In deze zaak heeft eiser, geboren in 1952, een vordering ingesteld tegen de stichting [gedaagde] met betrekking tot extra ouderdomspensioen op basis van de VPL-regeling. Eiser was in dienst bij [bedrijfsnaam 1] en heeft jarenlang pensioen opgebouwd bij het Bpf GFI, dat is geliquideerd en waarvan de rechten zijn overgedragen aan [gedaagde]. Eiser stelt dat hij recht heeft op extra pensioen, maar [gedaagde] heeft hem in een brief meegedeeld dat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor de VPL-regeling, omdat hij ten tijde van zijn pensionering niet werkzaam was in de bedrijfstak van de GFI. De kantonrechter heeft de vordering van eiser afgewezen, omdat hij niet aan de voorwaarden voor de VPL-regeling voldoet. De rechter oordeelt dat de VPL-regeling geen onderdeel is van de pensioenregeling van [gedaagde] en dat de voorwaarden zijn vastgesteld door sociale partners. Eiser kan niet de uitvoerder van de regeling aanspreken voor het niet toekennen van extra pensioen, aangezien de voorwaarden aan de regeling zijn verbonden. De rechter heeft ook overwogen dat er geen zelfstandige toezegging is gedaan door [gedaagde] aan eiser. Eiser is veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].