In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning voor het brandveilig gebruiken van een hotel. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht aan de vergunninghouder, na een aanvraag die op 16 augustus 2016 was ingediend. Eisers, die zich verzetten tegen de vergunning, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 15 augustus 2017, waarin de vergunning werd verleend. Tijdens de zitting op 15 mei 2019 zijn eisers, waaronder mr. D.D. Pietersz, verschenen, terwijl de gemeente en de vergunninghouder zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden.
Eisers voerden aan dat zij geen vertrouwen hebben in de naleving van de voorwaarden van de vergunning door de vergunninghouder, vooral gezien eerdere overtredingen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de Veiligheidsregio Utrecht (VRU) de aanvraag heeft getoetst en heeft geconcludeerd dat de activiteit voldoet aan de relevante regelgeving. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat de brandveiligheid niet voldoende is verzekerd, ondanks de zorgen van eisers.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de enkele vrees van eisers dat de vergunninghouder zich niet aan de voorwaarden zal houden, niet voldoende is om het besluit te vernietigen. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.