In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juni 2019 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen twee besloten vennootschappen. Eiseres, een schoonmaakbedrijf, vorderde schadevergoeding van verweerster, die onbemande tankstations schoonmaakt, op basis van onrechtmatige daad. Eiseres stelde dat verweerster onrechtmatig had gehandeld door onjuiste informatie aan de belastingdienst te verstrekken over het aantal medewerkers dat voor haar werkte. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet in haar bewijsopdracht was geslaagd. De rechtbank concludeerde dat de handtekening op de raamovereenkomst niet van de directeur van verweerster afkomstig was, waardoor de vorderingen tot vergoeding van bepaalde toeslagen ook werden afgewezen. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten van verweerster.
De procedure begon met een tussenvonnis waarin eiseres werd opgedragen bewijs te leveren van haar stellingen. Eiseres voerde aan dat haar medewerkers onterecht niet als zodanig waren aangemerkt door de belastingdienst, wat leidde tot naheffingsaanslagen. De rechtbank benoemde een deskundige om de handtekening op de raamovereenkomst te onderzoeken. De deskundige concludeerde dat de handtekening waarschijnlijk vervalst was. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de werkzaamheden door meer dan acht medewerkers werden uitgevoerd, wat cruciaal was voor de vordering van eiseres. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat er een overeenkomst bestond die recht gaf op de gevorderde toeslagen.
Uiteindelijk wees de rechtbank de vorderingen van eiseres af en legde de proceskosten bij haar neer, wat resulteerde in een aanzienlijke kostenveroordeling.