In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 7 augustus 2019 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verhuizen met haar twee minderjarige kinderen naar een andere woonplaats. De ouders, die in 2014 gescheiden zijn, hebben samen twee kinderen, geboren in 2008 en 2009. De moeder verzoekt de rechtbank om toestemming om met de kinderen te verhuizen en hen in te schrijven op een basisschool in de nieuwe woonplaats. De vader verzet zich tegen de verhuizing en vraagt om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de kinderen.
De rechtbank heeft de procedure gevolgd en kennisgenomen van de ingediende stukken, waaronder verzoekschriften en verweerschriften van beide ouders. Tijdens een mondelinge behandeling hebben de ouders afgesproken om in mediation te gaan, maar zij zijn daar niet in geslaagd om tot een oplossing te komen. De rechtbank heeft vervolgens een belangenafweging gemaakt, waarbij de belangen van de kinderen voorop staan. De rechtbank oordeelt dat de moeder de verhuizing goed heeft voorbereid en dat het belang van de kinderen niet in de weg staat aan de verhuizing.
De rechtbank heeft de moeder vervangende toestemming verleend om met de kinderen te verhuizen en hen in te schrijven op de basisschool. Tevens is er een zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen drie weekenden per maand bij de vader verblijven. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de verhuizing nog voor de zomervakantie kan plaatsvinden. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.