ECLI:NL:RBMNE:2019:3402
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verschoningsverzoek in faillissementszaak met betrekking tot wettelijke schuldsanering
Op 19 juli 2019 heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningszaken van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het verschoningsverzoek van mr. P.A.M. Penders, rechter-commissaris in een faillissementszaak. Het verzoek tot verschoning is ingediend in de context van de zaak met kenmerk F13/1272, waarin de heer [A] om omzetting van zijn faillissement naar de wettelijke schuldsanering verzoekt. Verzoekster heeft de behandeling van dit verzoek geschorst in afwachting van de beslissing op haar eigen verschoningsverzoek.
Verzoekster heeft aangevoerd dat zij als rechter-commissaris betrokken is bij het faillissement van verschillende entiteiten, waaronder [bedrijfsnaam 1] B.V. en [bedrijfsnaam 2] B.V., en dat zij beslissingen heeft genomen die van invloed zijn op de financiële positie van de heer [A]. Dit heeft geleid tot de vrees dat haar onpartijdigheid in het geding zou kunnen komen, wat aanleiding gaf tot het indienen van het verschoningsverzoek.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er voldoende grond is voor het verzoek tot verschoning. De rechtbank benadrukt dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, maar dat uitzonderlijke omstandigheden kunnen leiden tot de conclusie dat een rechter zich moet onthouden van het behandelen van een zaak. In dit geval is de schijn van partijdigheid aanwezig, waardoor het verzoek tot verschoning gegrond is verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. M.J. Slootweg, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.