ECLI:NL:RBMNE:2019:3528

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2019
Publicatiedatum
30 juli 2019
Zaaknummer
C/16/483161 / JL RK 19-359
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige na deskundigenonderzoek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 25 juli 2019 een beschikking gegeven met betrekking tot de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2003. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend in een voorziening voor 24-uurszorg, tot 24 september 2019. Dit besluit volgde op een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, die eerder de primaire en subsidiaire verzoeken tot gesloten jeugdzorg had ingetrokken en in plaats daarvan een machtiging tot uithuisplaatsing had gehandhaafd. De kinderrechter heeft de heer [A] benoemd als deskundige om een passend behandelplan voor de minderjarige op te stellen. Tijdens de zitting op 18 juli 2019 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de moeder, de stiefvader, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige een belast verleden heeft met negatieve jeugdervaringen en dat een gesloten plaatsing niet in haar belang zou zijn. In plaats daarvan is gekozen voor een plaatsing bij een logeergezin, mits er intensieve ambulante begeleiding beschikbaar is. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de hulpverlening snel wordt georganiseerd en dat de GI de situatie nauwlettend moet volgen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Lelystad
Zaakgegevens : C/16/483161 / JL RK 19-359
datum uitspraak: 25 juli 2019

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van

Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad,

gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
betreffende
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam van minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] ,

[belanghebbende 2] , hierna te noemen de stiefvader,

wonende te [woonplaats] ,
Samen Veilig Midden-Nederland, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te [vestigingsplaats 2] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft bij beschikking van 27 juni 2019 de behandeling van het verzoek tot een (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp aangehouden voor de duur van drie weken. De kinderrechter achtte een aanvullend onderzoek van de heer [A] bij [voornaam van minderjarige] noodzakelijk en wilde de uitkomsten van dit onderzoek afwachten. De kinderrechter heeft bij voornoemde beschikking de heer [A] benoemd als deskundige en heeft hem verzocht zich uit te laten over een passende behandelplek voor [voornaam van minderjarige] .
De kinderrechter heeft naderhand kennisgenomen van de volgende stukken:
- de nagezonden stukken van de Raad van 16 juli 2019, ingekomen bij de griffie op 17 juli 2019.
De Raad heeft bij brief van 16 juli 2019 de primaire en subsidiaire verzoeken ten aanzien van de (voorwaardelijke) machtiging gesloten jeugdzorg ingetrokken. De Raad heeft het meer subsidiaire verzoek, te weten een machtiging tot uithuisplaatsing (in een voorziening voor 24-uurszorg) voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, gehandhaafd.
Op 18 juli 2019 heeft de kinderrechter de zaak verder ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [voornaam van minderjarige] , bijgestaan mr. O. Bolluyt,
- de moeder,
- de stiefvader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mevrouw [B] ,
- een gedragswetenschapper van de Raad, de heer [C] ,
- de heer [A] ,
- een vertegenwoordigster van de GI, mevrouw [D] ,
- een vertegenwoordiger van de GI, de heer [E] ,
- de behandelcoördinator van [organisatie 1] , mevrouw [F] .
De kinderrechter heeft na de zitting van 18 juli 2019 kennisgenomen van een brief van de Raad van 22 juli 2019, ingekomen bij de griffie op 23 juli 2019.

De standpunten

De heer [A] heeft ter zitting naar voren gebracht dat de wens van [voornaam van minderjarige] leidend is. Sinds zij hoop heeft gekregen is haar gedrag verbeterd en is zij gemotiveerd. De plaatsingen van [voornaam van minderjarige] gaan de eerste periodes vaak goed. Een terugval in haar gedrag komt vaak pas later. Het is daarom belangrijk dat er intensieve begeleiding voor een langere termijn beschikbaar is. Een ervaren orthopedagoog is bereid om vanaf augustus [voornaam van minderjarige] en het gezin de komende anderhalf jaar te begeleiden. Een gespecialiseerd Team Zorgen voor Jeugd is ingeschakeld om zo snel mogelijk ambulante hulp met name ook voor de logeerouders te organiseren. Er is een verzoek bij [organisatie 1] ingediend met de vraag of zij zo snel mogelijk intensieve begeleiding kunnen bieden aan [voornaam van minderjarige] . [organisatie 1] zal deze week aangeven of dit mogelijk is. Er zal anders gezocht worden naar een alternatief. Zodra de intensieve ambulante begeleiding beschikbaar is kan [voornaam van minderjarige] geplaatst worden bij het logeergezin.
Namens de Raad is ter zitting naar voren gebracht dat zij achter een plaatsing van [voornaam van minderjarige] bij het logeergezin staan, mits de ambulante hulpverlening goed georganiseerd is. De gedragswetenschapper heeft er vertrouwen in dat de hulpverlening snel georganiseerd kan worden.
Namens de GI is ter zitting naar voren gebracht dat zij achter het verzoek en het plan van de Raad staan. Het is van groot belang dat ook de logeerouders de benodigde ondersteuning krijgen zodat zij de zorg kunnen dragen.
De behandelcoördinator heeft ter zitting haar zorgen geuit over de plaatsing van [voornaam van minderjarige] bij het logeergezin. Bij het Multi Disciplinair Overleg (MDO) in mei j.l. is er ook gesproken over welke plek passend zou zijn voor [voornaam van minderjarige] na haar verblijf bij [organisatie 1] . Samen met de logeerouders is deze optie ook besproken. Vanuit [organisatie 1] zou er toegewerkt worden aan een terugplaatsing van [voornaam van minderjarige] bij [organisatie 2] . Met het doel om vervolgens langzaam naar een plaatsing bij het logeergezin toe te werken. Het logeergezin gaf toen echter aan daar nog onvoldoende voor toegerust te zijn waardoor de plaatsing niet mogelijk was. Sindsdien is een gedragsverandering bij [voornaam van minderjarige] te zien. De behandelcoördinator begrijpt dat de logeerouders meer zijn gaan nadenken over de opties doordat er aan een gesloten jeugdhulp plaatsing werd gedacht. Het is wel belangrijk dat het gezin de zorg kan opvangen. De behandelcoördinator staat wel achter het verzoek maar vindt het wel een ethisch dilemma. Vanuit [organisatie 1] kan er intensieve ambulante begeleiding geboden worden. Dit zal betekenen dat er één keer in de week een sociaal psychiatrisch verpleegkundige (hierna te noemen de spv-er) bij [voornaam van minderjarige] op bezoek komt. Deze spv-er is er alleen ter ondersteuning van [voornaam van minderjarige] en is niet bedoeld om logeerouders te begeleiden.
Moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij alle vertrouwen in een plaatsing van [voornaam van minderjarige] bij het logeergezin heeft. Moeder hoopt dat [voornaam van minderjarige] zo snel mogelijk overgeplaatst kan worden.
De advocaat heeft namens [voornaam van minderjarige] ingestemd met het verzoek. Hopelijk kan [voornaam van minderjarige] zo snel mogelijk geplaatst worden bij het logeergezin.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken, de resultaten van het onderzoek van de heer [A] en de behandeling ter zitting komt het volgende naar voren. Er zijn al geruime tijd forse zorgen over [voornaam van minderjarige] . Zij heeft een belast verleden. [voornaam van minderjarige] heeft een achtergrond van veel negatieve jeugdervaringen, vermoedelijke verwaarlozing en zij heeft veel wisselende woonplekken gekend. Er is bij [voornaam van minderjarige] sprake van een vroegkinderlijk trauma met een gefragmenteerd bestaan. Naast de problematiek heeft zij ook belangrijke beschermende factoren. Zo is zij bovengemiddeld intelligent, kan zij een band aan gaan met betekenisvolle anderen, is zij gemotiveerd voor school en houdt zij van lezen. Gelet op de uitkomsten van het onderzoek van de heer [A] ligt een plaatsing in de gesloten jeugdzorg niet voor de hand. Een gedragsmatige aanpak zal de strijd tegen zichzelf alleen maar verergeren. [voornaam van minderjarige] heeft een stabiele plek in een liefdevolle omgeving nodig met mensen die blijven. [voornaam van minderjarige] moet structuur geboden worden van het ‘gewone’ leven waarbij zij naar school toe kan. Dit kan haar geboden worden bij een plaatsing in het logeergezin. Deze plaatsing is alleen mogelijk als er sprake is van intensieve ambulante begeleiding omdat een terugval niet uit te sluiten valt. [voornaam van minderjarige] is gevoelig voor stress en teleurstellingen. Daarvoor moet er de juiste traumatherapie en cognitieve gedragstherapie ingezet worden. Het logeergezin is voor [voornaam van minderjarige] de beste optie. Zij hebben aangegeven bereid te zijn om [voornaam van minderjarige] in hun gezin op te vangen met de inzet van hulpverlening. Het ondersteuningsteam Zorgen voor Jeugd van de VNG zal per direct betrokken worden bij het gezin. [voornaam van minderjarige] blijft bij [organisatie 1] aangemeld voor een behandeling en een ervaren orthopedagoog is vanaf augustus j.l. voor het komende anderhalf jaar als coach beschikbaar.
Uit voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). Inmiddels heeft het logeergezin de bereidverklaring van het aanvaarden van het pleegouderschap over [voornaam van minderjarige] getekend. De kinderrechter acht de inzet van intensieve ambulante begeleiding noodzakelijk als [voornaam van minderjarige] overgeplaatst wordt naar het logeergezin. Uit de brief van de Raad van 22 juli 2019 blijkt dat er nog geen toezegging vanuit [organisatie 1] is over de inzet van de ambulante hulpverlening. De kinderrechter vindt het niet in het belang van [voornaam van minderjarige] dat zij in afwachting van het organiseren van deze hulpverlening gesloten geplaatst wordt. Het is meer in het belang van [voornaam van minderjarige] om haar per direct bij het logeergezin te laten verblijven. [voornaam van minderjarige] heeft, zo blijkt uit de toelichting van de heer [A] , behoefte aan stabiele en liefdevolle omgeving van het ‘gewone’ leven. Een gesloten plaatsing van [voornaam van minderjarige] zal daarom eerder contraproductief gaan werken. De kinderrechter gaat er vanuit dat, nu iedereen in deze zaak praktisch en oplossingsgericht heeft gehandeld, [organisatie 1] ook zo snel mogelijk een spv-er gaat inzetten binnen het gezin. Indien dit niet mogelijk is zal er spoedig gezocht moeten worden naar een passend alternatief. De GI dient de inzet van de hulpverlening in het logeergezin nauwlettend te volgen en zo nodig snel te handelen als dit (de hulpverlening van [organisatie 1] ) niet van de grond komt. Het is noodzakelijk dat er op zeer korte termijn passende hulpverlening ingezet gaat worden in het logeergezin. De kinderrechter zal, gelet op het voorgaande, de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] in een voorziening voor 24-uurszorg verlenen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] in een voorziening voor 24-uurszorg, tot 24 september 2019;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2019 door mr. M.A.A. ter Meer-Siebers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E. Massink als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op