conclusie te twijfelen. Eisers hebben deze conclusie ook niet weersproken.
25. De rechtbank kan verweerder volgen in zijn standpunt dat de cumulatietoets voor het bestreden besluit tot dezelfde uitkomst zou hebben geleid als bij het verlenen van de Wnb-vergunning aan de Belgische garnalenvissers. Het is de rechtbank niet gebleken dat eisers door het niet opnemen van de uitkomst van de cumulatietoets tussen Nederlandse en Belgische garnalenvisserij in het bestreden besluit in hun belangen worden geschaad. Daarom zal de rechtbank het gebrek met gebruikmaking van artikel 6:22 van de Awb, passeren. Dat betekent dat het betoog van eisers over het in het bestreden besluit ontbreken van een beoordeling van de cumulatieve effecten van de Nederlandse en Belgische garnalenvisserij weliswaar slaagt, maar dat dit gebrek niet leidt tot vernietiging van het bestreden besluit.
Conclusie
26. De conclusie van het voorgaande is dat verweerder de vergunning voor het vissen op garnalen in het Natura 2000-gebied Westerschelde bij het bestreden besluit terecht in stand heeft gelaten. Vergunninghouders mogen dus in het gebied op garnalen blijven vissen.
27. Het bestreden besluit vertoont wel een gebrek. Zoals hiervoor is overwogen had verweerder in het bestreden besluit aandacht moeten besteden aan de mogelijke cumulatie van de gevolgen van de Nederlandse en Belgische garnalenvisserij in het Natura 2000-gebied Westerschelde. Dit is voor de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eisers van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze kosten worden met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op
€ 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,-). Eisers hebben ook verzocht om vergoeding van de kosten van de door hen ingeschakelde deskundige. Omdat het rapport ‘Reactie op de BoB vergunning garnalenvisserij’ niet gaat over het deel van het bestreden besluit dat een gebrek vertoont, namelijk de cumulatietoets, bestaat er geen aanleiding om verweerder te veroordelen tot vergoeding van deze kosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers voor een bedrag van € 1.024,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, voorzitter, en mr. E.M. van der Linde en
mr. G.C.W. van der Feltz, leden, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst bijvoorbeeld naar de uitspraak van de ABRvS van 29 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:847).
2.Zie de uitspraak van de ABRvS van 16 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1312.