ECLI:NL:RBMNE:2019:3251

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juli 2019
Publicatiedatum
17 juli 2019
Zaaknummer
7788208
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijdering van ongeoorloofd aangebrachte camera's door huurder in huurwoning

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juli 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Mitros, de verhuurder, en een huurder die zonder toestemming camera's aan zijn woning had aangebracht. De huurder, die sinds 13 augustus 2001 een appartement huurt van Mitros, had camera's opgehangen aan de voor- en achterzijde van zijn woning, wat in strijd was met de huurovereenkomst en de algemene huurvoorwaarden. Mitros had de huurder herhaaldelijk verzocht om de camera's te verwijderen, maar de huurder weigerde dit te doen, met als argument dat de camera's noodzakelijk waren voor zijn veiligheid vanwege bedreigingen die hij had ontvangen.

De kantonrechter oordeelde dat Mitros voldoende spoedeisend belang had bij de vordering tot verwijdering van de camera's, aangezien deze 24/7 opnames maakten van de omgeving en daarmee de privacy van andere huurders in het complex in gevaar brachten. De huurder had onvoldoende bewijs geleverd dat zijn situatie zo ernstig was dat het ophangen van de camera's gerechtvaardigd was. De kantonrechter wees de vordering van Mitros toe en veroordeelde de huurder om de camera's binnen 14 dagen na betekening van het vonnis te verwijderen, met een dwangsom van € 500,- per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 15.000,-. Daarnaast werd de huurder veroordeeld in de proceskosten van Mitros, die op € 940,01 werden begroot.

De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van huurvoorwaarden en de bescherming van de privacy van medebewoners in een appartementencomplex. De beslissing van de kantonrechter toont aan dat het aanbrengen van veranderingen aan een gehuurde woning zonder toestemming van de verhuurder en de VvE niet is toegestaan, zelfs niet als de huurder zich in een moeilijke situatie bevindt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 7788208 UV EXPL 19-120 SW/1581
Kortgedingvonnis van 19 juli 2019
In de zaak tussen
Stichting Mitros,
gevestigd in Utrecht,
verder te noemen Mitros,
eisende partij,
gemachtigde: mr. P.F.M. Broos,
en
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
verder te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 juni 2019 met 10 producties;
  • de mondelinge behandeling van 25 juni 2019, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
  • het proces-verbaal van 25 juni 2019;
  • de akte van [gedaagde] met een proces-verbaal van aangifte van 20 september 2018;
  • de antwoordakte van Mitros met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 13 augustus 2001 van Mitros de woonruimte gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Het gaat om een appartement in een complex waarvan Mitros een aantal appartementen in eigendom heeft en waarvan sommige in particuliere eigendom zijn.
2.2.
In de op de huurovereenkomst van toepassing zijnde algemene huurvoorwaarden is onder meer het volgende opgenomen:
‘(…)
Artikel 14
1. Voor het aanbrengen van veranderingen aan het gehuurde dient huurder verhuurder schriftelijk om toestemming te verzoeken. (…)
2. Verhuurder zal de in het vorige lid bedoelde toestemming slechts weigeren, indien de voorgenomen verandering:
- de belangen van verhuurder (…), de huidige en toekomstige huurders schaadt;
- onrechtmatig is jegens derden.
(…)
2.3.
Het appartementsgebouw is opgesplitst bij notariële akte van 25 maart 2012 in 17 appartementsrechten. In de Splitsingsakte is de VvE opgericht en het modelreglement van toepassing verklaard. Daarin is onder meer bepaald:
‘Artikel 17
1. Tot de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken worden onder meer gerekend, voor zover aanwezig:
a. de grond, de funderingen, de dragende muren, de kolommen, het geraamte van het gebouw, de gevels (…)
(…)
Artikel 22
(…)
2. Het zichtbaar aanbrengen in of aan het gebouw (…) van uitstekende voorwerpen (…) mag slechts geschieden met toestemming van de vergadering (…).
3. De eigenaars en gebruikers mogen zonder toestemming van de vergadering geen veranderingen aanbrengen in de gemeenschappelijke gedeelten of aan de gemeenschappelijke zaken (…).
Artikel 23
1. De eigenaars en gebruikers mogen zonder toestemming van de vergadering geen verandering aanbrengen, waardoor het architectonisch uiterlijk of de constructie van het gebouw gewijzigd zou worden. (…)’
2.4.
[gedaagde] heeft zonder toestemming op het raamkozijn aan de voorzijde en op de houten schutting op het balkon aan de achterzijde van zijn woning camera’s opgehangen.
2.5.
Bij brieven van 9 februari 2019 en 11 maart 2019 heeft Mitros [gedaagde] verzocht de camera’s te verwijderen, maar [gedaagde] heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven.
2.6.
De gemachtigde van Mitros heeft bij brief van 4 april 2019 [gedaagde] nogmaals verzocht om de camera’s te verwijderen, bij gebreke waarvan een procedure zou worden gestart. Opnieuw deed [gedaagde] niets met dit verzoek.

3.Het geschil

3.1.
Mitros vordert, kort gezegd, dat [gedaagde] wordt veroordeeld de camera’s aan het appartementsgebouw binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis te verwijderen en de boorgaten te laten herstellen door een professionele partij, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert als verweer aan dat het ophangen van de camera’s door de politie geadviseerd is. Deze camera’s zijn van cruciaal belang om de veiligheid van hem en zijn gezin te waarborgen, doordat zij met de dood zijn bedreigd. Hij heeft bij zijn buren geïnformeerd of zij bezwaar hebben tegen de camera’s, maar dat is niet het geval.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering tot het verwijderen van de geplaatste camera’s is in kort geding slechts toewijsbaar als er sprake is van spoedeisend belang bij de vordering en als voldoende aannemelijk is dat de rechter in een bodemprocedure de vordering van Mitros zal toewijzen.
4.2.
Omdat vast staat dat de geplaatste camera’s 24/7 opnames maken aan de voor- en achterzijde van het complex waar [gedaagde] woont, heeft Mitros voldoende spoedeisend belang bij haar vordering tot verwijdering van de camera’s.
4.3.
Tijdens de zitting is gebleken dat de camera’s altijd filmen en dat de beelden enkele weken beschikbaar blijven, alvorens ze worden overgeschreven door nieuw beeldmateriaal. Volgens [gedaagde] gaat er een afschrikwekkende werking uit van de camera’s, en heeft er geen incident meer plaatsgevonden sinds de camera’s zijn opgehangen.
4.4.
De kantonrechter heeft [gedaagde] de mogelijkheid gegeven met een verklaring van de politie te onderbouwen dat er inderdaad sprake is van serieuze bedreigingen tegen hem, zodat dit bij een belangenafweging een rol kan spelen.
4.5.
[gedaagde] heeft vervolgens slechts een proces-verbaal van zijn aangifte overgelegd, die hij heeft gedaan nadat een steen door zijn ruit was gegooid. Een verklaring van de politie heeft hij niet overgelegd. De aangifte die [gedaagde] zelf heeft gedaan, onderbouwt niet dat de politie de door [gedaagde] ervaren penibele situatie erkent. [gedaagde] heeft daarmee onvoldoende onderbouwd dat sprake is van doodsbedreigingen tegen hem of zijn gezinsleden.
Mitros heeft wel voldoende onderbouwd dat [gedaagde] in strijd met de huurovereenkomst zonder toestemming een verandering heeft aangebracht aan het gehuurde, door het ophangen van de camera’s. Toestemming zou bovendien zijn geweigerd omdat het belang van Mitros wordt geschaad, die in strijd handelt met het modelreglement waaraan zij gebonden is als zonder toestemming van de VvE iets aan de buitengevel wordt bevestigd. Ook worden de belangen van de andere huurders geschaad, doordat zij in de omgeving van hun woning 24/7 door [gedaagde] worden gefilmd, wat een schending van hun persoonlijke levenssfeer oplevert. Dat mogelijk direct omwonende huurders hebben ingestemd met het plaatsen van de camera’s (zoals [gedaagde] zegt), betekent nog niet dat andere in het complex wonende huurders hiervan geen nadeel kunnen ondervinden.
4.6.
Omdat uit het voorgaande blijkt dat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met de geldende huurvoorwaarden en zijn belang bij dit handelen onvoldoende is komen vast te staan, wijst de kantonrechter de vordering van Mitros de camera’s te verwijderen en de door het plaatsen van de camera’s ontstane schade te herstellen toe, in die zin dat [gedaagde] de boorgaten zelf mag herstellen; het is niet noodzakelijk dat dit door een professional gebeurt. Het moet wel dusdanig worden hersteld dat Mitros hiervan geen schade ondervindt. De gevorderde dwangsom wordt gesteld op € 500,- per dag met een maximum van
€ 15.000,-.
4.7.
[gedaagde] heeft ongelijk gekregen en zal in de proceskosten van Mitros worden veroordeeld. Deze kosten worden begroot op:
- dagvaarding € 99,01
- griffierecht € 121,00
- salaris gemachtigde €
720,00
Totaal € 940,01
4.8.
Een veroordeling in de nakosten is niet nodig, omdat vergoeding daarvan in artikel 237 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering geregeld is. De kantonrechter zal wel alvast het salaris van de gemachtigde begroten, op de manier die in kantonzaken gebruikelijk is.

5.De beslissing

De kantonrechter geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de camera’s aan de voor- en achterzijde van het gehuurde te verwijderen en verwijderd te houden en de boorgaten te herstellen zodanig dat het aanzicht van het pand in de oude staat wordt hersteld, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat hij niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 15.000,-;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van Mitros, tot dit vonnis begroot op € 940,01, waarin begrepen € 720,- aan salaris gemachtigde;
5.3.
begroot voor de kosten die na dit vonnis nog kunnen ontstaan, het salaris van de gemachtigde op € 120,-;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2019.