ECLI:NL:RBMNE:2019:306

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2019
Publicatiedatum
29 januari 2019
Zaaknummer
16/659509-18; 16/163631-16 (tul) en 05/840918-15 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op geweld en bedreiging bij straatroof door meerdere verdachten

Op 29 januari 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen een groep jongens heeft beroofd van goederen, met geweld en onder bedreiging van een nepvuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Daarnaast moet hij een eerder opgelegde voorwaardelijke taakstraf van 20 uur uitvoeren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken uitzitten. De zaak is behandeld op de terechtzittingen van 16 oktober 2018 en 15 januari 2019, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie, mr. C.J. Booij, en de standpunten van de verdachte en zijn advocaat, mr. Y. Taghi. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal met geweld en afpersing, gepleegd op 15 juli 2018 te Zeist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten een vooropgezet plan hadden om de slachtoffers te beroven, waarbij zij gebruik maakten van een nepvuurwapen. De rechtbank heeft de rolverdeling van de verdachten beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals met de persoon van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/659509-18; 16/163631-16 (tul) en 05/840918-15 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 januari 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1997] te [geboorteplaats] (Afghanistan),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 16 oktober 2018 en 15 januari 2019. Tijdens de laatste terechtzitting is de zaak inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. C.J. Booij, en van hetgeen verdachte en mr. Y. Taghi, advocaat te Waardenburg, alsmede de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1op 15 juli 2018 te Zeist in vereniging met bedreiging van geweld en/of geweld goederen toebehorende aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft weggenomen;
feit 2op 15 juli 2018 te Zeist in vereniging [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft afgeperst.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en verwijst daartoe naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Wat betreft de kwalificatie van het ten laste gelegde feitencomplex heeft de officier van justitie gevorderd het feit waarbij de goederen zijn afgegeven te kwalificeren als afpersing en het feit waarbij de goederen zijn weggenomen te kwalificeren als diefstal met geweld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat ofwel voor de kwalificatie van diefstal met geweld ofwel voor de kwalificatie van afpersing dient te worden gekozen. Dit omdat sprake is van eendaadse samenloop. De raadsman heeft tevens bepleit dat zich in het dossier bewijs bevindt dat zijn cliënt een kleinere rol in het geheel heeft gehad dan hem door de aangevers en één van de medeverdachten wordt toegedicht. Hij kan het wapen immers niet als laatst in handen hebben gehad, omdat er van hem geen dactyloscopische sporen op het wapen zijn aangetroffen terwijl dat ten aanzien van [medeverdachte 1] wel het geval is. Door de raadsman is verder vrijspraak bepleit voor het deel van de tenlastelegging dat ziet op het schoppen van aangever [slachtoffer 2] . Alle medeverdachten ontkennen het plegen van dit geweldsonderdeel immers.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van het onder 1. en 2. ten laste gelegde
Op 15 juli 2018 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van een straatroof, gepleegd op
15 juli 2018 om 00.59 uur te Zeist. Aangever [slachtoffer 2] was met [slachtoffer 3] en met [slachtoffer 1] . Uit een rode auto kwamen vier personen. Twee liepen er linksom en twee rechtsom. Er kwamen twee personen op [slachtoffer 2] aflopen, die op dat moment samen met [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) stond. [2] Eén van deze jongens had een vuurwapen in zijn handen. [slachtoffer 2] hoorde deze jongen roepen ‘geef me je spullen, zakken leeg maken, geef alles’. De jongen met het vuurwapen zwaaide daarmee heen en weer tussen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . [slachtoffer 2] heeft zijn portemonnee en telefoon aan de jongen afgegeven. [3] In de portemonnee zaten een bankpas, een rijbewijs en een ov-jaarkaart. [4] Een andere jongen kwam naar [slachtoffer 2] toe en begon hem te duwen. Deze jongen pakte hem ook rond zijn middel bij zijn jas vast. Door de jongen met het vuurwapen werd [slachtoffer 2] op de grond gegooid. Op het moment dat [slachtoffer 2] op de grond lag, werd hij tegen zijn rug en in zijn gezicht getrapt. Hij heeft niet gezien wie dit gedaan heeft. Hij voelde pijn in zijn gezicht. [5] [slachtoffer 2] kan de jongen met het vuurwapen als volgt omschrijven:
  • Turkse of Marokkaanse jongen;
  • getinte huidskleur;
  • ongeveer 1,70 meter lang;
  • ongeveer 23 jaar of ouder;
  • baseball petje donkere kleur.
[slachtoffer 2] kan de jongen die hem geduwd heeft als volgt omschrijven:
  • Nederlandse jongen;
  • blanke huidskleur;
  • ongeveer 1,85 meter lang;
  • ongeveer 20 jaar of ouder.
Op 15 juli 2018 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van een diefstal met geweld, gepleegd op 15 juli 2018 om 00.45 uur te Zeist. [slachtoffer 1] verklaart dat er een groepje van vier personen aan kwam lopen. [slachtoffer 1] omschrijft de personen als volgt:
Persoon 1:
  • man;
  • blank;
  • begin 20;
  • 1,90 meter.
Dit was de persoon die later bij hem kwam staan. [7]
Persoon 3:
  • man;
  • licht getint;
  • 23 à 24 jaar;
  • 1,75 meter.
Persoon 3 was degene met het pistool. Persoon 3 bewoog het wapen steeds in de richting van [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) of [slachtoffer 1] . [slachtoffer 3] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3] ) stond een meter of 5 à 10 achter [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] bij het klimrek. Toen persoon 3 het vuurwapen had getrokken, zei hij dat ze alle spullen aan hem moesten geven. Persoon 1 kwam toen bij [slachtoffer 1] staan en [slachtoffer 1] heeft hem toen zijn iPhone 6S, sigaretten en tas gegeven. De tas van [slachtoffer 1] was blauw met oranje accenten van het merk Burton. [8] Hierin zaten onder andere een hoofdtelefoon, oortjes en een powerbank. [9] [slachtoffer 1] verklaart dat [slachtoffer 2] opeens op de grond lag. [slachtoffer 1] zag toen dat persoon 1 [slachtoffer 2] trapte. Persoon 1 bleef maar vragen om spullen. [10]
Op 15 juli 2018 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan van een straatroof, gepleegd op 15 juli 2018 tussen 00.30 en 01.00 uur te Zeist. [slachtoffer 3] verklaart dat hij hoorde dat er allemaal mensen om het klimrek heen stonden. [slachtoffer 3] zag dat er een jongen een vuurwapen op [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) had gericht. Hij hoorde de jongens zeggen: ‘geef je spullen, nu alles bij elkaar’. [11] Hij zag dat de jongen de hele tijd met het vuurwapen heen en weer bewoog. [slachtoffer 3] zag dat [slachtoffer 2] ging vechten met een andere jongen. [slachtoffer 2] lag toen op de grond en werd tegen zijn hoofd getrapt. [slachtoffer 3] stond toen nog steeds op het klimrek. Er stond een jongen onder het klimrek. [slachtoffer 3] is toen naar beneden geklommen, waarna hij door de jongen bij zijn arm werd gepakt. De jongen pakte [slachtoffer 3] telefoon en portemonnee uit zijn broek. [slachtoffer 3] heeft toen niets gedaan, omdat hij bang was voor de consequenties. [12] De telefoon betrof een Samsung. In de portemonnee zaten een bankpas, een zorgpas, een identiteitskaart en een ov-jaarkaart. [13] [slachtoffer 3] herkende de jongen (de rechtbank begrijpt: die bij het klimrek) aan zijn ogen, postuur en stem als [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] kan door [slachtoffer 3] als volgt worden omschreven:
  • buitenlandse afkomst;
  • getinte huidskleur;
  • ongeveer 1,70 meter lang;
  • ongeveer 18 jaar oud.
De bij het incident ter plaatse gekomen verbalisanten hoorden dat er een rode Peugeot bij het incident betrokken is geweest. [15] De centralist meldde hen dat [medeverdachte 2] goed bevriend is met [medeverdachte 3] en dat deze laatste een rode Peugeot met het kenteken [kenteken] op naam heeft. [16]
Om 01.49 uur zagen verbalisanten een rode Peugeot met het kenteken [kenteken] rijden. [17] De inzittenden werden geboeid. De bestuurder bleek te zijn [medeverdachte 3] . De bijrijder was een persoon genaamd [verdachte] en op de achterbank zat een persoon genaamd [medeverdachte 1] . [18] Onder de bijrijdersstoel lag een op een zwart handwapen gelijkend voorwerp. [19] Onder de bestuurdersstoel werd een mobiele telefoon van het merk Samsung aangetroffen. [20] In de Samsung werden elf documenten gezien waarvan er drie in de bestandsnaam de naam [slachtoffer 3] hadden. [21]
[medeverdachte 3] verklaart op 15 juli 2018 dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) een vuurwapen bij zich had. [22] [medeverdachte 3] heeft een blanke huidskleur en is ongeveer 1,75 meter lang. [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) [23] is ongeveer 2,00 meter lang en heeft een blanke huidskleur. [verdachte] heeft een getinte huidskleur en is ongeveer 1,70 meter lang. [medeverdachte 2] heeft een getinte huidskleur en is ongeveer 1,75 meter lang. Na de ruzie bij de school zijn [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar een tankstation in Utrecht gereden. [24]
Op de beelden van het tankstation is te zien dat op 15 juli 2018 om 01.14 uur [25] een rode Peugeot met het kenteken [kenteken] aan komt rijden. Aan de passagierszijde stapt [verdachte] uit. Eveneens stappen [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] [26] en [medeverdachte 1] uit. [medeverdachte 2] heeft een blauwe tas die qua kleur en vorm overeenkomt met de bij de beroving weggenomen rugtas van [slachtoffer 1] in zijn handen. [27] Op de beelden is te zien dat [medeverdachte 2] deze tas doorzoekt. [28] [verdachte] en [medeverdachte 2] bekijken hierna samen de goederen die uit de tas worden gehaald. [medeverdachte 2] steekt daarbij iets in de zak van zijn broek. [29]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat ze op het schoolplein waren en de jongens hoorden bellen over hasj. Het idee ontstond om de jongens te beroven. Ze zijn toen terug naar de auto gegaan en hebben daar een wapen gepakt. Hierna zijn ze weer teruggegaan naar het schoolplein. Verdachte heeft een telefoon en een portemonnee, met daarin een identiteitskaart, gepakt. [30]
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het onder 1. en 2. ten laste gelegde
De rechtbank acht op basis van het voorgaande wat betreft de rolverdeling wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 2] degene is geweest die bij aangever [slachtoffer 3] bij het klimrek heeft gestaan. De rechtbank acht de verklaringen van [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] dat [medeverdachte 2] niet bij de beroving aanwezig zou zijn geweest ongeloofwaardig gelet op het gegeven dat [slachtoffer 3] [medeverdachte 2] direct als één van de verdachten herkent. De rechtbank overweegt voorts dat, gelet op de in het dossier genoemde signalementen inhoudende dat sprake was van twee personen met een licht getinte huidskleur en twee personen met een blanke huidskleur, en de signalementen van de verdachten, de persoon die met het op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gedreigd [verdachte] moet zijn geweest. Dit wordt bevestigd door de verklaring van [medeverdachte 3] dat hij [verdachte] met het wapen heeft gezien en ook door de plek waar het wapen in de auto is aangetroffen na de aanhouding, namelijk onder de stoel waar [verdachte] had gezeten. [verdachte] stond op het schoolplein bij aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , samen met [medeverdachte 1] en op korte afstand verwijderd van [medeverdachte 2] . Naar het oordeel van de rechtbank is [medeverdachte 1] degene die [slachtoffer 2] heeft geduwd en heeft getrapt tegen de rug en in het gezicht. Voorts blijkt uit het dossier dat [medeverdachte 3] een kleinere rol in het geheel heeft gehad. Hoewel hij weliswaar van het plan wist, zoals hieronder nader is weergegeven, en hij bij de beroving aanwezig is geweest, blijkt niet dat hij ten tijde van de beroving enige uitvoeringshandeling heeft verricht. Wel is hij degene geweest die de auto heeft bestuurd waarin hij en de medeverdachten van het schoolplein zijn gevlucht.
De rechtbank overweegt voorts dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat bij de vier verdachten sprake was van een vooropgezet plan om onder bedreiging van geweld, namelijk met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hasj/goederen van de aangevers weg te nemen. Door aldus conform dit plan te handelen, hebben de verdachten eveneens de aanmerkelijke kans aanvaard dat bij de uitvoering van dit plan het geweld zou worden gebruikt zoals dit ten laste is gelegd, namelijk het duwen en trappen van [slachtoffer 2] . De rechtbank kwalificeert de uitvoering van het plan als een eendaadse samenloop van diefstal met geweld en afpersing. Dat de goederen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] door hen door middel van bedreiging met geweld zijn afgegeven en dat de goederen van [slachtoffer 3] door middel van bedreiging met geweld en geweld zijn afgepakt, berust min of meer op een toevalligheid dan dat het de bedoeling was [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] af te persen en [slachtoffer 3] te bestelen. Het gemeenschappelijke doel van de verdachten was immers het henzelf toe-eigenen van goederen van een ander. De rechtbank is van oordeel dat de geweldshandelingen die jegens [slachtoffer 2] zijn gepleegd, naast de bedreiging met geweld door middel van het richten van een vuurwapen, hebben bijgedragen aan het wegnemen van de goederen van [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] heeft immers verklaard dat hij [medeverdachte 2] zijn spullen heeft laten wegpakken, omdat hij bang was voor de consequenties als hij dit niet zou toelaten. Overigens merkt de rechtbank daarbij op dat de geweldshandelingen jegens [slachtoffer 2] niet hebben bijgedragen aan de afpersing van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] nu zij hun goederen reeds hadden afgegeven voordat dit geweld werd gepleegd.
Het verweer van de raadsman dat strekt tot vrijspraak van de handelingen die zien op het schoppen tegen [slachtoffer 2] wordt verworpen. Uit de aangiftes blijkt dat dit is gebeurd en dat de jongen met een blanke huidskleur van ongeveer 1,85/1,90 meter – de rechtbank begrijpt medeverdachte [medeverdachte 1] – dit gedaan zou hebben. Het verweer van de raadsman dat [verdachte] het op een vuurwapen gelijkend voorwerp niet als laatste van de groep, en dus bij de beroving, kan hebben vastgehad wordt eveneens op basis van de bewijsmiddelen verworpen.
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de diefstal in vereniging met geweld en het medeplegen van de afpersing heeft gepleegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
op 15 juli 2018 te Zeist tezamen en in vereniging met anderen
- een portemonnee (met inhoud) en
- een (mobiele) telefoon (merk: Samsung)
die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- een (nep)vuurwapen op die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te richten en
- daarbij dreigend de woorden toe te voegen "Geef me je spullen, zakken leegmaken, geef alles" en
- die [slachtoffer 2] bij de middel vast te pakken en
- die [slachtoffer 2] tegen het lichaam te duwen (waardoor die [slachtoffer 2] ten val kwam) en
- in/tegen het gezicht en de rug te trappen (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) en
- die [slachtoffer 3] bij de arm te pakken;
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
op 15 juli 2018 te Zeist tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van
- een portemonnee (met inhoud) en
- meerdere (mobiele) telefoons (waaronder: merk: Samsung en Apple) en
- sigaretten en/of
- een tas (met inhoud, waaronder: een powerbank en meerdere hoofdtelefoons/koptelefoons),
geheel toebehorende aan die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] , door
- een (nep)vuurwapen op die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te richten
- ( daarbij) dreigend de woorden toe te voegen "Geef me je spullen, zakken leegmaken, geef alles".
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 en 2de eendaadse samenloop van diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, meewerken aan een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en een contactverbod met de medeverdachten (met uitzondering van zijn broer [medeverdachte 2] ) en de slachtoffers;
De officier van justitie heeft voorts gevorderd het geschorste bevel voorlopige hechtenis pas
op te heffen bij onherroepelijk worden van het vonnis, teneinde te bewerkstelligen dat de aan
de schorsing verbonden voorwaarden doorgang zullen vinden als verdachte in hoger beroep
besluit te gaan tegen het door de rechtbank opgelegde vonnis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de strafoplegging aansluiting dient te worden gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten die voor een feit als dit uitgaan van 6 maanden gevangenisstraf. Als er een deels voorwaardelijke straf dient te worden opgelegd, dan kan van de oriëntatiepunten worden afgeweken tot een straf van hoogstens 8 maanden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Wat betreft de ernst van de feiten overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft tezamen met anderen een groep jongens beroofd van goederen nadat hij en zijn medeverdachten hadden gehoord dat één van de jongens het over hasj had. Voordat de verdachten tot deze beroving over gingen, hebben ze een op een vuurwapen gelijkend voorwerp uit de auto gepakt. Onder bedreiging van dit nepvuurwapen en door te duwen en te trappen zijn de goederen van de slachtoffers afhandig gemaakt. Een andere verdachte is medeplichtig aan dit feit geweest door getalsmatig bij de beroving aanwezig te zijn geweest en door de verdachten na het plegen van het feit van de pleegplaats te vervoeren in zijn auto. De rechtbank rekent het de verdachten aan en vindt het ernstig dat zij met zijn vieren en een nepvuurwapen op een groep jongens afgaan om hen te beroven. Dit soort feiten hebben in zijn algemeenheid een grote impact op de slachtoffers. De verdachten hebben zich over de gevolgen van het plegen van een dergelijk feit voor de slachtoffers niet bekommerd, zij hebben slechts oog gehad voor hun eigen (financiële behoeftes) op dat moment. Hun handelen heeft daarbij bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Wat betreft de persoon van verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 december 2018 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten, al dan niet met geweld, laatstelijk op 9 juni 2018 door de politierechter te Gelderland tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Van deze voorwaardelijke staf wordt de tenuitvoerlegging gevorderd (zie verder rubriek 10.).
De rechtbank heeft kennisgenomen van een rapport van 20 september 2018 van Reclassering Nederland, opgemaakt door M. Henrotte, reclasseringswerker, waarin wordt geadviseerd verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en een contactverbod met de slachtoffers. Op 13 januari 2019 rapporteert de reclassering aanvullend en adviseert de in het advies genoemde bijzondere voorwaarden aan te vullen met een contactverbod met de medeverdachten, een locatiegebod met elektronische controle en het vinden en behouden van een dagbesteding. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven mee te willen werken aan reclasseringstoezicht.
Alles afwegende acht de rechtbank, gelet op de ernst van het feit, waarbij verdachte degene was die met het op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gedreigd, en daarbij rekening houdend met de LOVS-oriëntatiepunten, de strafverzwarende omstandigheden (medeplegen en gebruik van een nepvuurwapen), een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het dictum passend en geboden. Van deze straf dient de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht te worden afgetrokken conform de bepaling van artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank ziet in onderhavige zaak geen aanleiding anders met de voorlopige hechtenis om te gaan dan gebruikelijk, zoals dit wel door de officier van justitie is gevorderd. Gelet op de duur van de door de rechtbank op te leggen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zal het geschorste bevel voorlopige hechtenis 60 dagen na het wijzen van dit vonnis wordt opgeheven.

9.BENADEELDE PARTIJ

Ten aanzien van het onder 1. en 2. ten laste gelegde
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.233,04. Dit bedrag bestaat voor € 733,04 uit materiële schade en voor
€ 1.500,- uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1. en 2. ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 114,50. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. en 2. ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 527,10. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder
1. en 2. ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Ter zake van de vordering van [slachtoffer 3] heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat de kosten, die zijn opgevoerd ten aanzien van de telefoon eventueel gematigd kunnen worden nu de nieuwwaarde is gevorderd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de schade van de hoofdtelefoon die door [slachtoffer 1] wordt gevorderd niet is onderbouwd met een bon en dat de benadeelde partij daarom in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De immateriële schade die door [slachtoffer 1] wordt gevorderd dient te worden gematigd nu ter onderbouwing van die schade aansluiting wordt gezocht bij een andersoortige zaak. De vordering van [slachtoffer 2] is door de raadsman niet betwist. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de voor de telefoon gevorderde schade dient te worden gematigd nu daarvan de nieuwwaarde wordt gevorderd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1]
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten rugzak, hoofdtelefoon, bluetooth oortjes, contant geld, paspoort, identiteitskaart, OV-chipkaart pasfoto’s en een deel van de immateriële schade, ter hoogte van in totaal € 1.173,05 (€ 673,05 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade), komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 juli 2018 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank kan wat betreft de schadepost van de powerbank niet vaststellen dat de benadeelde partij eigenaar van dit goed was, nu dit door een ander is gekocht. De post ‘hoofdtelefoon’ en het daarvoor gevorderde bedrag zijn voldoende onderbouwd. Het resterende, niet toegewezen deel van de immateriële schade, acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd en nadere onderbouwing levert een onevenredige belasting voor het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en zal bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 1.173,05, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 juli 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 21 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1. en 2. bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op
€ 143,50 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 juli 2018 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 143,50, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 juli 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 2 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3]
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten portemonnee, ING betaalkaart, identiteitskaart en pasfoto’s identiteitskaart, ter hoogte van in totaal € 137,10, komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 juli 2018 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. Uit de aangifte blijkt niet dat de door de benadeelde partij genoemde goederen, met uitzondering van de telefoon, zijn weggenomen. Ten aanzien van de telefoon blijkt uit het dossier dat deze is teruggevonden en aan de benadeelde partij is, dan wel kan worden, teruggegeven. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in genoemd deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en zal bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 3] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 137,10 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 juli 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 2 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter te Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 7 april 2017 (parketnummer 16/163631-16) is verdachte een werkstraf, bestaande uit een taakstraf, van
20 uren voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.
Bij vonnis van de politierechter te Gelderland van 9 juni 2017 (parketnummer 05/840918-15) is verdachte een gevangenisstraf van 2 weken voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 47, 55, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6. is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 9 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
3 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen 5 dagen na onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering Nederland, Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht en zich daarna zal blijven melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal deelnemen aan een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie aan verdachte zullen worden gegeven door een instelling daartoe aangewezen door de reclassering, tenzij de reclassering een deelname niet meer noodzakelijk acht;
* dient mee te werken aan het vinden en behouden van een passende dagbesteding zoals school, werk of vrijwilligerswerk;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [slachtoffer 1] , geboren op [1999] te [geboorteplaats] ;
- [slachtoffer 2] , geboren op [1998] te [geboorteplaats] ;
- [slachtoffer 3] , geboren op [1996] te [geboorteplaats] ;
- [medeverdachte 1] , geboren op [1998] te [geboorteplaats] ;
- [medeverdachte 3] , geboren op [1998] te [geboorteplaats] ;
tenzij de reclassering dit niet meer noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2018 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.173,05 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2018 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 21 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2018 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 143,50 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2018 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 2 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2018 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 3] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat
€ 137,10 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2018 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 2 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/163631-16
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank
Midden-Nederland, locatie Utrecht, bij vonnis van 7 april 2017 opgelegde voorwaardelijke werkstraf, bestaande uit een taakstraf, voor de duur van 20 uren;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 05/840918-15
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Gelderland bij vonnis van 9 juni 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
2 weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F. Koenis, voorzitter, mrs. A.C. van den Boogaard en
M. Eversteijn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Kruijswijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 januari 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 juli 2018 te Zeist, in ieder geval in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een of meerdere portemonnees (met inhoud) en/of
- een of meerdere (mobiele) telefoons (waaronder: merk: Samsung en/of Apple/iPhone) en/of
- sigaretten en/of
- een tas (met inhoud, waaronder: een powerbank en/of een of meerdere hoofdtelefoons/koptelefoons),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een (nep)vuurwapen op die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te richten en/of aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te tonen en/of
- ( daarbij/vervolgens) dreigend de woorden toe te voegen "Geef me je spullen, zakken leegmaken, geef alles" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] (met kracht) bij de middel/heup althans het lichaam vast te pakken en/of
- die [slachtoffer 2] een of meerdere malen tegen het lichaam te duwen (waardoor die [slachtoffer 2] ten val kwam) en/of
- in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de rug althans het lichaam te trappen (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) en/of
- die [slachtoffer 3] bij de arm te pakken;
(art 310 Wetboek van Strafrecht; art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht; art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 15 juli 2018 te Zeist, in ieder geval in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meerdere anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van
- een of meerdere portemonnees (met inhoud) en/of
- een of meerdere (mobiele) telefoons (waaronder: merk: Samsung en/of Apple/iPhone) en/of
- sigaretten en/of
- een tas (met inhoud, waaronder: een powerbank en/of een of meerdere hoofdtelefoons/koptelefoons),
in elk geval van enig goed, dat geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), door
- een (nep)vuurwapen op die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te richten en/of aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te tonen en/of
- ( daarbij/vervolgens) dreigend de woorden toe te voegen "Geef me je spullen, zakken leegmaken, geef alles" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] (met kracht) bij de middel/heup althans het lichaam vast te pakken en/of
- die [slachtoffer 2] een of meerdere malen tegen het lichaam te duwen (waardoor die [slachtoffer 2] ten val kwam) en/of
- in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de rug althans het lichaam te trappen (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) en/of
- die [slachtoffer 3] bij de arm te pakken;
(art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht; art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht; art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 november 2018, genummerd
2.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 123.
3.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 124.
4.Een bijlage goederen, horende bij een proces-verbaal van aangifte, pagina 127.
5.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 124.
6.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 124.
7.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 133.
8.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 134.
9.Een bijlage goederen, horende bij een proces-verbaal van aangifte, pagina 136.
10.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 134.
11.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 128.
12.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 129.
13.Een bijlage goederen, horende bij een proces-verbaal van aangifte, pagina 131.
14.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 129.
15.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 139.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 141.
17.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 148.
18.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 149.
19.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 151.
20.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 165.
21.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 171.
22.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 32.
23.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 33.
24.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 34.
25.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 207.
26.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 208.
27.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 209.
28.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 210.
29.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 211.
30.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 15 januari 2019.