ECLI:NL:RBMNE:2019:3421
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vastgestelde waarde van een woning op grond van de Wet waardering onroerende zaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 juli 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde waarde van een woning door de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde J.J. Drost, was het niet eens met de door verweerder vastgestelde waarde van € 1.292.000,- voor het belastingjaar 2018, die was gebaseerd op de Wet waardering onroerende zaken (Wet woz). De waarde was vastgesteld op de waardepeildatum van 1 januari 2017. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 1.134.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de waarde van de woning had onderbouwd met een taxatiematrix, waarin de woning was vergeleken met drie referentiewoningen in Amersfoort. Eiser voerde aan dat de vergelijkingsmethode niet correct was toegepast, omdat vergelijkbare woningen in verschillende jaren verschillende waardeontwikkelingen vertoonden. De rechtbank oordeelde echter dat de waarde van de woning correct was vastgesteld volgens de voorgeschreven vergelijkingsmethode en dat de door eiser aangevoerde argumenten niet konden slagen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees op de mogelijkheid voor eiser om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.