Op 20 juni 2019 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, E.A.A. van Kalveen, een beschikking uitgesproken waarbij een minderjarige, hierna te noemen [voornaam van minderjarige], ambtshalve onder toezicht is gesteld. Dit gebeurde in een situatie waarin de Raad voor de Kinderbescherming geen verzoek tot ondertoezichtstelling had ingediend, maar er wel zorgmeldingen waren ontvangen over de opvoedingssituatie van het kind. De kinderrechter heeft de bevoegdheid van artikel 1:255, vijfde lid van het Burgerlijk Wetboek analoog toegepast. De moeder van [voornaam van minderjarige] was aanwezig bij de zitting, bijgestaan door haar advocaat, mr. C.C. Sneper. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een eerdere ondertoezichtstelling van [voornaam van minderjarige] heeft plaatsgevonden van november 2017 tot november 2018, die destijds is afgesloten vanwege positieve ontwikkelingen. Echter, de situatie is sindsdien verslechterd, wat heeft geleid tot zorgmeldingen over de opvoeding door de moeder. Tijdens de zitting is ook besproken dat de moeder en [voornaam van minderjarige] geen contact meer hebben en dat de relatie complex is. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er een bedreiging in de ontwikkeling van [voornaam van minderjarige] is en dat het noodzakelijk is dat de moeder samen met de hulpverlening de problemen aanpakt. De kinderrechter heeft besloten om [voornaam van minderjarige] onder toezicht te stellen tot 27 november 2019, met de mogelijkheid voor de GI om een verzoek tot uithuisplaatsing in te dienen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2019.