ECLI:NL:RBMNE:2019:3404

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 juni 2019
Publicatiedatum
24 juli 2019
Zaaknummer
16/242654-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige en bezit van kinderpornografie

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende een periode van drie maanden schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een minderjarige, die op het moment van de handelingen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. De verdachte, 46 jaar oud, heeft ontuchtige handelingen gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, dat op dat moment 15 jaar oud was. De rechtbank oordeelt dat de wederzijdse instemming en de context van een liefdesrelatie niet afdoen aan de ernst van de gedragingen, gezien het grote leeftijdsverschil en de ongelijkwaardige relatie. De verdachte heeft ook het slachtoffer onttrokken aan het gezag van haar ouders en in zijn bezit gehad afbeeldingen die als kinderpornografie kunnen worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en behandelverplichting. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten, en heeft de proeftijd vastgesteld op drie jaar.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/242654-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 juni 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1972] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
thans verblijvende te PI Nieuwegein.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 maart 2019 en 12 juni 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en mr. R. Dijkstra, advocaat te Doorn, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] , bijgestaan door mr. C.H. Dijkstra advocaat te Amersfoort, en de benadeelde partij de heer en mevrouw [benadeelden] , bijgestaan door mr. M.A.J. Kubatsch, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:
op 28 november 2018 te Amersfoort en/of Veenendaal en/of Castricum de minderjarige [slachtoffer] heeft onttrokken aan het gezag van degene die dit uitoefende;
feit 2:
in de periode van 15 augustus 2018 tot en met 29 november 2018 te Amersfoort en/of Veenendaal en/of Castricum met [slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren wel maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, ontucht heeft gepleegd dat mede bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 3:op 29 november 2018 te Castricum een mobiele telefoon met daarop kinderporno in zijn bezit heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich daarvoor op de bewijsmiddelen zoals deze zich in het dossier bevinden en op de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van verdachte dat hij de foto’s niet wilde hebben geen steun vindt in de WhatsApp-gesprekken. Verdachte reageert namelijk steeds erg positief wanneer hij een foto ontvangt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 ten laste gelegde en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De raadsvrouw heeft allereerst benadrukt dat de foto’s op initiatief van het slachtoffer zijn verzonden, terwijl verdachte haar herhaaldelijk heeft verzocht geen foto’s te versturen. Daarnaast stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat de foto’s niet tot doel hadden om seksuele prikkels op te wekken. Voor zover de foto’s wel een seksueel karakter zouden hebben, blijft het zo dat deze foto’s aan verdachte zijn gestuurd zonder dat hij erom vroeg en waarschijnlijk automatisch zijn opgeslagen in de fotogalerij van verdachte. Dit maakt dat de foto’s kunnen worden aangemerkt als bijvangst van foto’s van het alledaagse leven van verdachte. Het is daarom maar de vraag in hoeverre er sprake is van doelbewust bezit.
Subsidiair stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat van de foto’s 1, 21, 25 en 26 het seksuele karakter ontbreekt, zodat deze niet kunnen worden gekwalificeerd als kinderporno.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 1 en 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
Verdachte heeft de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
Feit 1:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 juni 2019;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever van 29 november 2018, genummerd 20181129.1200.15670, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [slachtoffer] , doorgenummerde pagina’s 6-10;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2018, genummerd PL1100-2018229670-4, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de bevinden van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina’s 15 en 16.
Feit 2:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 juni 2019;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 1 december 2018, genummerd PL0900-2018344513-1, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [slachtoffer] , doorgenummerde pagina 47-52;
  • een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] door de rechter-commissaris op 15 mei 2019.
Ten aanzien van feit 3
Bewijsmiddelen [1]
Op 29 november 2018 is verdachte in zijn woning in [woonplaats] aangehouden. Tijdens de aanhouding is de telefoon van verdachte in beslag genomen. [2]
Verbalisant [verbalisant 3] , gecertificeerd zedenrechercheur, heeft de telefoon, zijnde een Samsung 320, onderzocht en daarover het volgende verklaard:
Ik trof meerdere foto's aan van een vrouw die in verschillende poses op de foto is
vastgelegd. Tijdens deze poses draagt ze veelal verschillende kleuren lingerie. Door haar postuur en de herkenbare omgeving die is vastgelegd op de foto, valt op te maken dat het met een grote aangrenzende waarschijnlijkheid om dezelfde persoon gaat. Op deze foto's zijn nagenoeg haar hele lijf te zien met uitzondering van haar hoofd. Op enkele foto's zijn wel het hoofd zichtbaar van de vrouw. lk herken deze vrouw als [slachtoffer] geboren op [2003] .
lk zag dat meerdere dezelfde foto's zowel in de telefoon van het slachtoffer als van de verdachte aanwezig waren. De foto's die zijn afgegeven zijn genummerd en komen overeen met de beschreven fotonummers in dit proces-verbaal. Deze map met foto's wordt fotomap 1 genoemd. De persoon op de foto’s betreft met een zekere aangrenzende waarschijnlijkheid het slachtoffer.
Foto 2: Hierop is een vrouw te zien die gekleed is in rode lingerie.
Foto 3: Op deze foto is een vrouw te zien die gekleed is in donkerkleurige lingerie.
Foto 4: Op deze foto is een vrouw te zien die gekleed is donkere lingerie.
Foto 5:Op deze foto zijn de billen van vermoedelijk een vrouw te zien. De blote billen staan centraal op de foto.
Foto 6: Op deze foto is een liggend persoon te zien. Gezien het postuur lijkt het een vrouw. Deze persoon is naakt en ligt op haar buik. Duidelijk zijn een bikinilijn en bikinibroekje te zien als afdruk op haar lijf. De vrouw is te zien vanaf haar billen tot aan haar schouders.
Foto 7: Op deze foto is een vrouw te zien die gekleed is in zwarte lingerie. Op de foto staan de borsten van deze vrouw centraal in beeld. De vrouw staat met de voorzijde op de foto. Ze is gefotografeerd vanaf haar schouders tot net onder haar navel.
Foto 8: Op deze foto is een vrouw te zien die liggend is gefotografeerd. Ze draagt op deze foto zwarte lingerie. De borsten en vagina staan centraal in beeld op de ze foto. De vrouw steunt vermoedelijk iets op haar linkerarm waardoor haar bovenlichaam iets van de ondergrond komt. Ook is te zien dat zowel haar linkerbeen als haar rechterbeen iets uit elkaar zijn, waardoor ze als het ware wijdbeens ligt. Haar benen zijn daarbij iets opgetrokken. In de fotogalerij van de telefoon van de verdachte zijn
13 foto'saangetroffen waarop een vrouw te zien is die in verschillende poses is vastgelegd met de lingerieset aan als omschreven in foto 8.
Foto 21: Op foto 21 is een vrouw te zien waarbij de linker gedeelte van haar gezicht te zien is. Zij draagt op deze foto een vest. Dit vest staat open waardoor decolleté centraal in beeld staat op deze foto.
In de fotogalerij van de telefoon van de verdachte zijn buiten foto 9 nog 3 foto's aangetroffen die nagenoeg hetzelfde beeld geven als foto 9. Op deze foto's staat het slachtoffer duidelijk in beeld met haar gezicht en de borsten van het slachtoffer staan centraal in beeld. Op 1 foto is duidelijk te zien dat het slachtoffer een donkere bh aanheeft. Het vest op deze laatst benoemde foto staat open tot onder haar borsten.
Foto 22: Op deze foto is een vrouw te zien die gekleed is in rode lingerie. Zij heeft in haar linkerhand een telefoon vast, die ze nabij haar gezicht houdt. De persoon staat met de voorzijde op de foto. De persoon staat op de foto tot net boven haar lippen en tot net boven haar vagina.
Foto 23: Op deze foto is een vrouw te zien die gekleed is in rode lingerie. De persoon is te zien met de voorzijde waarbij haar borsten en vagina centraal in beeld staan.
Foto 24: Op deze foto is een vrouw in beeld die iets tegen haar líppen aanheeft. Voornamelíjk staat haar hoofd ín beeld. Gezien de vorm/kleur en hoe zij in de camera kijkt zou het een penis kunnen zijn die zij gedeeltelíjk in haar mond heeft. De vermoedelijke penis is niet geheel in beeld. [3]
[slachtoffer] heeft tijdens haar verhoor bij de politie het volgende verklaard:
lk heb hem
(de rechtbank begrijpt verdachte)behoorlijk wat foto’s gestuurd, ook wel in lingerie. De foto’s 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 21, 22 en 23, dat ben ik. De foto 24 met de dildo bij mijn mond dat ben ik ook. Ik heb ze allemaal verstuurd. [4]
De verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting het volgende verklaard:
[slachtoffer] heeft foto’s van zichzelf naar mij gestuurd, waaronder foto’s in lingerie. Ik vond deze foto’s mooi. [5]
Bewijsoverweging
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bezit van kinderpornografische afbeeldingen. Verdachte heeft deze afbeeldingen ontvangen en bekeken en heeft bovendien verklaard dat hij de foto’s mooi vond. Dat de foto’s door [slachtoffer] zijn gestuurd maakt niet dat het bezit van deze afbeeldingen niet kan worden bewezen. Immers zijn de foto’s opgeslagen op de telefoon van verdachte. Het verweer van de raadsvrouw dat de foto’s geen seksueel karakter hebben verwerpt de rechtbank onder verwijzing naar de bewijsmiddelen. Wel is de rechtbank met de raadsvrouw van oordeel dat van de foto’s 1, 25 en 26 dit seksuele karakter ontbreekt. Dit heeft echter geen gevolgen voor de bewezenverklaring.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 28 november 2018 te Amersfoort en Castricum, opzettelijk een minderjarige, [slachtoffer] , geboren op [2003] te [geboorteplaats] , heeft onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag;
Feit 2:
op meerdere momenten in de periode van 15 augustus 2018 tot en met 29 november 2018 in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [2003] te [geboorteplaats] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- meermalen die [slachtoffer] zijn penis laten betasten/aanraken en
- meermalen die [slachtoffer] zijn penis laten aftrekken en
- meermalen zijn penis in de mond van die [slachtoffer] te duwen en te brengen en te houden en te bewegen en
- meermalen zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] te duwen en te brengen en te houden en te bewegen en
- meermalen zijn penis in de anus van die [slachtoffer] te duwen en te brengen en te houden en te bewegen;
Feit 3:
op 29 november 2018 te Castricum, een gegevensdrager (te weten een mobiele telefoon - een Samsung 320) bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken, in bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - (telkens) bestonden uit:
- het tonen van de blote billen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en
- het gedeeltelijk naakt poseren van/door een alleen in lingerie gekleed persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij (telkens) de nadruk ligt op de borsten en/of de schaamstreek van die persoon en
- het poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon met een voorwerp, te weten een dildo, tegen haar mond poseert,
welke afbeeldingen aldus telkens een onmiskenbaar seksuele strekking hebben en strekken tot seksuele prikkeling.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1
opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag;
Ten aanzien van feit 2
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3
een gegevensdrager bevattende een afbeeldingen van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte met betrekking tot feit 1 een beroep op overmacht toekomt in de zin van noodtoestand en verzoekt verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. De raadsvrouw heeft daartoe het volgende aangevoerd.
[slachtoffer] had op de bewuste dag aangifte gedaan tegen haar broer en ervaarde haar thuissituatie daardoor niet meer als een veilige plek. Verdachte verkeerde daardoor in een tweestrijd. Enerzijds vond hij dat [slachtoffer] naar huis moest, maar anderzijds vreesde hij voor haar veiligheid en welzijn. Verdachte was bang dat [slachtoffer] zichzelf iets aan zou doen, dat haar iets zou overkomen of dat zij naar mannen zou gaan in Utrecht of Amsterdam met wie zij eerder betaalde seks heeft gehad. Hij heeft voor de veilige weg gekozen door [slachtoffer] op te halen bij het station en bij hem te laten verblijven en haar niet weg te sturen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen beroep op een rechtvaardigings- of schulduitsluitingsgrond toekomt. De verklaring van verdachte dat hij ‘niet anders kon’ vindt anders dan verdachte stelt, geen steun in de WhatsAppgesprekken. Uit de WhatsApp-gesprekken volgt ook niet dat verdachte bang was dat [slachtoffer] zichzelf iets aan zou doen of naar andere vreemde mannen toe zou gaan.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en overweegt als volgt:
Kort gezegd stelt de raadsvrouw dat verdachte niet anders kon dan [slachtoffer] (een minderjarig meisje) te onttrekken aan het gezag, omdat hij handelde uit noodtoestand. Dat wil zeggen — in het algemeen gesproken — dat verdachte, staande voor de noodzaak te kiezen uit onderling strijdige plichten en belangen, de zwaarstwegende heeft laten prevaleren. Het moet dan gaan om gevallen waarin sprake is van een ernstig belangenconflict waarin het maken van een keuze onvermijdelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank doet deze situatie zich hier niet voor. Het standpunt van verdachte dat hij geen andere keuze had wordt niet ondersteund door de WhatsApp-gesprekken die zich in het dossier bevinden. Op 25 november 2018 omstreeks 16.00 uur vindt onderstaand gesprek plaats:
25-11-18 16:01 - [verdachte] : Hoe??? Hoe kan je dat nou voorstellen [slachtoffer] ??
Hoe kan je nou voorstellen om bij andere mannen te gaan slapen???
25-11-18 16:04 - [slachtoffer] :
25-11-18 16:05 - [slachtoffer] : Lieverd ik weet het ook niet
25-11-18 16:05 - [slachtoffer] : Ik heb zo ontiegelijk veel spijt!!!!!
25-11-18 16:05 - [slachtoffer] : Zo zo zo zo mega dom en achterlijk van me
25-11-18 16:05 - [slachtoffer] : Ik weet het schat, ik weet het
25-11-18 16:06 - [slachtoffer] : Wil je er alsjeblieft met me over praten als ik bij je ben❤❤❤
25-11-18 16:07 - [slachtoffer] : Vergeten kan je nooit maar vergeven wel
25-11-18 16:08 - [slachtoffer] : Ik vindt het zo verschrikkelijk van mezelf! Ik walg er echt van
25-11-18 16:09 - [slachtoffer] : Ik vindt het echt heel erg van mezelf!!
25-11-18 18:40 - [verdachte] : Ja dat wil ik [slachtoffer] ❤❤❤
25-11-18 18:43 - [verdachte] : Ik haal je woensdag op en dan kunnen we praten als je bij mij bent
Op basis van dit WhatsApp-gesprek komt de rechtbank tot de conclusie dat [slachtoffer] op 25 november 2018 weliswaar lijkt te hebben voorgesteld dat zij bij ‘andere mannen gaat slapen’ en dat verdachte en zij daar discussie over hebben gehad, maar uit bovenstaand gesprek volgt ook dat [slachtoffer] er spijt van heeft dat zij dit heeft voorgesteld. De rechtbank ziet dan ook niet in dat verdachte daadwerkelijk moest vrezen dat [slachtoffer] naar ‘andere mannen’ zou gaan. De rechtbank is van oordeel dat verdachte [slachtoffer] juist mee naar huis heeft genomen – en daarmee dus heeft onttrokken aan het gezag – omdat hij met haar een affectieve liefdesrelatie had en daarom met haar het weekend wilde doorbrengen, zoals ook volgt uit onderstaand gesprek van 27 november 2018:
27-11-18 22:41 - [slachtoffer] : Morgen lig ik weer naast je!! Heerlijk idee❤❤❤
27-11-18 22:42 - [verdachte] : Denk alleen dat je nu gaat slapen....iets anders kan je toch niet doen in bed en dat heeft ook geen zin...dus je hoeft ook alleen maar aan 1 ding te denken....lekker slapen!!!
27-11-18 22:43 - [verdachte] : Yesss!!!!! Lekker dicht tegen elkaar aan voor 3 nachtjes!!!!! ❤❤❤❤❤❤
27-11-18 22:43 - [slachtoffer] : Ja ik ga alleen aan slapen denken! De rest probeer ik even uit mn hoofd te zetten
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank het niet geloofwaardig acht dat verdachte [slachtoffer] heeft opgehaald en meegenomen naar zijn huis, omdat hij vreesde dat zij anders naar ‘andere mannen’ zou gaan. Ook heeft verdachte geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan moet worden aangenomen dat verdachte anderszins moest vrezen voor de veiligheid en/of het welzijn van [slachtoffer] als hij haar niet zou ophalen en mee naar huis nemen. Niet is dus aannemelijk geworden dat sprake was van een actuele concrete nood, bestaande uit een belangenconflict, waaraan verdachte een einde moest maken. Het beroep op noodtoestand kan daarom niet slagen.
Conclusie
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een behandelverplichting.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de op te leggen straf verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is begaan. De raadsvrouw verzoekt daarom aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf de bijzondere voorwaarden te verbinden die de reclassering heeft geadviseerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van drie maanden schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met een persoon die op het moment van de handelingen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, terwijl hij zelf 46 jaar oud was. Deze ontuchtige handelingen, die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, hebben in een periode van drie maanden op regelmatige basis plaatsgevonden binnen de context van wat verdachte een relatie noemt. Ook het slachtoffer verklaart, zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris dat er sprake was van een liefdesrelatie. Dit heeft zij ter terechtzitting in haar slachtofferverklaring nogmaals bevestigd. Dat er sprake was van wederzijdse instemming en een liefdesrelatie, doet naar het oordeel van de rechtbank echter niet af aan de kwalijkheid van de gedraging. Door zijn handelen heeft verdachte namelijk veronachtzaamd dat er sprake was van een door de wet strafbaar gestelde ongelijkwaardige relatie met een 15-jarige, waarin er door het grote leeftijdsverschil per definitie sprake was van overwicht. Daarmee heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij had moeten wachten tot het slachtoffer een ‘legale leeftijd’ had bereikt, maar kennelijk heeft hij de bevrediging van zijn lustgevoelens laten prevaleren. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
In het verlengde van het hiervoor besproken feit heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het onttrekken aan het gezag van datzelfde slachtoffer en aan het bezit van foto’s van het slachtoffer, die kunnen worden gekwalificeerd als kinderpornografische afbeeldingen. Dit laatste is weliswaar een strafbaar feit, maar de rechtbank ziet gelet op de omstandigheden waaronder en de context waarbinnen dit laatst genoemde feit is gepleegd, geen aanleiding om een hogere straf op te leggen.
Het onttrekken van een minderjarige aan het gezag van haar ouders vindt de rechtbank daarentegen wèl een kwalijk feit, omdat dit gevoelens van angst en bezorgdheid teweeg heeft gebracht bij de ouders, hetgeen ook is gebleken uit de slachtofferverklaring. Verdachte
– zelf vader – had bovendien beter moeten weten.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 13 februari 2019. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van een psychologisch onderzoek Pro Justitia van 19 februari 2019 en een aanvullend onderzoek Pro Justitia van 11 juni 2019, beide opgemaakt door drs. R.A. Sterk. Uit voornoemde rapporten komt – kort samengevat – naar voren dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en vermijdende trekken. De onderzoeker concludeert dat de persoonlijkheidsstoornis met zich meebrengt dat verdachte zich aangetrokken voelt tot kwetsbare, (seksueel) misbruikte meisjes en vrouwen, omdat hij voor hen van betekenis kan zijn en seksueel contact kan aangaan. De behoefte van verdachte om tot een symbiotische versmelting te komen is zo sterk aanwezig dat verdachte de context uit het oog is verloren en zich overgaf aan een fantasiewereld met beperkte realiteitszin. De psycholoog is daarom van oordeel dat de geconstateerde psychische problematiek doorwerkte in het gedrag van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde en adviseert de rechtbank om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen en als bijzondere voorwaarde aan verdachte een behandeling op te leggen die zich richt op de geconstateerde persoonlijkheidsstoornis en de daarmee samenhangende symbiotische problematiek. Gedacht wordt aan een forensisch psychiatrische polikliniek als De Waag.
De rechtbank neemt voornoemde conclusie van de psycholoog over en maakt die tot de hare.
De op te leggen straf
Gelet op de ernst van – met name het onder feit 2 – bewezenverklaarde kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 20 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden. De rechtbank zal van deze gevangenisstraf een gedeelte van 8 maanden voorwaardelijk opleggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een behandelverplichting, zoals geadviseerd door de psychoog. Deze straf is lager dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank in het voordeel van verdachte meeneemt dat er tussen verdachte en het slachtoffer sprake was van een affectieve relatie.
Evenals de officier van justitie ziet de rechtbank in de persoon van verdachte aanleiding de proeftijd te stellen op drie jaar en de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Verdachte heeft zich namelijk schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op de inhoud van voornoemde rapportages Pro Justitia is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte, zonder behandeling, opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden die aan verdachte worden opgelegd dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle inbeslaggenomen goederen terug kunnen worden gegeven aan verdachte met uitzondering van goednummer 6, 7 en 13. Dit betreffen een computer, een externe harddisk en een telefoon. De verdachte heeft de wachtwoorden/inlogcodes niet gegeven en daardoor heeft de politie niet kunnen zien wat hierop staat. Gelet op de aard van de verdenking heeft de officier van justitie de verbeurdverklaring van deze voorwerpen gevorderd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt teruggave van alle in beslag genomen goederen. Met uitzondering van de Samsung telefoon staan de in beslaggenomen goederen niet in relatie tot de strafbare feiten, zodat er geen grond is om deze verbeurd te verklaren.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten een telefoon merk Archos (goednummer 13, SIN AALM0178NL) verbeurd verklaren, omdat verdachte de (swipe)code van deze telefoon niet heeft willen verstrekken.
Teruggave aan verdachte
Met betrekking tot de computer (goednummer 6, SIN AALT3083NL) en de externe harddisk (goednummer 7, AALT3087NL) overweegt de rechtbank dat de verklaring van verdachte dat deze zijn gecrasht en daardoor niet meer toegankelijk zijn, niet onaannemelijk is. Bovendien zijn de omstandigheden van het onder 3 bewezenverklaarde feit niet van dien aard dat deze goederen zonder meer voor verbeurdverklaring vatbaar zijn. Daarbij weegt de rechtbank in het bijzonder mee dat door de psycholoog bij verdachte geen pedofiele neigingen zijn geconstateerd.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen die aan verdachte toebehoren, voor zover dat al niet is gebeurd en met uitzondering van de telefoon merk Archos.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 33, 33a, 57, 240b, 245, 279 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 20 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 8 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast;
-
als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
-
als bijzondere voorwaarden dat verdachte gelden dat verdachte:
* zich binnen een dag na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Drechterwaard 102, 1824 DX Alkmaar en zich blijft melden zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en verdachte werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
* zich laat behandelen voor de geconstateerde persoonlijkheidsstoornis en de daarmee samenhangende symbiotische problematiek, door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt en verdachte moet zich houden aan de huisregels van de instelling en de aanwijzingen die de zorgverlener hem geeft in het kader van de behandeling;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
 de telefoon Archos (goednummer 13, SIN AALM178NL);
- gelast de teruggave aan verdachte van de overige in beslaggenomen voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mrs. E.J.W. Verhaagh en M.C. Danel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Antonides, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 juni 2019.
Mr. E.J.W. Verhaagh is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 28 november 2018 te Amersfoort, te Veenendaal
en/of te Castricum, in elk geval in Nederland,
(telkens) opzettelijk een minderjarige, [slachtoffer] , geboren op [2003]
te [geboorteplaats] ,
heeft onttrokken en/of ontrokken heeft gehouden
aan het wettig over hem/haar gesteld gezag en/of aan
het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefende;
(art 279 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 15
augustus 2018 tot en met 29 november 2018 te Veenendaal, te Castricum
en/of te Amersfoort, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] ,
geboren op [2003] te [geboorteplaats] , die de leeftijd van twaalf
jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit
of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van
die [slachtoffer] , te weten:
- ( meermalen) die [slachtoffer] zijn penis laten betasten/aanraken en/of
- ( meermalen) die [slachtoffer] zijn penis laten aftrekken en/of
- ( meermalen) zijn penis in de mond van die [slachtoffer] te duwen en/of te
brengen en/of te houden en/of te bewegen en/of
- ( meermalen) zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] te duwen en/of te
brengen en/of te houden en/of te bewegen en/of
- ( meermalen) zijn penis in de anus van die [slachtoffer] te duwen en/of te
brengen en/of te houden en/of te bewegen;
(art 245 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 29 november 2018 te Castricum, in elk geval in
Nederland, een gegevensdrager (te weten een mobiele telefoon - een
Samsung 320) bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen,
waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had
bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit heeft gehad,
welke seksuele gedraging(en) - zakelijk weergegeven - (meermalen,
althans eenmaal) (telkens) bestond(en) uit:
- het tonen van de (blote) billen van een persoon die kennelijk de
leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
- het gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een (alleen in lingerie
gekleed) persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had
bereikt, waarbij (telkens) de nadruk ligt op de borsten en/of de
schaamstreek van die persoon en/of
- het (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van
18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon met een voorwerp, te
weten een dildo, in/tegen haar mond en/of in een erotisch getinte
houding poseert,
welke afbeelding(en) (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele
strekking heeft/hebben en/of strekt/strekken tot seksuele prikkeling;
(art. 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte groeidossier van het onderzoek MD3R018162Nood/034Caval opgemaak
2.Proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 122.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 130-133.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , pagina 138-139.
5.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 12 juni 2019.