In deze zaak heeft de kinderrechter op 25 juli 2019 een beschikking gegeven met betrekking tot de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2003. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend in een voorziening voor 24-uurszorg, tot 24 september 2019. Dit besluit volgde op een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, die eerder de primaire en subsidiaire verzoeken tot gesloten jeugdzorg had ingetrokken en in plaats daarvan een machtiging tot uithuisplaatsing had gehandhaafd. De kinderrechter heeft de heer [A] benoemd als deskundige om een passend behandelplan voor de minderjarige op te stellen. Tijdens de zitting op 18 juli 2019 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de moeder, de stiefvader, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige een belast verleden heeft met negatieve jeugdervaringen en dat een gesloten plaatsing niet in haar belang zou zijn. In plaats daarvan is gekozen voor een plaatsing bij een logeergezin, mits er intensieve ambulante begeleiding beschikbaar is. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de hulpverlening snel wordt georganiseerd en dat de GI de situatie nauwlettend moet volgen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.