Op het perceel aan een adres in Hollandse Rading staat een agrarisch bedrijf. Omwonenden (eisers) ervaren sinds december 2015 geluidsoverlast van een knalapparaat dat de eigenaar van het bedrijf (derde-partij) gebruikt om vogels bij zijn veevoer weg te jagen. Eisers hebben het college van burgemeester en wethouders (college) gevraagd om handhavend op te treden, maar dit verzoek is afgewezen omdat het college eerst een voornemen tot handhaving aan derde-partij moet kenbaar maken. Na dit voornemen heeft het college derde-partij twee lasten onder dwangsom opgelegd, waaraan derde-partij heeft voldaan en het gebruik van het knalapparaat heeft gestaakt.
De bezwaren van eisers tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek en tegen de opgelegde last onder dwangsom zijn door het college ongegrond verklaard. Eisers zijn in beroep gegaan bij de rechtbank, die echter niet toekwam aan een inhoudelijke behandeling van de beroepen. Het beroep van eisers tegen de afwijzing van het handhavingsverzoek werd niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Het beroep tegen de last onder dwangsom werd gegrond verklaard, maar de rechtbank verklaarde eisers niet-ontvankelijk in hun bezwaar tegen de last onder dwangsom omdat zij de bezwaartermijn hadden overschreden zonder verschoonbare reden.
De rechtbank oordeelde dat er geen sprake meer was van een overtreding, aangezien derde-partij het knalapparaat niet meer gebruikte. De rechtbank concludeerde dat eisers geen actueel en reëel belang hadden bij een inhoudelijke behandeling van hun beroep, en verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk. De rechtbank wees ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen onrechtmatige besluitvorming was vastgesteld.