ECLI:NL:RBMNE:2019:3519

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 augustus 2019
Publicatiedatum
29 juli 2019
Zaaknummer
C/16/479156 / FO RK 19-565
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarigen en zorgregeling

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 7 augustus 2019 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verhuizen met haar twee minderjarige kinderen naar een andere woonplaats. De ouders, die in 2014 gescheiden zijn, hebben samen twee kinderen, geboren in 2008 en 2009. De moeder verzoekt de rechtbank om toestemming om met de kinderen te verhuizen en hen in te schrijven op een basisschool in de nieuwe woonplaats. De vader verzet zich tegen de verhuizing en vraagt om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de kinderen.

De rechtbank heeft de procedure gevolgd en kennisgenomen van de ingediende stukken, waaronder verzoekschriften en verweerschriften van beide ouders. Tijdens een mondelinge behandeling hebben de ouders afgesproken om in mediation te gaan, maar zij zijn daar niet in geslaagd om tot een oplossing te komen. De rechtbank heeft vervolgens een belangenafweging gemaakt, waarbij de belangen van de kinderen voorop staan. De rechtbank oordeelt dat de moeder de verhuizing goed heeft voorbereid en dat het belang van de kinderen niet in de weg staat aan de verhuizing.

De rechtbank heeft de moeder vervangende toestemming verleend om met de kinderen te verhuizen en hen in te schrijven op de basisschool. Tevens is er een zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen drie weekenden per maand bij de vader verblijven. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de verhuizing nog voor de zomervakantie kan plaatsvinden. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/479156 / FO RK 19-565
Beschikking van 7 augustus 2019
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M. Koelewijn-van den Berk,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. Th.A.H. van Blokland.

1. Verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift van de moeder, binnengekomen bij de griffie van de rechtbank op
16 april 2019;
  • het verweerschrift van de vader, binnengekomen bij de griffie van de rechtbank op 25 juni 2019;
  • de brief van 14 juni 2019 van de moeder met bijlagen;
  • het F9-formulier van 26 juni 2019 van de moeder met bijlagen;
1.2.
Op 26 juni 2019 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hierbij waren ouders aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. Daarnaast was de heer [A] van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig.
1.3.
Ouders hebben op de zitting afgesproken om in mediation te gaan. De rechtbank heeft de beslissing op de verzoeken aangehouden in afwachting van verder bericht van partijen. Zij heeft daarna kennisgenomen van:
  • een brief van 3 juli 2019 van de vader;
  • een brief van 15 juli 2019 van de moeder;
  • een brief van 17 juli 2019 van de vader.
1.4.
Ouders zijn in mediation niet tot een oplossing gekomen.
1.5.
Op 19 juli 2019 heeft de rechter gesproken met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .

2.Beoordeling

Waar gaat het over?
2.1.
Ouders zijn getrouwd geweest. Zij zijn in 2014 gescheiden. Ouders hebben samen twee kinderen:
  • [minderjarige 1], geboren op [2008] in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [2009] in [geboorteplaats] .
2.2.
De kinderen wonen bij de moeder in [woonplaats] . De vader woont ook in [woonplaats] . De kinderen gaan op dinsdagmiddag van 15.00 uur tot 18.30 uur en op donderdag van 15.00 uur tot 18.30 uur en om het weekend van vrijdagavond 19.00 uur tot zondagavond naar de vader toe.
2.3.
De moeder verzoekt de rechtbank om vervangende toestemming om met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar [woonplaats] verhuizen en hen in te schrijven op basisschool [basisschool] in [woonplaats] . Daarnaast verzoekt zij te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar blijft en om een nieuwe zorgregeling met de vader vast te leggen.
2.4.
De vader vindt dat de moeder niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de kinderen. Haar andere verzoeken moeten volgens de vader worden afgewezen.
De beslissing
2.5.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder om vervangende toestemming om met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar [woonplaats] te verhuizen toewijzen. Het verzoek om te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder blijft zal worden afgewezen. Daarnaast zal de rechtbank de moeder vervangende toestemming verlenen om de kinderen in te schrijven op Basisschool [basisschool] in [woonplaats] en een zorgregeling vastleggen met de vader, zoals door de moeder is verzocht. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij tot deze beslissing komt. Daarbij gaat de rechtbank eerst in op het toetsingskader dat in zaken als deze moet wordt gehanteerd.
Toetsingskader
2.6.
Als er tussen de ouders verschil van mening bestaat over de vraag of een van hen met de kinderen mag verhuizen, moet de rechtbank volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad een belangenafweging maken. Hoewel de rechter daarbij allereerst de belangen van de kinderen voor ogen moet houden, spelen ook andere belangen daarin een rol. De rechtbank moet namelijk rekening houden met alle omstandigheden van het geval. De Hoge Raad heeft daarbij een aantal specifieke omstandigheden genoemd, die de rechter in ieder geval moet meewegen. Die omstandigheden zijn – onder meer – of er een noodzaak is om te verhuizen, of de verhuizing goed is voorbereid en daarover overleg is gevoerd met de andere ouder en wat de gevolgen van de verhuizing zijn voor de lopende zorgregeling. Zoals hierna zal blijken, heeft de rechtbank deze (en andere) omstandigheden betrokken in haar beslissing.
Belangenafweging
2.7.
Na het maken van een dergelijke zorgvuldige belangenafweging, is de rechtbank van oordeel dat het belang van de moeder bij de verhuizing naar [woonplaats] het zwaarst weegt en wel om de volgende redenen.
2.8.
Iedere ouder heeft in beginsel het recht om zijn of haar leven met de kinderen in te richten op een manier die hij of zij goed lijkt. Daaronder valt ook de vrijheid om op een andere plek met de kinderen te gaan wonen. Wel is het zo dat hoe meer de andere ouder daardoor beperkt wordt in de invulling van diens leven met de kinderen, hoe meer reden er moet zijn om dat te rechtvaardigen.
2.9.
De moeder heeft al lange tijd de wens om te verhuizen naar [woonplaats] . Dit speelde al tijdens het huwelijk van ouders, toen zij nog geen kinderen hadden. Verder heeft de moeder in 2015, toen ouders al gescheiden waren, een verzoek tot vervangende toestemming om met de kinderen naar [woonplaats] te mogen verhuizen gedaan. De rechtbank heeft dit verzoek toen afgewezen. De moeder is in [woonplaats] opgegroeid en zegt daar haar sociaal netwerk te hebben. De vader erkent in ieder geval dat haar broer en zus in [woonplaats] wonen. De vader betwist ook niet dat de moeder zich ongelukkig voelt in [woonplaats] . De moeder neemt het grootste deel van de verzorging en opvoeding van de kinderen voor haar rekening. Dat de moeder zich al zo lang niet gelukkig voelt in [woonplaats] en wil verhuizen naar [woonplaats] , heeft een weerslag op de kinderen. Dat vader vindt dat de moeder meer of andere stappen had moeten ondernemen, doet hier niet aan af. De kinderen willen niet dat wat zij de rechter hebben verteld, met ouders wordt gedeeld. Hieruit blijkt wel dat de situatie voor de kinderen lastig is. Het is ouders samen – en evenmin na de zitting met behulp van de mediator - niet gelukt om tot een oplossing te komen.
2.10.
Anders dan de vader, vindt de rechtbank dat de moeder de verhuizing naar [woonplaats] goed heeft doordacht en voorbereid. Zij heeft een baan in [woonplaats] gevonden, zij heeft concreet zicht op woonruimte in [woonplaats] en zij heeft zich georiënteerd op scholen voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en een judoschool voor [minderjarige 1] .
2.11.
De rechtbank vindt niet gebleken dat het belang van de kinderen zich verzet tegen een verhuizing naar [woonplaats] . Weliswaar zijn de kinderen opgegroeid in [woonplaats] en zal de verhuizing de nodige veranderingen met zich meebrengen (zoals een nieuwe school, nieuwe vriendjes en vriendinnetjes en een nieuwe sportvereniging), maar de rechtbank heeft geen aanwijzingen dat de kinderen deze veranderingen niet aan zouden kunnen. Bovendien vindt de rechtbank dat de verhuizing naar [woonplaats] een goed contact met de vader niet in de weg hoeft te staan.
2.12.
Door de afstand tussen [woonplaats] en [woonplaats] worden de mogelijkheden tot doordeweeks en/of spontaan contact tussen de vader en de kinderen beperkt. Evenals de betrokkenheid van de vader bij de sporten van de kinderen. De moeder heeft echter een zorgregeling voorgesteld, waarbij het verlies aan doordeweeks contact in de weekenden en de vakanties wordt gecompenseerd. Voor de betrokkenheid van de vader bij de sporten van de kinderen kan een modus worden gevonden. De judowedstrijden van [minderjarige 1] vinden immers ook nu al plaats door het hele land.
Hoofdverblijfplaats
2.13.
De rechtbank vindt het niet nodig te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de moeder blijft. De hoofdverblijfplaats van de kinderen is bij de moeder en dit verandert niet doordat de moeder toestemming krijgt om met de kinderen naar [woonplaats] te verhuizen.
Zorgregeling
2.14.
De rechtbank zal voor nu de door de moeder verzochte zorgregeling vastleggen, omdat de vader hier onvoldoende tegenin heeft gebracht. De vader heeft zelf niet om een zorgregeling verzocht, voor het geval de rechtbank de moeder vervangende toestemming zou geven om met de kinderen naar [woonplaats] te verhuizen. In reactie op de door moeder verzochte zorgregeling vraagt de vader zich af waarom de omgang in de weekenden niet op vrijdag kan beginnen en zegt hij dat hij niet in staat is de kinderen de helft van de vakanties op te vangen. Omdat het sporten van de kinderen op zaterdag plaatsvindt, zal de rechtbank de omgang niet uitbreiden naar vrijdagavond. Ouders zullen samen moeten beslissen of de omgang op zaterdag aanvangt na het sporten of dat de vader op zaterdag het sporten begeleidt. Verder vindt de rechtbank dat van de vader kan worden verwacht dat hij de kinderen zoveel mogelijk gedurende de helft van de schoolvakanties opvangt. Indien dit in verband met het aantal vakantiedagen van de vader niet mogelijk is, dan zal hij met de moeder moeten overleggen of hij opvang regelt of dat de moeder dit voor haar rekening kan nemen. Uit de stukken blijkt dat overleg tussen ouders soms lastig is. Overleg tussen ouders is echter onvermijdelijk, zeker met het oog op het feit dat de kinderen allebei de komende twee jaar naar de middelbare school zullen gaan en steeds meer een eigen agenda gaan krijgen.
School
2.15.
Ouders hebben samen het gezag over de kinderen en beslissen dus samen over belangrijke zaken in het leven van de kinderen, zoals de inschrijving voor een school. Dit verandert door een verhuizing naar [woonplaats] uiteraard niet. De rechtbank begrijpt dat de vader betrokken had willen worden bij de zoektocht naar een school. Aan de andere kant begrijpt de rechtbank ook dat het gelet op het verschil van mening van ouders over de verhuizing naar [woonplaats] lastig was om samen scholen in [woonplaats] te bezoeken. De vader kan zich niet vinden in de door de moeder uitgezochte school. De vader heeft tijdens de zitting toegelicht geen probleem te hebben met christelijk basisonderwijs maar een voorkeur te hebben voor Daltononderwijs, omdat de kinderen dit nu ook volgen. De vader doet echter geen tegenverzoek. Met het nieuwe schooljaar voor de deur, heeft de rechtbank er onvoldoende vertrouwen in dat het ouders nog gaat lukken tijdig samen een school voor de kinderen uit te zoeken. De rechtbank zal de vrouw daarom vervangende toestemming verlenen om de kinderen in te schrijven op basisschool [basisschool] . Dit betekent echter niet dat ouders niet alsnog samen een andere school kunnen uitkiezen, als dat tijdig lukt.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.16.
De rechtbank vindt het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat de verhuizing nog deze zomervakantie kan plaatsvinden, zodat zij in het nieuwe schooljaar gelijk op hun nieuwe school kunnen starten. De rechtbank zal deze beschikking daarom uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat wil zeggen dat de beslissingen ten uitvoer kunnen worden gelegd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

3.Beslissing

De rechtbank
3.1.
verleent de moeder vervangende toestemming om met de kinderen naar [woonplaats] te verhuizen;
3.2.
verleent de moeder vervangende toestemming om de kinderen in te schrijven op Basisschool [basisschool] in [woonplaats] ;
3.3.
stelt een zorgregeling vast tussen de vader en de kinderen, inhoudende:
  • dat de kinderen drie weekenden per maand bij de vader verblijven van zaterdagochtend tot zondagavond 19:00 uur;
  • dat de vader de kinderen op zaterdagochtend ophaalt in [woonplaats] en dat de moeder hen op zondagavond om 19:00 uur weer ophaalt in [woonplaats] ;
  • dat de vakanties en feestdagen in onderling overleg bij helfte worden verdeeld;
  • dat de kinderen buiten deze regeling om te allen tijde via de telefoon, sms, WhatsApp, Skype of anderszins contact kunnen hebben met de vader;
3.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevraagde af.
Deze beschikking is gegeven door mr. V.M.M. van Amstel, mr. P.W.G. de Beer en mr. A.G. van Doorn (kinder)rechters, in aanwezigheid van mr. F. de Kleijn als griffier, in afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. P.W.G. de Beer en in het openbaar uitgesproken op
7 augustus 2019.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.