ECLI:NL:RBMNE:2019:3250

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 juli 2019
Publicatiedatum
17 juli 2019
Zaaknummer
7586841 UC EXPL 19-2365
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van verzekeringnemer voor betaling van premies bij zorgverzekering van meerderjarig kind

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 17 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde partij, die als verzekeringnemer was opgetreden voor haar meerderjarige zoon. De kern van het geschil betrof de vraag of de gedaagde, als verzekeringnemer, verantwoordelijk bleef voor de betaling van premies voor de zorgverzekering van haar meerderjarige zoon, die inmiddels een eigen polis had afgesloten. Zilveren Kruis vorderde betaling van achterstallige premies en incassokosten, terwijl de gedaagde betoogde dat zij niet langer verantwoordelijk was, omdat haar zoon inmiddels meerderjarig was en zelf de schuldenaar zou zijn.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde als verzekeringnemer verantwoordelijk bleef voor de betaling van de premies, ook na de meerderjarigheid van haar zoon. De rechter stelde vast dat de gedaagde de zorgverzekering niet had gewijzigd, ondanks dat haar zoon meerderjarig was geworden. De kantonrechter concludeerde dat Zilveren Kruis terecht de gedaagde had gedagvaard en dat de vordering tot betaling van de achterstallige premies en incassokosten toewijsbaar was. De rechter wees de gedaagde ook in de proceskosten, omdat zij in het ongelijk was gesteld.

Het vonnis bevestigt dat de verzekeringnemer verantwoordelijk blijft voor de betaling van premies, ook als de verzekerde meerderjarig wordt, tenzij er expliciete wijzigingen in de verzekeringsovereenkomst zijn aangebracht. Dit vonnis heeft implicaties voor de verantwoordelijkheden van verzekeringnemers in vergelijkbare situaties.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 7586841 UC EXPL 19-2365 AS/31467
Vonnis van 17 juli 2019
inzake
de naamloze vennootschap
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.,
gevestigd te Leiden,
verder ook te noemen: Zilveren Kruis,
eisende partij,
gemachtigde: Flanderijn,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon, vertegenwoordigd door haar dochter, [A] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- het proces-verbaal van de rolzitting van 13 maart 2019,
- de conclusie van repliek van Zilveren Kruis,
- het proces-verbaal van de rolzitting van 8 mei 2019,
- de (handgeschreven) brief van [gedaagde] van 20 mei 2019 met producties (bijlages),
- de akte uitlating producties van Zilveren Kruis van 19 juni 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen Zilveren Kruis en [gedaagde] heeft een ziektekostenverzekering (een basis- en aanvullende verzekering) op grond van de Zorgverzekeringswet bestaan, waarbij [B] (hierna: [B] ), de zoon van [gedaagde] , de (mede)verzekerde was.
2.2.
[B] is op [1999] geboren. Hij heeft sinds 1 juli 2018 een eigen polis bij Zilveren Kruis.

3.Het geschil

3.1.
Zilveren Kruis vordert – na vermindering van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om aan haar te voldoen € 68,23, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (nog openstaande) hoofdsom vanaf 1 maart 2019 tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te vermeerderen met de omzetbelasting over de daarvoor in aanmerking komende kostenposten.
3.2.
Zilveren Kruis vorderde oorspronkelijke € 412,58, bestaande uit € 344,35 aan hoofdsom, € 62,50 aan buitegenrechtelijke incassokosten, € 5,30 aan rente tot en met 9 januari 2019 en € 0,43 aan rente tot 1 maart 2019. Op 13 maart 2019 heeft [gedaagde] € 344,35 betaald.
3.3.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt Zilveren Kruis dat [gedaagde] , als verzekeringnemer, jegens Zilveren Kruis toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten zorgverzekeringsovereenkomst ten aanzien van de verzekerde [B] , door de premies over de periode maart 2018 tot en met mei 2018 onbetaald te laten. [gedaagde] is als verzekeringnemer gehouden tot betaling van de premies en declaraties die voortvloeiden uit de zorgverzekering met betrekking tot [B] . Zilveren Kruis maakt ook aanspraak op de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten nu [gedaagde] in verzuim is geraakt, respectievelijk Zilveren Kruis de vordering uit handen heeft moeten geven.
3.4.
[gedaagde] is het niet eens met de vordering en voert – kort samengevat – het volgende aan. Zij is sinds 2018 niet meer bij Zilveren Kruis verzekerd, maar bij Menzis. [B] is de schuldenaar van deze vordering. [B] is (inmiddels) meerderjarig. Zilveren Kruis had de tenaamstelling van de verzekering moeten veranderen en [B] aanspreken op betaling. De hoofdsom is inmiddels door [B] betaald. Zilveren Kruis moet in de proceskosten worden veroordeeld, omdat zij ten onrechte is gedagvaard.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kern van het geschil tussen partijen is of Zilveren Kruis [gedaagde] terecht heeft aangesproken tot betaling van (achterstallige) premies voor de zorgverzekering van [B] . Daarover oordeelt de kantonrechter als volgt.
4.2.
Zilveren Kruis heeft een polis van januari 2018 overgelegd waaruit blijkt dat in de periode van januari 2018 tot en met december 2018 [gedaagde] de
verzekeringnemeren [B] de
verzekerdewas. Een verzekeringnemer is degene die de verzekering afsluit. Dit hoeft niet persé de (hoofd)verzekerde te zijn. Uit het verweer van [gedaagde] maakt de kantonrechter op dat [gedaagde] bij Zilveren Kruis een zorgverzekering voor haar en [B] had afgesloten. Zij is vervolgens overgestapt naar een andere zorgverzekeraar, maar heeft de zorgverzekering ten aanzien van haar zoon kennelijk niet gewijzigd. [gedaagde] heeft de zorgverzekering ook niet gewijzigd toen [B] op 1 februari 2017 meerderjarig was geworden. Anders dan [gedaagde] blijkbaar meent, blijft zij als verzekeringnemer van een meerderjarig geworden verzekerde verantwoordelijk voor de betaling van premies. Op Zilveren Kruis rustte géén verplichting om [B] vanaf zijn meerderjarigheid als verzekeringnemer aan te merken en de verzekering in die zin aan te passen. Die bevoegdheid had Zilveren Kruis ook niet. Als [gedaagde] en [B] de verzekering in die zin hadden willen aanpassen, had het op hun weg gelegen om Zilveren Kruis daarom te vragen. Het is niet gesteld of gebleken dat zij dat voor 1 juli 2018 gedaan hebben. Dat betekent dat [gedaagde] tot 1 juli 2018 verantwoordelijk was voor de betaling van de premies van de verzekering.
4.3.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Zilveren Kruis [gedaagde] terecht heeft gedagvaard. Deze procedure is dan ook niet nodeloos gevoerd. [gedaagde] heeft de vordering nog niet volledig betaald. Pas ná de dagvaarding en de eerste zitting is een deel van de vordering voldaan. Omdat de achterstallige premie te laat is betaald en Zilveren Kruis de zaak ter incasso uit handen heeft moeten geven, is [gedaagde] wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd geworden.
4.4.
Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing omdat het gaat om een (te laat betaalde) vordering die is ontstaan na 1 juli 2012 (en vanaf die datum geldt het Besluit). Zilveren Kruis heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt ook overeen met het in het Besluit bepaalde tarief. Dit betekent dat de vordering van Zilveren Kruis tot betaling van € 62,50 aan incassokosten zal worden toegewezen. De daarover gevorderde wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding is door [gedaagde] niet bestreden, zodat die ook zal worden toegewezen.
4.5.
Zilveren Kruis heeft verder wettelijke rente gevorderd over de (inmiddels betaalde) hoofdsom. De kantonrechter begrijpt dat die rente € 5,73 bedraagt (namelijk: het totaal gevorderde bedrag van € 68,23 verminderd met de incassokosten van € 62,50). Die rente is niet door [gedaagde] weersproken, zodat die ook zal worden toegewezen.
4.6.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Zilveren Kruis worden begroot op:
- dagvaarding € 103,06
- griffierecht € 121,00
- salaris gemachtigde €
105,00(1 punten x tarief € 60,00 + 1,5 punt x tarief € 30,00)
Totaal € 329,06

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Zilveren Kruis tegen bewijs van kwijting te betalen € 68,23, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 62,50 vanaf 1 maart 2019 tot de voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Zilveren Kruis, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 329,06, waarin begrepen € 105,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2019.