ECLI:NL:RBMNE:2019:344

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2019
Publicatiedatum
31 januari 2019
Zaaknummer
C/16/472805 / KG ZA 18-808
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van misbruik van bevoegdheid bij uitwinning van hypotheekrecht in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 30 januari 2019, gaat het om een kort geding waarin eiser sub 1, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M. Dezfouli, de coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid COÖPERATIEVE RABOBANK U.A., vertegenwoordigd door advocaat mr. D.S. Volleberg, tegenkomt. Eiser sub 1 heeft in 2014 een geldlening van € 875.000 ontvangen voor de aankoop van een woning. Door financiële problemen is hij in 2016 in betalingsachterstand gekomen, die in oktober 2017 opliep tot € 83.692,209. Eiser sub 1 heeft zijn betalingen hervat, maar de achterstand bedraagt op het moment van de zitting nog ongeveer € 74.000. De bank heeft aangekondigd de woning te veilen in april 2019, wat eiser sub 1 probeert tegen te houden met dit kort geding. Hij stelt dat de bank misbruik maakt van haar bevoegdheid door de veiling aan te kondigen, terwijl hij in staat is om de achterstand in te lopen.

De voorzieningenrechter heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat er een aanzienlijke achterstand is ontstaan en dat er ook andere schulden zijn. Eiser sub 1 heeft niet kunnen aantonen dat er betalingsregelingen zijn getroffen met andere schuldeisers. De bank heeft gedurende twee jaar geprobeerd tot een oplossing te komen, maar zonder resultaat. De voorzieningenrechter concludeert dat de belangen van de bank zwaarder wegen dan die van eiser sub 1, en dat er geen sprake is van misbruik van bevoegdheid. De vordering van eiser sub 1 wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van de bank, die zijn begroot op € 1.619,00. De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

proces-verbaal
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/472805 / KG ZA 18-808
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op de zitting van 30 januari 2019
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. M.M. Dezfouli te 's-Gravenhage,
tegen
de coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. D.S. Volleberg te ’s-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] (in mannelijk enkelvoud) en de bank worden genoemd.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, en mr. R. Bloemink, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen
  • de heer [eiser sub 1] in persoon
  • mr. Dezfouli voornoemd
  • de heer [A] , medewerker bijzonder beheer bij de bank
  • mr. Volleberg voornoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesdossier bevat de volgende processtukken:
- de dagvaarding (betekend) met producties 1 tot en met 11 (niet betekend, maar aan de bank toegezonden en ter zitting overgelegd)
- de pleitnotitie van de bank met producties 1 tot en met 10
1.2.
Op de zitting van 30 januari 2019 hebben partijen hun standpunten mondeling toegelicht. Na een schorsing van de zitting, heeft de voorzieningenrechter mondeling uitspraak gedaan. Dit proces-verbaal betreft de vastlegging van die uitspraak.
2. Waar gaat dit kort geding over?
2.1.
De bank heeft op 8 oktober 2014 aan [eiser sub 1] een geldlening verstrekt van
€ 875.000 voor de aankoop van een woning. Doordat zijn onderneming in moeilijkheden kwam, is [eiser sub 1] in de loop van 2016 niet in staat geweest om de betalingen onder de lening te voldoen. Daardoor is een achterstand ontstaan, die in oktober 2017 was opgelopen tot € 83.692,209. Vanaf juli 2018 heeft [eiser sub 1] zijn betalingen hervat en lost hij daarnaast maandelijks € 1.500 extra af. Op 30 januari 2019 is de achterstand ongeveer € 74.000.
2.2.
Omdat het sinds oktober 2017 financieel beter gaat, heeft [eiser sub 1] aan de bank voorgesteld om de achterstand binnen enkele jaren in te lopen. De bank is daarmee niet akkoord gegaan en heeft aangekondigd dat de woning zal worden uitgewonnen door middel van een veiling in april 2019. [eiser sub 1] probeert dit tegen te houden door middel van dit kort geding. Het petitum is wat ongelukkig geformuleerd maar de strekking is dat de voorzieningenrechter de bank verbiedt dat de woning wordt geveild. De voorzieningenrechter begrijpt dat [eiser sub 1] daarbij een beroep doet op misbruik van bevoegdheid.

3.De beoordeling

3.1.
Beoordeeld moet worden of de bank misbruik maakt van haar bevoegdheid om de aangekondigde veiling door te zetten.
3.2.
Vast is komen te staan dat er in de loop van 2016 een forse achterstand is ontstaan bij de aflossing van de lening. Ook zijn er twee andere forse schulden, te weten € 34.000 bij de Belastingdienst en € 23.000 bij de aannemer [bedrijfsnaam] . [eiser sub 1] zegt dat hij voor beide schulden betalingsregelingen heeft kunnen treffen en dat de gelegde beslagen zullen worden opgeheven. De bank zegt daarentegen gistermiddag nog contact te hebben met de Belastingdienst, die zou willen executeren in de vorm van een veiling van de woning. De bank moet hierin dus wel meegaan en de veiling overnemen, aldus de bank. [eiser sub 1] heeft in reactie hierop gesteld dat de boekhouder contact heeft gehad met de Belastingdienst en dat zij bereid zou zijn tot een betalingsregeling. Hiervan staat echter niets op papier, zodat de voorzieningenrechter er niet van uit kan gaan dat dit klopt. En hetzelfde geldt voor de schuld aan de aannemer. Ook hier heeft [eiser sub 1] niet aannemelijk gemaakt dat er een betalingsregeling is getroffen en dat executie achterwege wordt gelaten.
3.3.
Verder stelt de voorzieningenrechter vast dat de bank gedurende twee jaar in gesprek is geweest met [eiser sub 1] om tot een oplossing te komen, met als doel aflossing van de achterstand. Dit heeft echter geen resultaat gehad. [eiser sub 1] vindt het erg jammer dat juist nu het goed gaat met zijn werk en er ruim voldoende inkomsten zijn om de zowel de hypotheek te betalen als de achterstand in te lopen, de bank de woning wil veilen. De bank heeft het vertrouwen echter verloren, ook omdat er onvoldoende zekerheid is over de vraag of de inkomsten van [eiser sub 1] op de langere termijn gegarandeerd zijn. Zij ziet zich bovendien geconfronteerd met twee andere schuldeisers die al beslag hebben gelegd. Uit het oogpunt van zorgvuldigheid heeft de bank de veiling op een langere termijn gesteld, namelijk april van dit jaar. Als [eiser sub 1] toch in staat blijkt in ieder geval de achterstand te voldoen, dan kan er altijd worden gesproken over een andere oplossing, aldus de bank.
3.4.
De voorzieningenrechter ziet in al deze omstandigheden geen misbruik van bevoegdheid, waarvoor de lat ook hoog ligt. Daarvan is in een geval als dit namelijk alleen sprake als de belangen van de schuldenaar in die mate zwaarder wegen dan de belangen van de hypotheekhouder dat uitwinning daarom niet redelijk is. Dat dat hier het geval is, is niet gebleken.
3.5.
De slotsom is dat de vordering wordt afgewezen met veroordeling van [eiser sub 1] in de proceskosten van de bank. Deze worden begroot op:
- griffierecht € 639,00
- salaris gemachtigde €
980,00(1 punten x tarief € 980,00)
Totaal € 1.619,00
De proceskostenveroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
veroordeelt [eiser sub 1] in de proceskosten van de bank, tot op heden begroot op € 1.619,00;
4.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Waarvan proces-verbaal