ECLI:NL:RBMNE:2019:3180
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Beslissing over wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure
Op 25 juni 2019 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster] B.V. tegen mr. P.J. Neijt. Dit verzoek was ingediend naar aanleiding van de behandeling van de zaak met kenmerk S.16/1915, waarbij verzoekster meende dat mr. Neijt partijdig was. Verzoekster stelde dat mr. Neijt, ondanks het ingediende wrakingsverzoek, de inhoudelijke behandeling van de zaak voortzette, wat volgens haar een schijn van partijdigheid opriep. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster zorgvuldig overwogen, waarbij werd gekeken naar de objectieve gerechtvaardigdheid van de vrees voor partijdigheid.
De wrakingskamer concludeerde dat mr. Neijt niet onpartijdig was, maar dat zijn handelen niet leidde tot een gegronde wraking. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter zijn verantwoordelijkheid nam om een spoedige beslissing te waarborgen en dat de door hem geboden mogelijkheid aan partijen om hun standpunten uiteen te zetten niet gelijkgesteld kon worden aan een inhoudelijke behandeling van de zaak. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond en bepaalde dat de procedure met zaaknummer S.16/1915 voortgezet diende te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.
De beslissing werd openbaar uitgesproken op 25 juni 2019 door de wrakingskamer, bestaande uit mr. M.J. Slootweg als voorzitter en mrs. D.J. van Maanen en R.J. Praamstra als leden, bijgestaan door mr. L.C.J. van der Heijden. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.