ECLI:NL:RBMNE:2019:3150

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2019
Publicatiedatum
12 juli 2019
Zaaknummer
16/652356-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor deelname aan een criminele organisatie en handel in cocaïne

Op 15 juli 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een 28-jarige man veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor zijn betrokkenheid bij de handel in harddrugs, specifiek cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de man tussen 25 april 2014 en 5 april 2018 actief was in de cocaïnehandel en dat hij deel uitmaakte van een criminele organisatie. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en afgeluisterde communicatie, waaruit bleek dat de man onder de schuilnaam 'Max' opereerde en dat hij samen met anderen handelde. De rechtbank erkende de schadelijke effecten van drugs op de gezondheid en de maatschappij, en oordeelde dat de man medeverantwoordelijk was voor de criminaliteit en overlast die voortvloeide uit zijn handelen. De reclassering adviseerde een deels voorwaardelijke straf, gezien de positieve ontwikkeling van de man, die inmiddels een opleiding volgde en werk had. De rechtbank vond echter dat de door de officier van justitie gevorderde straf van 6 jaar en 11 maanden niet passend was, en legde een lagere straf op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging voor een deel van de tenlastelegging, en sprak de verdachte vrij van enkele beschuldigingen, maar vond hem schuldig aan de belangrijkste feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/652356-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 juli 2019
in de strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] , [postcode] [woonplaats 1] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 28 juni 2018, 24 september 2018, 21 december 2018, 24 januari 2019, 18 april 2019 en 1 juli 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. T. Tanghe, en van hetgeen verdachte en mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging ter zitting van 24 januari 2019, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 7 mei 2011 tot en met 5 april 2018 in Utrecht heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, welke organisatie het handelen in cocaïne als oogmerk had;
in de periode van 7 mei 2011 tot en met 5 april 2018 in Utrecht samen met (een) ander(en) cocaïne heeft verhandeld;
op 5 april 2018 in Utrecht en Vleuten samen met (een) ander(en) opzettelijk cocaïne, GHB en MDMA aanwezig heeft gehad;
op 5 april 2018 in Utrecht samen met (een) ander(en) opzettelijk hasjiesj/hennep aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

3.1
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging voor zover het tenlastegelegde betrekking heeft op het onderzoek 09Ziezo. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat deze vervolging in strijd is met de beginselen van een behoorlijke procesorde, namelijk het vertrouwensbeginsel, het verbod op willekeur en het zorgvuldigheidsbeginsel. Door de mededelingen van de officier van justitie aan de verdediging - bezien in het licht van het verloop van het onderzoek - mocht de verdediging er gerechtvaardigd op vertrouwen dat het onderzoek 09Ziezo onherroepelijk was afgedaan en/of verdachte niet (meer) zou worden vervolgd voor zijn mogelijke betrokkenheid.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich beroepen op het opportuniteitsbeginsel en heeft verzocht hem ontvankelijk te achten voor de gehele tenlastegelegde periode, inclusief de periode die volgt uit het onderzoek 09Ziezo. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat met de opmerking dat ‘onderzoek 09Ziezo zoals bekend reeds onherroepelijk is afgedaan’ op geen enkele wijze iets is gezegd over een vervolgingsbeslissing jegens verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat de beslissing van het Openbaar Ministerie om tot vervolging over te gaan zich slechts in zeer beperkte mate leent voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing en dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in de vervolging op de grond dat het instellen van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde. Zo’n uitzonderlijk geval doet zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld nadat door het Openbaar Ministerie gedane, of aan het Openbaar Ministerie toe te rekenen, uitlatingen (of daarmee gelijk te stellen gedragingen) bij de verdachte het gerechtvaardigde vertrouwen hebben gewekt dat hij niet zal worden vervolgd.
De rechtbank leidt uit de stukken het volgende af. Tussen 1 maart 2011 en 6 maart 2012 is onder de naam 09Ziezo onderzoek gedaan naar de handel in cocaïne onder de naam “ [naam X] ”. Hoewel uit dit onderzoek (vermoedelijke) betrokkenheid van verdachte bij deze handel is gebleken, is door de officier van justitie destijds besloten alleen dossier op te maken tegen een van de andere verdachten. Verdachte is in dit onderzoek niet aangehouden of verhoord. Op 9 oktober 2017 is onder de naam 09Polder een strafrechtelijk onderzoek gestart naar de handel in cocaïne en deelneming aan een criminele organisatie genaamd “ [naam X] ”. Op 5 april 2018 is verdachte in dit onderzoek als verdachte aangehouden.
In het dossier van het onderzoek 09Polder staat (meermaals) vermeld dat er jaren eerder, in het kader van het politieonderzoek 09Ziezo, ook al onderzoek was gedaan naar de handel in cocaïne onder de naam “ [naam X] ”, dat kan worden geconcludeerd dat de handelslijn “ [naam X] ” in 2011 al werd gebruikt en dat verdachte in 2011 ook al zou dealen in cocaïne via deze handelslijn. Op het moment dat verdachte inzage kreeg in het (voorgeleidings)dossier van het onderzoek 09Polder raakte hij er dus van op de hoogte dat hij in 2011 ook verdacht werd van betrokkenheid bij de handel in cocaïne onder de naam “ [naam X] en dat er in het onderzoek 09Ziezo voor was gekozen geen dossier tegen hem op te maken en hem hiervoor niet te vervolgen. Hoewel deze verdenking jegens verdachte zoals gezegd reeds uit het voorgeleidingsdossier in de zaak 09Polder bleek, is in de voorlopige tenlastelegging ten aanzien van feit 1 en feit 2 gekozen voor een pleegperiode van 25 november 2017 tot en met 5 april 2018. Later - kennelijk na nadere bestudering van het dossier - is in de ‘definitieve’ tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a Sv ten aanzien van deze feiten gekozen voor de pleegperiode van 5 april 2013 tot en met 5 april 2018.
De raadsman heeft nadien, in het kader van zijn onderzoekswensen in de zaak 09Polder, verzocht de beschikking te krijgen over het gehele onderzoek 09Ziezo. Op 21 september 2018 heeft de officier van justitie daarop per e-mail als volgt gereageerd: “
Onderzoek 09Ziezo is zoals bekend reeds onherroepelijk afgedaan. Ik zie geen aanleiding om dat gehele onderzoek aan het onderhavige dossier toe te voegen. (…)”.
De officier van justitie heeft ter zitting van 24 januari 2019 gevorderd de tenlastelegging zodanig te wijzigen, dat de onder 1 en feit 2 verweten gedragingen ook de periode besloegen waarop het onderzoek 09Ziezo zag, hetgeen is toegestaan.
Gelet op het feit dat in het voorgeleidingsdossier van het onderzoek 09Polder al werd beschreven dat verdachte (vermoedelijk) ook betrokken was bij de handel in cocaïne in 2011 en het feit dat de begindatum van de tenlastegelegde periode nadien door de officier van justitie, die kan worden verondersteld bekend te zijn met het dossier, al was verruimd van 27 november 2017 tot 5 april 2013, is de rechtbank van oordeel dat de opmerking van de officier van justitie dat het onderzoek 09Ziezo reeds onherroepelijk is afgedaan, bij verdachte het gerechtvaardigde vertrouwen kan hebben gewekt dat hij niet zou worden vervolgd in het kader van het onderzoek 09Ziezo. Dat de officier van justitie deze mededeling in een andere context heeft gedaan, doet hier naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. De rechtbank zal de officier van justitie daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging ten aanzien van het onderzoek 09Ziezo. Dit betekent dat de officier van justitie ten aanzien van feit 1 en feit 2 niet-ontvankelijk wordt verklaard wat betreft de periode van 7 mei 2011 tot 5 april 2013, de begindatum van de tenlastelegging voordat deze naar aanleiding van het onderzoek 09Ziezo werd gewijzigd.
3.2
Overige voorvragen
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van de door hem aangehaalde feiten en omstandigheden, een en ander in onderlinge samenhang en tijdsbestand bezien, kan worden bewezen dat verdachte zich in de periode van 7 mei 2011 tot en met 5 april 2018 heeft bezig gehouden met de handel in harddrugs en dat hij zich op 5 april 2018 schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijke bezit van hard- en softdrugs. Het onder 2 tot en met 4 tenlastegelegde kan daarom naar het oordeel van de officier van justitie wettig en overtuigend worden bewezen. In de visie van de officier van justitie heeft verdachte door dit handelen deelgenomen aan de dealergroep handelend onder de naam “ [naam X] ”, waardoor ook het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde, nu uit het dossier niet blijkt dat aan de vereisten voor een crimineel samenwerkingsverband is voldaan. Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit ten aanzien van de periode vóór november 2017, nu op basis van het dossier niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld óf verdachte voorafgaand aan november 2017 cocaïne heeft verhandeld en, als dat al het geval was, in welke periode dat dan zou zijn geweest. De raadsman heeft tot slot ook vrijspraak bepleit van het onder 3 en 4 tenlastegelegde, voor zover de hard- en softdrugs zijn aangetroffen in de woning van medeverdachte [medeverdachte] , en in of bij de woning aan de [straatnaam 1] , nu niet gebleken is dat verdachte (de enige was die) beschikking heeft gehad over de aangetroffen hard- en softdrugs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aanleiding van het onderzoek
Het onderzoek 09Polder is gestart naar aanleiding van de aanhouding van twee vermoedelijke drugsdealers, [A] en [B] , op 28 mei 2017 en 1 juli 2017. Uit onderzoek bleek dat zij beiden werkzaam waren onder de naam “ [naam X] ”. Een aantal gebruikers is als getuige gehoord. Deze gebruikers verklaarden samengevat dat zij via een organisatie/personen genaamd “ [naam X] ” om de paar maanden een ander telefoonnummer per sms toegestuurd kregen, waarmee zij drugs konden bestellen. De drugs werden dan door verschillende personen afgeleverd.
Bewijsmiddelen [1]
Onderzoek naar dealernummers en -telefoons
Gedurende het onderzoek 09Polder zijn er diverse telefoonnummers en IMEI-nummers bekend geworden die door “ [naam X] ” gebruikt werden als dealertelefoonnummers en dealertelefoons. Uit onderzoek is gebleken dat het dealertelefoonnummer en de daarbij behorende dealertelefoon steeds na enkele maanden veranderde. Gedurende de periode van het onderzoek zijn (onder meer) de volgende telefoonnummers en IMEI-nummers bij “ [naam X] ” actief geweest:
Telefoonnummers:
[telefoonnummer 1] (hierna: * [telefoonnummer 1] )
[telefoonnummer 2] (hierna: * [telefoonnummer 2] )
[telefoonnummer 3] (hierna: * [telefoonnummer 3] )
[telefoonnummer 4] (hierna: * [telefoonnummer 4] )
[telefoonnummer 5] (hierna: * [telefoonnummer 5] ) [2]
IMEI-nummers [3]
[IMEI-nummer 1] (hierna: * [IMEI-nummer 1] )
[IMEI-nummer 2] (hierna: * [IMEI-nummer 2] )
[IMEI-nummer 3] (hierna: * [IMEI-nummer 3] )
[IMEI-nummer 4] (hierna: * [IMEI-nummer 4] ) [4]
Uit het verloop van de getapte lijnen blijkt dat een dealernummer een bepaalde periode werd gebruikt, waarna deze werd vervangen door een nieuw dealernummer. Er werden dan honderden sms-berichten verstuurd, waarin stond dat dit het nieuwe nummer van “ [naam X] ” betrof. [5]
De telefoongesprekken die met of via bovenstaande telefoonnummers zijn gevoerd zijn opgenomen en op schrift gesteld. [6] Wat betreft de inhoud van de tapgesprekken kan worden gesteld dat de telefoonnummers alleen werden gebruikt voor zakelijke gesprekken, er zeer veel sms-contacten waren, er zeer veel kortdurende contacten en gesprekken waren, de gesprekken/sms-berichten vooral aan het einde van de middag en ’s avonds en in het weekend ook ’s nachts plaatsvonden en er vrijwel uitsluitend afspraken gemaakt werden om elkaar te ontmoeten. Bij sms-berichten werd regelmatig de naam “ [naam X] ” genoemd door de gebruiker van bovenstaande telefoonnummers. [7] Uit de tapgesprekken volgt dat sprake is van meerdere gebruikers van bovenstaande telefoonnummers. [8]
In de periode van 13 november 2017 tot en met 2 maart 2018 hebben er in totaal 1206 afspraken/ontmoetingen plaatsgevonden tussen de gebruiker van het telefoonnummer * [telefoonnummer 1] en diverse kopers. [9] In de periode van 2 maart 2018 tot en met 13 maart 2018 hebben er in totaal 33 afspraken/ontmoetingen plaatsgevonden tussen de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer 1] en diverse kopers. [10] In de periode van 13 maart 2018 tot en met 3 mei 2018 hebben er in totaal 42 afspraken/ontmoetingen plaatsgevonden tussen de gebruiker van het telefoonnummer * [telefoonnummer 1] en diverse kopers. [11] In de periode van 23 januari 2018 tot en met 18 februari 2018 hebben er in totaal 146 afspraken/ontmoetingen plaatsgevonden tussen de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer 2] en diverse kopers. [12] In de periode van 12 februari 2018 tot en met 15 maart 2018 hebben er in totaal 312 afspraken/ontmoetingen plaatsgevonden tussen de gebruiker van het telefoonnummer * [telefoonnummer 3] en diverse kopers. [13] In de periode van 10 april 2018 tot en met 19 april 2018 hebben er in totaal 99 afspraken/ontmoetingen plaatsgevonden tussen de gebruiker van het telefoonnummer * [telefoonnummer 4] en diverse kopers. [14] In de periode van 29 maart 2018 tot en met 11 april 2018 hebben er in totaal 87 afspraken/ontmoetingen plaatsgevonden tussen de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer 5] en diverse kopers. [15]
De afspraken/ontmoetingen vonden (onder meer) plaats in Utrecht, Vleuten en Montfoort. De kopers vroegen (onder meer) om cocaïne, coke, “wit” (straattaal voor cocaïne) en “sos” (straattaal voor cocaïne) en er werd gesproken over de prijzen van de handelswaar. [16]
Op 30 december 2017 vond het volgende telefoon c.q. sms contact plaats tussen NN01 met nummer * [telefoonnummer 1] en een koper met nummer [telefoonnummer 6] .
Gesprek inkomend (sessienummer 27072)
Koper vraagt aan NN01 of 10 minuten lukt.
NN01 zegt dat dat niet gaat lukken omdat hij nog drie wachtende heeft en daarna naar koper komt.
Koper zegt dat NN01 op de [straatnaam 2] in Utrecht moet zijn. [17]
Gesprek uitgaand (sessienummer 27088)
Koper zegt (letterlijk): ik dacht dat jij zei… over 10 minuten ben ik er.
NN01 zegt (letterlijk): ja, maar toen had je niet terug gereageerd. Ik wou iemand sturen naar jou, maar ik kom nu gelijk.
Gesprek uitgaand (sessienummer 27104)
NN01 zegt (letterlijk): [..] … ik ben er. Welk nummer was het?
Koper zegt (letterlijk) ik ben d’r? Je bent hier net geweest man!
Gesprek inkomend (sessienummer 27164)
Koper zegt (letterlijk): hé ouwe, ik heb net iemand aan de lijn gehad die is hier geweest. Ben jij dat niet geweest?
NN01 zegt (letterlijk): ik sta voor de deur man
Koper zegt (letterlijk): ja, dat snap ik. Maar daarnet stond er ook iemand voor de deur… en ik heb alleen maar met dit nummer contact gehad.
Koper zegt (letterlijk): ik denk dat er miscommunicatie met je mattie man
Koper zegt (letterlijk): ik heb alleen maar contact gehad met dit nummer…serieus
NN01 zegt (letterlijk): ja ja dan was ie doorgeschakeld… je hebt gelijk… sorry… ja ja
NN01 zegt (letterlijk): sla zijn nummer op ja… die andere nummer, Jij slaat die op ja?
NN01 zegt (letterlijk): die is voor Utrecht… ja, want ik ben in omgeving. Daarom duurt bij mij lang. [18]
Onderzoek naar “ [naam X1] ”
Door het beluisteren en op schrift stellen van het grootste deel van de gesprekken gevoerd via het telefoonnummer * [telefoonnummer 1] en het telefoonnummer * [telefoonnummer 3] , is gebleken dat in bijna alle gevallen de gebruiker van deze telefoonnummers één en dezelfde man (genaamd “ [naam X] ”) is. Dit bleek uit de intonatie van diens stem en het taalgebruik. In de uitwerking van de tapgesprekken op bovengenoemde telefoonnummers is vanaf donderdag 15 februari 2018 als de stem van “ [naam X] ” herkend werd, de verwijzing [naam X1] ( [.] ) geplaatst. [19] Door het beluisteren en op schrift stellen van het grootste deel van de gesprekken gevoerd via het telefoonnummer * [telefoonnummer 5] , is gebleken dat in bijna alle gevallen de gebruiker van dit telefoonnummer de man is die in het onderzoek [naam X1] genoemd wordt. Dit bleek uit de intonatie van diens stem en het taalgebruik. [20] [naam X] (de rechtbank begrijpt: [naam X1] ) werd door diens intonatie en taalgebruik ook herkend als de gebruiker van het telefoonnummer * [telefoonnummer 2] tijdens de eerste negen gesprekken op 23 januari 2018. [21]
Op 22 februari 2018 om 19:13:57 is er een telefoongesprek gevoerd tussen het nummer * [telefoonnummer 3] ( [naam X1] [.] ) en het nummer [telefoonnummer 7] (NNM).
[naam X] is bij [naam supermarkt] en vraagt of NNM nog iets anders nodig heeft. Nee, alleen Heineken flesjes. [22] Tijdens dit telefoongesprek straalde * [telefoonnummer 3] een paal aan in [plaatsnaam 1] . In [plaatsnaam 1] bevindt zich slechts één [naam supermarkt] supermarkt. [23] Verbalisant heeft de camerabeelden van deze [naam supermarkt] bekeken. Op genoemde beelden heeft hij het volgende waargenomen:
19:12:47 – [verdachte] loopt al bellend de [naam supermarkt] binnen;
19:16:07 – [verdachte] staat bij kassa 4 met bier op zijn linkerarm;
19:16:11 – [verdachte] legt een sixpack met flesjes Heineken op de toonbank.
Verbalisant [verbalisant 1] herkent de persoon op de camerabeelden bij de [naam supermarkt] als [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1991. [24]
Op afstand overzetten van dealertelefoonnummers
Na de aanhoudingen van [A] en [B] , waarbij de op dat moment actieve dealertelefoons met daarin de actuele dealertelefoonnummers in beslag zijn genomen, zijn de dealertelefoonnummers op afstand overgezet op een andere simkaart. Hierna werd het dealertelefoonnummer actief in een andere telefoon. Tegelijkertijd werd een ander telefoonnummer geactiveerd om het nieuwe dealertelefoonnummer te worden. [25] Na de aanhouding van verdachten [medeverdachte] en [C] op 7 maart 2018 en de aanhouding van verdachte [D] op 14 maart 2018 was een zelfde situatie zichtbaar in de historische verkeersgegevens en op de tap van de actuele dealertelefoonnummers. [26]
Ten tijde van zijn aanhouding op 7 maart 2018 om 16:24 uur had [medeverdachte] de dealertelefoon met IMEI-nummer * [IMEI-nummer 3] en telefoonnummer * [telefoonnummer 3] bij zich. [27] Omstreeks 18:09 uur die dag werd er met de telefoon met IMEI-nummer * [IMEI-nummer 4] met daarin het oude dealernummer * [telefoonnummer 1] gebeld naar Vodafone. [naam X1] gaf aan dat hij zijn telefoon niet kon vinden, maar deze niet als gestolen wilde opgeven. Hij vroeg of hij zijn nummer kon overzetten. Om 18:21 uur werd er met de telefoon met IMEI-nummer * [IMEI-nummer 4] met daarin het telefoonnummer * [telefoonnummer 1] geprobeerd te bellen naar het telefoonnummer * [telefoonnummer 3] . Om 18:21 uur werden er door de telefoon met IMEI-nummer * [IMEI-nummer 4] met daarin het telefoonnummer * [telefoonnummer 1] sms’jes verstuurd met de volgende tekst:
“Hallo ben mij andere telfoon kwijt app en bel op deze nummer gr [naam X] ”. Op donderdag 8 maart 2018 omstreeks 10:27 uur bleek dat het telefoonnummer * [telefoonnummer 3] weer in gebruik was genomen, nu in het telefoontoestel met IMEI-nummer * [IMEI-nummer 2] . [28] De telefoon met IMEI-nummer * [IMEI-nummer 3] was op dat moment nog inbeslaggenomen. Het telefoonnummer * [telefoonnummer 3] is dus blijkbaar weer in gebruik genomen in een ander telefoontoestel. Op donderdag 8 maart 2018 omstreeks 18:51 uur bleek uit de opgenomen telecommunicatie dat het telefoonnummer * [telefoonnummer 3] belt naar Vodafone. Op de lijn is dan de stem van [naam X1] te horen. [29]
Onderzoek naar bij aanhouding van verdachte aangetroffen telefoons
Op 5 april 2018 is verdachte [verdachte] , die samen met medeverdachte [medeverdachte] in de BMW met kenteken [kenteken] zat, aangehouden in [plaatnaam 2] . [30] In de BMW zijn onder meer een iPhone met IMEI-nummer [IMEI-nummer 5] (* [IMEI-nummer 5] , oftewel * [IMEI-nummer 1] ), welke was gekoppeld aan telefoonnummer * [telefoonnummer 5] , en een iPhone met IMEI-nummer [IMEI-nummer 3] (* [IMEI-nummer 3] ), welke was gekoppeld aan telefoonnummer * [telefoonnummer 3] , aangetroffen. In het voertuig werden eveneens een iPhone 6S, met IMEI-nummer [IMEI-nummer 6] (* [IMEI-nummer 6] , oftewel * [IMEI-nummer 7] ), en een iPhone 6S, met IMEI-nummer [IMEI-nummer 8] (* [IMEI-nummer 8] , oftewel * [IMEI-nummer 9] ) aangetroffen. [31]
De aangetroffen telefoons met IMEI-nummers * [IMEI-nummer 1] en * [IMEI-nummer 3] bleken de actieve dealertelefoons. Verdachte [medeverdachte] gaf meerdere malen aan dat de iPhone met IMEI-nummer * [IMEI-nummer 7] zijn telefoon was. Hierdoor bestond het vermoeden dat de iPhone met IMEI-nummer * [IMEI-nummer 9] van verdachte [verdachte] was. Van het telefoontoestel met IMEI-nummer * [IMEI-nummer 9] zijn de historische verkeersgegevens opgevraagd. [32] Van de 3898 bel- of sms-contacten gevoerd met de telefoon met IMEI-nummer * [IMEI-nummer 9] , bleken 1289 contacten verdeeld over 18 personen, contacten die ook naar voren kwamen op de teliolijn van verdachte [verdachte] in de Penitentiaire Inrichting, of telefoonnummers in gebruik van medeverdachten van [verdachte] . Derhalve kan worden vastgesteld dat verdachte [verdachte] de gebruiker is van de telefoon met IMEI-nummer * [IMEI-nummer 9] . [33]
Uit onderzoek is gebleken dat er ten aanzien van de historische verkeersgegevens van de telefoon met IMEI-nummer * [IMEI-nummer 9] in combinatie met de onderstaande dealernummers overeenkomstige paallocaties zichtbaar waren gedurende de onderstaande periodes:
  • * [telefoonnummer 1] : van 9 januari 2018 tot 9 maart 2018 en van 16 tot en met 26 maart 2018;
  • * [telefoonnummer 3] : van 1 februari 2018 tot 9 maart 2018 en van 16 maart 2018 tot en met 5 april 2018;
  • * [telefoonnummer 5] : van 24 maart 2018 tot en met 5 april 2018.
Hieruit kan worden afgeleid dat verdachte [verdachte] , vanaf het moment dat zijn telefoon in gebruik werd genomen op 9 januari 2018, voortdurend werkzaam was voor de organisatie “ [naam X] ”, met uitzondering van de periode van 9 tot en met 15 maart 2018. [34]
Resultaat van doorzoekingen naar aanleiding van aanhouding van verdachte
Het voertuig met kenteken [kenteken] is doorzocht. Achter het klepje wat zich onder het instrumentenpaneel van het ventilatiesysteem bevindt, is een zwart etui met daarin diverse opgevouwen wikkels aangetroffen. [35] De inhoud van de in dit etui aangetroffen wikkels met een totale hoeveelheid van 12,82 gram (SIN AALJ4543NL) [36] is door het NFI getest. Hieruit is gebleken dat het cocaïne betrof. [37] In dit etui is eveneens een pil en een brokje van een pil (SIN AALJ6074NL, 0,55 gram) aangetroffen. [38] Uit onderzoek door het NFI is gebleken dat dit MDMA betrof. [39]
Op 5 april 2018 is de woning aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding] te [woonplaats 2] , waar verdachte stond ingeschreven, doorzocht. [40] In een slaapkamer op de eerste verdieping werden onder meer een Nokia telefoon en een factuur met daarin vier ponypacks met wit poeder aangetroffen. In de hal werd een kluis aangetroffen. [41]
De aangetroffen Nokia telefoon is inbeslaggenomen en onderzocht. De sms-berichten die erop stonden, waren verstuurd/ontvangen in de periode van 25 april 2014 tot en met 11 mei 2015. Er waren twaalf verzonden sms-berichten naar verschillende telefoonnummers veiliggesteld met de volgende tekst: “
[..] mij numer gr [naam X] ”.Tevens stond er een aantal sms-berichten in waarbij tijdsafspraken werden gemaakt. [42]
De 1,71 gram [43] witte substantie (SIN AAKR2081NL) in de vier ponypacks in de aangetroffen factuur (SIN AALK9119NL) [44] is door het NFI getest. Hieruit is gebleken dat het cocaïne betrof. [45] Op de factuur is onder meer een dactyloscopisch spoor (SIN AAJU3641NL) aangetroffen. [46] Een vergelijkend onderzoek met dit spoor, een handpalmafdruk, heeft geleid tot individualisatie van het spoor op verdachte [verdachte] . [47]
In de kluis werden onder meer twee ponypacks met wit poeder aangetroffen. [48] Dit poeder (SIN AALU3507NL, 0,88 gram [49] ) is door het NFI getest. Hieruit is gebleken dat het cocaïne betrof. [50]
Op 6 april 2018 is de garagebox aan de [straatnaam 3] , die werd gehuurd door [G] , doorzocht. [51] In deze garagebox is een doos met daarin ponypacks met vermoedelijk cocaïne (goednummer 2173714, SIN AALK9114NL) aangetroffen. [52] Het betroffen in totaal 276 ponypacks met daarin een gezamenlijke inhoud van 131,40 gram cocaïne. Een monster (SIN AAKR2080NL) is naar het NFI gestuurd. [53] Uit onderzoek door het NFI is gebleken dat dit cocaïne betrof. [54] Op de buitenzijde van één van de gripzakken in deze doos [55] is een dactyloscopisch spoor (SIN AAJU3570NL) veiliggesteld. [56] Een vergelijkend onderzoek met dit spoor, een vingerafdruk, heeft geleid tot individualisatie van het spoor op verdachte [verdachte] . [57]
Cocaïne en MDMA staan vermeld op lijst I van de Opiumwet.
Verklaringen getuigen
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij vanaf 2009/2010 cocaïne koopt van de groep dealers die zich “ [naam X] ” noemt. Tussen 2011 en 2018 herinnert hij zich vier personen die zich “ [naam X] ” noemden. Dat waren de vier hoofddealers, maar er waren ook jongens die de drugs voor hen kwamen brengen. Van de 2018- [naam X] , een gezette Marokkaanse jongen, nam hij cocaïne af tot hij in 2018 door de politie werd gehoord. Drie à vier jaar voor zijn verhoor in 2018 (de rechtbank begrijpt: op 11 april 2018) is hij cocaïne bij de 2018- [naam X] gaan afnemen. [58] Hij kocht wekelijks cocaïne bij de 2018- [naam X] . Deze frequentie was al die jaren zo’n beetje hetzelfde. [59]
Aan getuige [getuige 1] is de foto op pagina 519 van het dossier (de rechtbank begrijpt: een foto van verdachte [verdachte] ) getoond. De getuige verklaarde hierop:
“Ja, dat is de 2018- [naam X] ”. [60]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij in de periode van 2011 tot en met 2018 van een dikke Marokkaanse jongen cocaïne heeft afgenomen. [61] Deze persoon was zijn enige aanspreekpunt als hij cocaïne wilde kopen. [62] Meestal kwam deze persoon het zelf brengen, maar soms kwam er wel eens een ander. [63]
Aan getuige [getuige 2] is de aan het proces-verbaal gehechte foto (de rechtbank begrijpt: een foto van verdachte [verdachte] ) getoond. De getuige verklaarde hierop:
“Ja, dat is dezelfde persoon”. [64] (De rechtbank begrijpt: dezelfde persoon als die de getuige op 18 december 2018 bij de rechter-commissaris heeft herkend als ‘de dikkere Marokkaanse jongen die hem meestal de cocaïne bracht’.)
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij middels de dealerlijn “ [naam X] ” cocaïne heeft verkocht. [65]
Bewijsoverwegingen
Vrijspraak aanwezig hebben van softdrugs (feit 4)
De rechtbank leidt uit het dossier af dat er in de garagebox die gehuurd werd door de broer van verdachte en die in gebruik was bij de familie van verdachte twee zakken met hennep zijn aangetroffen. Gelet op het feit dat deze garagebox ook bij anderen dan verdachte in gebruik was, uit het dossier niet volgt dat verdachte zich bezig hield met de handel in hennep en er bovendien geen sporen van verdachte op deze zakken met hennep zijn aangetroffen, acht zij niet wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte, al dan niet in vereniging met een ander, deze hennep aanwezig of voorhanden heeft gehad. Verdachte zal daarom van het onder 4 tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring handelen in cocaïne (feit 2)
Verdachte heeft verklaard dat hij gedurende de periode van november 2017 tot en met (zijn aanhouding in) april 2018 met tussenpozen in totaal ongeveer twee maanden cocaïne heeft verhandeld. Gelet op de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, waaruit blijkt dat de privételefoon van verdachte - vanaf het moment dat deze in januari 2018 in gebruik werd genomen tot het moment van de aanhouding van verdachte in april 2018, met uitzondering van één week - voortdurend dezelfde paallocaties heeft aangestraald als de verschillende dealernummers, en waaruit volgt dat (de stem van) verdachte is herkend als de voornaamste gebruiker van de dealernummers * [telefoonnummer 1] , * [telefoonnummer 3] en * [telefoonnummer 5] , acht de rechtbank deze verklaring niet aannemelijk. De rechtbank is van oordeel dat de telecomanalyse, mede gelet op de toelichting die analist [E] hierop bij de rechter-commissaris heeft gegeven, voldoende betrouwbaar is om voor het bewijs te kunnen gebruiken.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gedurende de gehele onderzoeksperiode van 09Polder, maar ook in de jaren daarvoor, cocaïne heeft verhandeld. Verschillende getuigen hebben immers verklaard dat zij al jaren cocaïne van verdachte kochten en in de woning van verdachte is een telefoon aangetroffen met daarin aan de cocaïnehandel onder de naam “ [naam X] ” te linken berichten uit april/mei 2014. Hoewel de rechtbank op grond van het dossier redenen heeft om aan te nemen dat verdachte al vóór april 2014 cocaïne verhandelde onder de naam “ [naam X] ”, is zij van oordeel dat dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 25 april 2014 tot en met 5 april 2018 bezig heeft gehouden met de handel in cocaïne.
Nu uit de bewijsmiddelen volgt dat de verschillende dealertelefoonnummers niet alleen door verdachte, maar ook door anderen, werden gebruikt om onder de naam “ [naam X] ” cocaïne te verhandelen, is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en één of meer anderen, waardoor medeplegen van het handelen in cocaïne wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Bewezenverklaring aanwezig hebben van harddrugs (feit 3)
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er cocaïne is aangetroffen in het voertuig waarin verdachte reed op het moment dat hij werd aangehouden, in zijn woning en in de garagebox die bij zijn familie in gebruik was. In het voertuig is tevens MDMA aangetroffen. Op de in de woning en in de garagebox aangetroffen cocaïne zijn dactyloscopische sporen van verdachte aangetroffen. Mede gelet op het feit dat verdachte hierover geen verklaring heeft willen afleggen, terwijl dit naar het oordeel van de rechtbank
- nu verdachte zich bezighield met de handel in cocaïne - een situatie is die schreeuwt om een verklaring, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de op deze plaatsen aangetroffen harddrugs aanwezig heeft gehad. Ten aanzien van de in het voertuig aangetroffen harddrugs is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen, nu verdachte en medeverdachte [medeverdachte] samen in dit voertuig zaten. Ten aanzien van de in de woning en in de garagebox aangetroffen cocaïne kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat sprake was van medeplegen.
De rechtbank acht op grond van de stukken in het dossier niet wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte de in de slaapkamer van medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen harddrugs aanwezig heeft gehad, waardoor verdachte van de eerste vier gedachtestreepjes van het onder 3 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring deelname aan een criminele organisatie (feit 1)
Om het bestaan van een criminele organisatie aan te kunnen nemen, moet allereerst sprake zijn van een samenwerkingsverband tussen twee of meer personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Daarnaast moet deze organisatie in het leven zijn geroepen of feitelijk werkzaam zijn tot het plegen van misdrijven. Nu uit de bewijsmiddelen volgt dat verschillende personen gedurende een periode van meerdere jaren onder de naam “ [naam X] ” op grote schaal cocaïne hebben verkocht, waarbij (deels ook tegelijkertijd) meerdere dealertelefoonnummers zijn gebruikt - die op afstand werden overgezet naar een andere telefoon op het moment dat de gebruiker daarvan werd aangehouden en de betreffende dealertelefoon in beslag werd genomen - en waarbij afspraken bestonden over verschillende werkgebieden, is de rechtbank van oordeel dat de dealergroep handelend onder de naam “ [naam X] ” tot oogmerk had het plegen van misdrijven en derhalve kan worden aangemerkt als een criminele organisatie.
Van deelname aan een criminele organisatie is sprake als de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot - of rechtstreeks verband houden met - de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Zoals hierboven is overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 24 april 2014 tot en met 5 april 2018 cocaïne heeft verhandeld middels de bij de dealergroep handelend onder de naam “ [naam X] ” in gebruik zijnde dealertelefoonnummers. Daarnaast kan op grond van de bewijsmiddelen worden vastgesteld dat verdachte het dealertelefoonnummer in een onder een van de medeverdachten inbeslaggenomen dealertelefoon op afstand heeft overgezet naar een andere telefoon en dat hij na de aanhouding van die medeverdachte via een andere dealertelefoon sms’jes heeft verstuurd naar afnemers om hen te laten weten dat zij een ander dealertelefoonnummer moesten gebruiken. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte heeft deelgenomen aan de dealergroep handelend onder de naam “ [naam X] ” en acht het onder 1 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op meerdere tijdstippen in de periode van 25 april 2014 tot en met 5 april 2018 te Utrecht, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het opzettelijk verkopen en afleveren en verstrekken en vervoeren en aanwezig hebben van gebruikershoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
op meerdere tijdstippen in de periode van 25 april 2014 tot en met 5 april 2018 te Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, gebruikershoeveelheden cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
op 5 april 2018 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig, heeft gehad:
- 12,82 gram cocaïne, en
- 0,5 gram MDMA,

zijnde cocaïne en MDMA middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;

en
op 5 april 2018 te Utrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- 4 gebruikershoeveelheden cocaïne (in totaal 1,71 gram) en
- 131,40 gram cocaïne, en
- 0,88 gram cocaïne,

zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de bewezen verklaarde feiten uitsluit, zodat deze feiten strafbaar zijn.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:

1. deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;

2. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;

3. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd

en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar en 11 maanden, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft daarbij verzocht de gevangenneming van verdachte te bevelen of de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. In aanvulling hierop zou eventueel een taakstraf in combinatie met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf kunnen worden opgelegd. De raadsman heeft verzocht het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen, dan wel de schorsing van de voorlopige hechtenis door te laten lopen tot het moment waarop de zaak onherroepelijk wordt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van vier jaar in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne en heeft cocaïne (en MDMA) aanwezig gehad. Cocaïne is schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers ervan en is een sterk verslavend middel. De getuigenverklaringen in dit dossier getuigen daarvan. Daarnaast bevordert de handel in en het gebruik van harddrugs (verwervings)criminaliteit, wat overlast en gevoelens van onveiligheid voor de maatschappij tot gevolg heeft. Verdachte is door zijn handelen medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van cocaïne veroorzaakt. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij slechts heeft gehandeld uit eigen financieel gewin en zich niet heeft bekommerd om de gevolgen van zijn handelen.
De Landelijke Oriëntatiepunten Vakinhoud Strafrecht (LOVS) nemen voor het verhandelen van harddrugs gedurende een periode van 6 tot 12 maanden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden tot oriëntatiepunt. Het oriëntatiepunt gaat daarbij uit van een alleen opererende dader. Er wordt geen oriëntatiepunt gegeven voor periodes die langer zijn dan 12 maanden. Het oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van (in totaal) 147,31 gram harddrugs betreft een taakstraf voor de duur van 240 uren, dan wel dienovereenkomstige gevangenisstraf.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
  • een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 5 maart 2019;
  • een advies van de reclassering van 12 oktober 2018;
  • een aanvullend advies van de reclassering van 17 oktober 2018;
  • de e-mail van [F] , reclasseringswerker, van 25 juni 2019.
Uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, maar niet recentelijk en ook niet vanwege het aanwezig hebben van of het handelen in verdovende middelen.
Uit de berichten van de reclassering blijkt dat de verkregen informatie omtrent verdachte veel zorgen bij de reclassering heeft opgeleverd. Verdachte had geen zinvolle dagbesteding, ging om met criminele vrienden en het ontbrak hem aan zelfinzicht en een oprecht verantwoordelijkheidsgevoel ten aanzien van het tenlastegelegde. Gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft verdachte zich echter goed aan de voorwaarden gehouden en heeft hij zich meewerkend opgesteld. Betrokkene is inmiddels een opleiding gestart, loopt stage en heeft werk. De reclassering heeft vastgesteld dat verdachte op verschillende leefgebieden (waaronder wonen en financiën) in de toekomst nog ondersteuning en toezicht kan gebruiken. De reclassering adviseert daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, de verplichting tot het vinden en behouden van dagbesteding, een begeleidingsverplichting en de verplichting tot het geven van inzicht in zijn financiële en medische situatie op te leggen.
Conclusie
Gelet op de ernst en duur van de door verdachte gepleegde feiten is de rechtbank van oordeel dat een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest, zoals door de raadsman is bepleit, doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van de feiten. Een straf waarbij de op te leggen gevangenisstraf gelijk is aan de duur van de periode waarin verdachte cocaïne heeft verhandeld, zoals door de officier van justitie is gevorderd, is, mede in het licht van uitspraken in vergelijkbare zaken, naar het oordeel van de rechtbank ook niet passend. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend en geboden. Om de geadviseerde bijzondere voorwaarden mogelijk te maken, zal de rechtbank een gedeelte van 6 maanden van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, waarbij een proeftijd van 2 jaren wordt vastgesteld.
Voor de gevorderde gevangenneming bestaat rechtens geen grondslag. De rechtbank ziet in hetgeen door de verschillende partijen en de reclassering is aangevoerd, geen reden om de schorsing van de voorlopige hechtenis bij einduitspraak op te heffen. Dit betekent dat verdachte een eventueel hoger beroep in vrijheid af kan wachten.

9.BESLAG

Het dossier bevat een beslaglijst, waarop zes geldbedragen staan vermeld. Op 13 juli 2018 is door de rechter-commissaris een machtiging tot het leggen van conservatoir beslag op deze geldbedragen verleend. De rechtbank kan daarom geen beslissing nemen ten aanzien van de op de beslaglijst vermelde geldbedragen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 14d, 47, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
- verklaart de officier van justitie ten aanzien van feit 1 en feit 2 niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte wat betreft de periode van 7 mei 2011 tot 5 april 2013;
Vrijspraak
- verklaart het onder 4 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 tot en met 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
30 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
 zich zal blijven melden bij Reclassering Nederland ( [adres 2] te [plaatsnaam 2] ), zo vaak en zo lang de reclassering dit nodig vindt;
 met volledige inzet mee zal werken aan het vinden en volgen van een passende opleiding, dan wel het vinden en behouden van (betaald) werk;
 mee zal werken aan begeleiding door [naam stichting] / […] , voor zover de reclassering dat wenselijk vindt;
 inzicht geeft in zijn financiële en medische situatie, waarbij hij zich begeleidbaar en controleerbaar opstelt;
- geeft Reclassering Nederland de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. H.E. Spruit en M.C. Danel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.Z. Schoppink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 juli 2019.
mr. M.C. Danel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 mei 2011 tot en met 5 april 2018 te Utrecht, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van één of meer natuurlijke perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) opzettelijk inkopen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig
hebben van (telkens) (een) (gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende cocaïne, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 mei 2011 tot en met 5 april 2018 te Utrecht, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (telkens) (een)
gebruikershoeveelhe(i)d(en) cocaïne, in elk geval (telkens) een materiaal bevattende cocaïne, zijnde (een) middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
3.
hij, op of omstreeks 5 april 2018, te Utrecht en/of Vleuten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk aanwezig, althans voorhanden, heeft gehad:
-0,5 liter GBH, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende GBH, en/of
-29, althans een of meerdere, gebruikershoeveelheden cocaïne (in totaal 26 gram), althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
-3, althans een of meerdere, brokken/stuks cocaïne (in totaal 24,5 gram), althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
-16, althans een of meerdere, gebruikershoeveelheden cocaïne (in totaal 9,6 gram), althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
-4, althans een of meerdere, gebruikershoeveelheden cocaïne (in totaal 1,71 gram), althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
- 131,40 gram cocaïne, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
- 12,82 gram cocaïne, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
- 0,5 gram MDMA, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, en/of
- 0,88 gram cocaïne, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne en/of GHB en/of MDMA (een) middel(len) als bedoeld bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet
4.
hij, op of omstreeks 5 april 2018, te Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk aanwezig, althans voorhanden, heeft gehad (491 gram + 397 gram =) 888 gram hasjiesj/hennep, althans een (geruime) hoeveelheid hasjiesj/hennep, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hasjiesj/hennep (van in totaal meer dan 30 gram), zijnde hasjiesj en/of hennep (een) middel(len) als bedoeld bij de Opiumwet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 januari 2019, genummerd PL0900/2017296837 (09POLDER17), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 3021. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 2] , p. 1999.
3.Indien er in dit vonnis wordt verwezen naar IMEI-nummers, kan het laatste nummer van de reeks van 15 cijfers zijn gewijzigd in een ‘0’. Dit komt doordat de eerste 14 cijfers van het IMEI-nummer uniek zijn en het laatste cijfer variabel kan zijn, ook al gaat het om hetzelfde IMEI-nummer. Zie het proces-verbaal van relaas, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , p. 6.
4.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 2] , p. 2000.
5.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 2] , p. 2959.
6.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1415, proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 3] , p. 1457, en proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1507 (ten aanzien van nummer * [telefoonnummer 1] ); proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 3] , p. 1440 (ten aanzien van nummer * [telefoonnummer 2] ); proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1426 (ten aanzien van nummer * [telefoonnummer 3] ); proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1512 (ten aanzien van nummer * [telefoonnummer 4] ); proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1509 (ten aanzien van nummer * [telefoonnummer 5] ).
7.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1415; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1426; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 3] , p. 1440; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 3] , p. 1457; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1509; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1512.
8.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1417; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1428; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 3] , p. 1442; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 3] , p. 1460, proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1508.
9.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1415;
10.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 3] , p. 1458.
11.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1507.
12.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 3] , p. 1440.
13.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1426-1427.
14.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1513.
15.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1509.
16.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1416; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1427; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 3] , p. 1441; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 3] , p. 1458-1459; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1507-1508; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1510; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1513.
17.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1466.
18.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1467.
19.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 4] , p. 1424.
20.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 4] , p. 1505.
21.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 4] , p. 1444.
22.Bijlage (tapgesprek met sessienummer 5178) bij proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1634.
23.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1628.
24.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1629.
25.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 2] , p. 2079.
26.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 2] , p. 2080.
27.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 2446.
28.Proces-verbaal bevindingen tap nav aanhoudingen, p. 1447.
29.Proces-verbaal bevindingen tap nav aanhoudingen, p. 1448.
30.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 1643.
31.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 1644.
32.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 2] , p. 2003.
33.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 2] , p. 2006.
34.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 2] , p. 2017.
35.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , p. 1742.
36.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 2099.
37.Een geschrift, te weten: het NFI rapport Identificatie van veelvoorkomende drugs, p. 2105.
38.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 2099.
39.Een geschrift, te weten: het NFI rapport Identificatie van veelvoorkomende drugs, p. 2105.
40.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 8] , p. 1653.
41.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 8] , p. 1655.
42.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 9] , p. 2193.
43.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 2087.
44.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 2086.
45.Een geschrift, te weten: het NFI rapport Identificatie van veelvoorkomende drugs, p. 2090.
46.Proces-verbaal aanvullend beoordeling dactyloscopisch onderzoek, p. 2155-2156.
47.Proces-verbaal individualisatie dactyloscopisch spoor, p. 2160.
48.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 10] , p. 2250.
49.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 2106)
50.Een geschrift, te weten: het NFI rapport Identificatie van veelvoorkomende drugs, p. 2954.
51.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 2567.
52.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 2091-2092.
53.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 2144.
54.Een geschrift, te weten: het NFI rapport Identificatie van veelvoorkomende drugs, p. 2097.
55.Proces-verbaal individualisatie dactyloscopisch spoor, p. 2146.
56.Proces-verbaal biologisch en dactyloscopisch vooronderzoek, p. 2126.
57.Proces-verbaal individualisatie dactyloscopisch spoor, p. 2146.
58.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris op 17 april 2019, p. 2.
59.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris op 17 april 2019, p. 3.
60.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris op 17 april 2019, p. 3.
61.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris op 16 april 2019, p. 2.
62.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris op 16 april 2019, p. 3.
63.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris op 16 april 2019, p. 4.
64.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris op 16 april 2019, p. 2.
65.Proces-verbaal ter terechtzitting van 1 juli 2019.