In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 17 juli 2019, wordt het beroep van eisers tegen het nieuwe projectplan van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden beoordeeld. De rechtbank had eerder, in een tussenuitspraak van 13 maart 2019, geconstateerd dat het oorspronkelijke projectplan tekortkomingen vertoonde, met name in de beschrijving van de nadelige gevolgen van het project. Verweerder kreeg de kans om deze gebreken te herstellen. Op 16 april 2019 werd een nieuw projectplan gepresenteerd, waarin verweerder de nadelige gevolgen en de te nemen maatregelen meer gedetailleerd uiteenzette.
De rechtbank oordeelt dat het nieuwe projectplan voldoende inzicht biedt in de nadelige gevolgen en dat verweerder adequaat heeft gereageerd op de eerdere kritiek. De eisers, die zich tegen het nieuwe projectplan keerden, konden niet overtuigen dat de nadelige gevolgen onvoldoende waren beschreven. De rechtbank stelt vast dat de eisers geen belang meer hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het oorspronkelijke besluit, omdat het nieuwe besluit in de plaats is gekomen van het oude. De rechtbank verklaart het beroep van eiser [eiser 1] gegrond en veroordeelt verweerder in de proceskosten, terwijl het beroep van eiser [eiser 2] ongegrond wordt verklaard.
De rechtbank concludeert dat het nieuwe projectplan voldoet aan de eisen van de Waterwet en dat de beroepsgronden van eisers niet slagen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.