ECLI:NL:RBMNE:2019:3411
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen voortzetting WGA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 juli 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortzetting van de WGA-loonaanvullingsuitkering van eiser, die op 24 mei 2012 uitviel voor zijn werk als operator packaging A wegens lichamelijke klachten. De verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, had bij besluit van 29 juni 2018 de WGA-uitkering ongewijzigd voortgezet tot 1 juli 2020, met een vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 50,32%. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard door verweerder op 7 december 2018. Eiser heeft hierop beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 20 juni 2019 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de werkgever niet aanwezig was. De rechtbank heeft overwogen dat eiser geen toestemming had gegeven om medische gegevens te delen met de werkgever, en heeft daarom medische details zoveel mogelijk vermeden in de uitspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op zorgvuldige wijze tot zijn conclusies is gekomen en dat de rapporten die aan de besluiten ten grondslag lagen, geen tegenstrijdigheden vertoonden.
Eiser voerde aan dat zijn beperkingen waren onderschat en dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de verzekeringsarts voldoende rekening had gehouden met zowel de lichamelijke als psychische klachten van eiser. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor het benoemen van een deskundige, omdat de conclusies van de verzekeringsarts overtuigend waren. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.