ECLI:NL:RBMNE:2019:3402

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juli 2019
Publicatiedatum
24 juli 2019
Zaaknummer
484363 / HA RK 19-194
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschoningsverzoek in faillissementszaak met betrekking tot wettelijke schuldsanering

Op 19 juli 2019 heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningszaken van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het verschoningsverzoek van mr. P.A.M. Penders, rechter-commissaris in een faillissementszaak. Het verzoek tot verschoning is ingediend in de context van de zaak met kenmerk F13/1272, waarin de heer [A] om omzetting van zijn faillissement naar de wettelijke schuldsanering verzoekt. Verzoekster heeft de behandeling van dit verzoek geschorst in afwachting van de beslissing op haar eigen verschoningsverzoek.

Verzoekster heeft aangevoerd dat zij als rechter-commissaris betrokken is bij het faillissement van verschillende entiteiten, waaronder [bedrijfsnaam 1] B.V. en [bedrijfsnaam 2] B.V., en dat zij beslissingen heeft genomen die van invloed zijn op de financiële positie van de heer [A]. Dit heeft geleid tot de vrees dat haar onpartijdigheid in het geding zou kunnen komen, wat aanleiding gaf tot het indienen van het verschoningsverzoek.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er voldoende grond is voor het verzoek tot verschoning. De rechtbank benadrukt dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, maar dat uitzonderlijke omstandigheden kunnen leiden tot de conclusie dat een rechter zich moet onthouden van het behandelen van een zaak. In dit geval is de schijn van partijdigheid aanwezig, waardoor het verzoek tot verschoning gegrond is verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. M.J. Slootweg, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

KAMER VOOR DE BEHANDELING VAN VERSCHONINGSZAKEN
Zaaknummer/rekestnummer: 484363 / HA RK 19-194
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningszaken van
19 juli 2019
op het verzoek in de zin van artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
mr. P.A.M. Penders
rechter,
(verder te noemen: verzoekster).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van 12 juli 2019 en de nadere motivering van 17 juli 2019.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verschoningsverzoek

2.1.
Het verzoek tot verschoning is ingediend in de zaak met het kenmerk F13/1272. In deze zaak vraagt de heer [A] omzetting van zijn faillissement naar de wettelijke schuldsanering. Verzoekster heeft de behandeling van het verzoek geschorst in afwachting van de beslissing op haar verschoningsverzoek.
2.2.
Verzoekster legt het volgende ten grondslag aan haar verschoningsverzoek. Zij is als rechter-commissaris benoemd in het faillissementscluster [A] waaronder (nu nog) de volgende faillissementen vallen: [bedrijfsnaam 1] B.V. en [bedrijfsnaam 2] B.V. Zij heeft in dat kader al beslissingen genomen die van invloed zullen zijn op de hoogte van het pensioen van de heer [A] . Verder zal verzoekster als rechter-commissaris nog toestemming moeten geven voor een nog te treffen regeling tussen de curator van [bedrijfsnaam 1] B.V. en de curator van de pensioenvennootschap. Hierdoor beschikt zij (ambtshalve) over informatie die relevant is bij de beoordeling van de vraag of [A] toegelaten moet worden tot de wettelijke schuldsanering.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 40 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen, kan verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 36 Rv. Dit artikel bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Verschoning is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees dat daarvan sprake is objectief gerechtvaardigd is.
3.3.
Van de schijn van partijdigheid kan, geheel los van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in dat specifieke geval aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden. Rechtzoekenden moeten immers vertrouwen kunnen stellen in het rechterlijk apparaat. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn van partijdigheid of vooringenomenheid.
3.4.
Verzoekster voelt zich niet meer voldoende vrij om onderhavige zaak te behandelen en daarin te beslissen. De reden daarvoor is dat zij als rechter-commissaris opgetreden heeft in het faillissement van een aantal entiteiten, waarmee voornoemde [A] verbonden is. Daarbij heeft zij een of meer beslissingen genomen waarvan de gevolgen, zo begrijpt de rechtbank, van belang zijn voor de (financiële) positie van [A] in de zaak met kenmerk F13/1272. Zo beschikt zij ambtshalve over informatie die een rol kan spelen bij de beoordeling van het verzoek ex artikel 15b faillissementswet van [A] . De rechtbank ziet hierin, in samenhang met de schorsing door de rechter-commissaris van de behandeling van [A] verzoek tot omzetting, voldoende grond voor verschoning. Aannemelijk is dat de schijn kan bestaan dat het verzoekster aan onpartijdigheid zal ontbreken. Het verzoek zal daarom gegrond worden verklaard.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart het verzoek tot verschoning gegrond;
4.2.
draagt de griffier van de verschoningskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, de partijen in de genoemde zaak alsmede aan de voorzitter van de afdeling Toezicht en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mrs. M.J. Slootweg en G.A. Bos als leden van de kamer voor de behandeling van verschoningszaken, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken door mr. M.J. Slootweg op 19 juli 2019.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.