In deze zaak gaat het om een kort geding dat is aangespannen door [bedrijf] tegen de Gemeente Almere. De procedure betreft een Europese openbare aanbesteding voor het onderhoud van sportvelden in Almere, waarbij de Gemeente op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding gunningen heeft verleend. [bedrijf] had ingeschreven op alle percelen en ontving op 26 april 2019 een voorlopige gunningsbeslissing, waarin de Gemeente voornemens was om de percelen 1 en 2 aan [bedrijf] te gunnen. Echter, na ontdekking van een beoordelingsfout heeft de Gemeente op 2 mei 2019 een herziene gunningsbeslissing verzonden, waarin [bedrijf] geen percelen gegund kreeg. [bedrijf] is het niet eens met deze beslissing en vordert in deze procedure onder andere de intrekking van de gunningsbeslissing en een nieuwe beoordeling van de ingediende plannen.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [bedrijf] afgewezen. De rechter oordeelde dat de gunningsbeslissing voldoende gemotiveerd was en dat er geen fundamentele gebreken waren die tot intrekking van de beslissing zouden moeten leiden. De rechter benadrukte dat enige subjectiviteit inherent is aan de beoordeling van kwalitatieve criteria en dat de Gemeente voldoende transparantie heeft geboden in haar beoordelingsproces. Ook werd vastgesteld dat de Gemeente correct heeft gehandeld bij het uitsluiten van een inschrijver met een ongeldige inschrijving en dat de beoordelingssystematiek niet in strijd was met de Inschrijvingsleidraad. [bedrijf] werd veroordeeld in de proceskosten.