In deze zaak vorderden vier huurders, [eiseres sub 1], [eiseres sub 2], [eiseres sub 3] en [eiseres sub 4], huurprijsvermindering en terugbetaling van servicekosten en waarborgsommen van hun verhuurder, [gedaagde]. De huurders hadden in 2016 kamers gehuurd in een studentenwoning en klaagden over overlast veroorzaakt door de broer van de verhuurder, [voornaam van A]. De huurders stelden dat deze overlast hun woongenot ernstig had aangetast en dat de verhuurder zijn verplichtingen niet was nagekomen. De procedure begon met een dagvaarding in juli 2018, gevolgd door een tussenvonnis waarin een comparitie van partijen werd bepaald. Tijdens de zitting op 14 maart 2019 werd de zaak besproken en op 17 april 2019 werd het vonnis uitgesproken.
De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomsten rechtsgeldig waren ontbonden omdat de verhuurder toerekenbaar tekort was geschoten in zijn verplichtingen. De verhuurder had de huurders geen rustig woongenot verschaft en had onvoldoende actie ondernomen tegen de overlast van zijn broer. De kantonrechter kende de huurders een huurprijsvermindering van 30% toe en verplichtte de verhuurder tot terugbetaling van de waarborgsom en te veel betaalde servicekosten. De vorderingen van de verhuurder in reconventie werden afgewezen, en de verhuurder werd veroordeeld in de proceskosten.
Het vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van verhuurders om een veilig en rustig woongenot te waarborgen en de gevolgen van het niet nakomen van deze verplichtingen. De huurders kregen compensatie voor de overlast en de gemaakte kosten door de tekortkomingen van de verhuurder.