2.9.Mevrouw [D] , [...] van het College van Bestuur heeft [verzoeker] bij brief van 22 maart 2019 op staande voet ontslagen. In deze brief staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“
1. Op maandag 18 maart jl. deed zich in Utrecht, in de omgeving van onze school, een ernstig schietincident voor. Hierbij lieten drie personen het leven en raakten nog een aantal mensen gewond.
2. Omdat mogelijk sprake was van een terroristisch misdrijf, van meerdere daders en de schutter nog vrij rondliep, werd de school door de politie geïnstrueerd om de studenten binnen te houden en niet naar buiten te laten gaan. U bent mondeling van deze instructie op de hoogte gebracht. De instructie hield in dat u tot 18.00 op school moest blijven.
3. U liet de studenten daarop weten dat u de instructie onzin vond, of woorden van gelijke strekking. De studenten zagen vervolgens tot hun verbijstering dat u –in weerwil van de gegeven instructies- de school daadwerkelijk verliet. Niet alleen hebt u de studenten door te vertrekken niet de veiligheid geboden die u aan hen had kunnen en moeten bieden, ook hebt u willens en wetens het risico genomen dat de studenten eveneens het schoolgebouw zouden hebben verlaten met alle mogelijke consequenties vandien. Dit voorval kwam ons ter ore via collega’s de dag erop.
4. Gisteren bent u door u leidinggevende gevraagd om uw zienswijze op het bovenstaande. U bent gevraagd waarom u de instructies niet had opgevolgd. U kon daarvoor geen verklaring geven anders dan dat u de instructies onnodig vond. U zei dat u de studenten naar de kantine had gestuurd. U zei verder dat u uw vertrek had willen mededelen aan de onderwijsdirecteur, dat u nog naar haar had gezocht maar haar niet had gevonden. Dat u haar daadwerkelijk hebt gezocht acht ik op basis van verklaringen van medewerkers en studenten die u nog hebben gezien voordat u de school verliet, niet aannemelijk. Overigens laat dat onverlet dat u in het geheel niet weg had mogen gaan en de instructie die u kreeg had moeten opvolgen. In ons gesprek gisteren gaf u geen enkele blijk van de ernst van de situatie, noch hebt u uw spijt over het gebeurde betuigd. Vervolgens is u aangegeven dat het CvB zich zou beraden op de situatie en bent u hangende de besluitvorming geschorst.
5. Het negeren van instructies die de veiligheid en welzijn van studenten betreffen beschouw ik als ernstig plichtsverzuim. U hebt opzettelijk en in weerwil van de gegeven instructies op roekeloze wijze uw leerlingen aan ernstig gevaar blootgesteld. U hebt daardoor het door studenten en hun ouders in u gestelde vertrouwen ernstig beschaamd. Het ontbreken van inzicht in de ernst van het negeren van veiligheidsinstructies vind ik eveneens ernstig verwijtbaar, eens te meer nu u in de afgelopen twee jaar al meermaals bent aangesproken op het niet opvolgen van instructies. U had beter moeten en kunnen weten.
6. Ik ben van mening dat de hiervoor genoemde omstandigheden, waarbij ik uitdrukkelijk verwijs naar de opgesomde verwijten ten aanzien van uw gedrag en functioneren, ieder voor zich, alsmede gezamenlijk, in hun onderlinge samenhang een dringende reden opleveren voor ontslag op staande voet als bedoeld in artikel 2.9 lid 1 sub c van de cao MBO juncto 7:678 BW.”