ECLI:NL:RBMNE:2019:3054

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
8 juli 2019
Zaaknummer
16/108071-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gebruik van vals masterdiploma en diplomasupplement door tandartsmanager

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 18 juni 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als manager werkzaam was in twee tandartspraktijken. De verdachte werd beschuldigd van het gebruik van een vals masterdiploma en een vals diplomasupplement van de Faculteit der Tandheelkunde van de Vrije Universiteit van Amsterdam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk valse geschriften heeft afgeleverd en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze geschriften bestemd waren om als echt en onvervalst te worden gebruikt. De rechtbank heeft in haar overwegingen meegewogen dat de verdachte geen inzicht heeft gegeven in zijn beweegredenen en geen berouw heeft getoond, wat de kans vergroot dat hij in de toekomst opnieuw dergelijk handelen zal verrichten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte het belang van vertrouwen in de juistheid van diploma's, vooral in de gezondheidszorg, en dat het handelen van de verdachte dit vertrouwen ernstig heeft geschaad. De uitspraak is gedaan na een inhoudelijke behandeling van de zaak, waarbij de rechtbank de bewijsvoering en de verklaringen van getuigen en de verdachte heeft gewogen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/108071-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 juni 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1981] te [geboorteplaats] (Afghanistan),
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 juli 2018 (zitting van de politierechter, die de zaak vervolgens heeft verwezen naar de meervoudige kamer), 11 oktober 2018 en 4 juni 2019. De zaak is op 4 juni 2019 inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. V.A.S.E. Lantain en van hetgeen verdachte en raadsvrouw mr. N.A. de Kock, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode gelegen tussen 1 februari 2016 en 31 mei 2016 te Wijk bij Duurstede en/of Hongarije, althans in Europa, gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalst master diploma van de Faculteit der Tandheelkunde (Vrije Universiteit van Amsterdam) en van een vals of vervalst supplement van de ACTA alsof dat diploma en supplement niet vals of vervalst waren.

3.VOORVRAGEN

Bevoegdheid van de rechtbank
Aan verdachte is (mede) ten laste gelegd het voorhanden hebben en afleveren van valse geschriften in Hongarije. Er is geen sprake van een beletsel om verdachte daarvoor in Nederland te vervolgen. In artikel 7 van het Wetboek van Strafrecht staat dat de Nederlandse strafwet toepasselijk is op de Nederlander die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een feit dat door de Nederlandse strafwet als misdrijf wordt beschouwd en waarop door de wet van het land waar het begaan is, straf is gesteld. Dat in dit geval het feit ook in Hongarije strafbaar is blijkt uit het bericht van 18 maart 2019 van het openbaar ministerie in Hongarije, waaruit immers volgt dat de opsporingsautoriteit een strafprocedure heef opgestart en deze vervolgens op 14 augustus 2017 heeft geschorst op de grond dat de identiteit van de pleger niet kon worden vastgesteld.
De rechtbank acht zich gelet hierop bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde.
Verder geldt dat de dagvaarding geldig is, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Het masterdiploma en het supplement, waarvan is vastgesteld dat zij vals zijn, zijn op de laptop van verdachte aangetroffen en verdachte kon erover beschikken. Uit het dossier blijkt echter niet dat verdachte hier wetenschap van had. De echtgenote van verdachte is afgeperst en onder druk gezet door haar ex-echtgenoot in Afghanistan, waarna zij een onbekende Afghaanse man in de woning heeft toegelaten en toegang heeft verleend tot de laptop van verdachte. Verdachte gaat er dan ook vanuit dat de familie van de ex-echtgenoot van zijn vrouw deze stukken in Hongarije heeft ingediend. Verdachte heeft zelf geen motief om de valse documenten in Hongarije aan te bieden. Verder geldt dat niet uit het dossier blijkt wie de valse documenten in Hongarije heeft aangeboden en afgeleverd, zodat verdachte (ook) van het onderdeel “afleveren” dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Verbalisant [verbalisant] heeft op 11 oktober 2018 contact opgenomen met getuige [getuige 1] met de vraag of hij de documenten kon aanleveren die genoemd staan in zijn afgelegde getuigenverklaring. Op 17 oktober 2018 kreeg verbalisant een e-mail met informatie en bijlagen doorgemaild. De genoemde bijlagen zijn bij dit proces-verbaal van bevindingen gevoegd. [2]
Bij e-mail van 31 mei 2016 heeft mevrouw [A] , werkzaam bij Registers en Knooppunten, Agentschap CIBG Dienst voor Registers, [getuige 1] onder meer het volgende bericht:
We hebben van de Hongaarse autoriteit alle documenten, betreffende de aanvraag, per e-mail ontvangen:
een aanvraagformulier en identiteitsbewijzen, het Bachelordiploma + vertalingen, Masterdiploma + vertalingen en een verklaring van de belastingdienst.
Bijgevoegd stuur ik u het Master-diploma en het aanvraagformulier en identiteitsbewijs van betreffende persoon. [3]
Getuige [getuige 2] , universitair hoofddocent bij de sectie Sociale Tandheelkunde, voorzitter Examencommissie Bachelor- en Masteropleiding Tandheelkunde heeft het volgende verklaard:
V: Welke documenten heeft u allemaal gezien met betrekking tot dhr. [verdachte] ?
A: Een ingevuld aanvraagformulier bij de Hongaarse autoriteit, een (niet echt) Masterdiploma van de VU inclusief de vertalingen, een (niet echt) diplomasupplement van de Masteropleiding. Alles op naam van de heer [verdachte] .
V: Ik heb begrepen dat ook door u is vastgesteld in de periode van april 2016 dat het Master diploma vals was. Wat zijn de punten van de vervalsing?
A:
- Diploma's worden altijd door verschillende personen ondertekend met dezelfde pen; dit is niet het geval op de vervalsing want de pen waarmee de heer [verdachte] heeft getekend wijkt af. [4] - Diploma is gedateerd op 31 december 2015. Op die datum zijn geen diploma's uitgegeven;
- De student is een UvA student. Het diploma is een VU diploma. Het is onmogelijk dat een UvA student een VU diploma krijgt uitgereikt;
- Verschillende typ's (oa spatie in jaartal 2015; twee punten na een zin). Uitgegeven diploma's bevatten niet dergelijke foutjes;
- De handtekeningen van de decaan en mijzelf staan op het diploma en de Hongaarse vertaling. Deze handtekeningen lijken echt, en zijn dat denk ik ook, maar geplakt op documenten die niet door ons zijn ondertekend. Onze handtekeningen staan bijvoorbeeld ook op de Hongaarse vertaling. Daar hebben wij nooit een handtekening op gezet. Maar ook niet op het niet juiste diploma.
- Tevens is een bijlage diploma supplement bij jullie terecht gekomen, die bij dit verhoor is gevoegd, wat ook vals is want de afstand van de spatie tussen diploma en supplement is op de vervalsing ruimer dan op een echte, het lettertype van het woord diploma supplement is net niet gelijk, er staat geen komma tussen de geboorteplaats en het geboorteland, wat op een echt supplement hetzelfde is, het lettertype van het studentennummer wijkt af van de rest, terwijl het op een echt supplement hetzelfde is. Er staan vrijstellingen vermeld op het diplomasupplement die niet zijn toegekend. Er staat tekst die niet op een origineel diplomasupplement van de master staan, zoals de tekst onder 5.1 en 5.2. Dit is ook te zien aan slordigheden als Master of Science programme de ene keer met een hoofdletter M en dan weer zonder. De namen van de vakken zijn anders dan de Engelse namen op een echt supplement. Onjuiste tekst en slordigheden onder 3.2 en 3.3 en 4.2. [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 4 juni 2019 verklaard dat het klopt dat het desbetreffende masterdiploma en het desbetreffende diplomasupplement die bij de Hongaarse autoriteit zijn aangeleverd, op zijn laptop hebben gestaan. Ook heeft verdachte verklaard dat hij geen masterdiploma tandheelkunde heeft behaald.
In een proces-verbaal van bevindingen is onder meer vastgesteld dat het Diploma 2.pdf Bestand(diploma) op naam van [verdachte] op 26 februari 2016 is aangetroffen op de laptop van verdachte. [6]
Bewijsoverwegingen
Alternatief scenario
Verdachte heeft betoogd dat aannemelijk is dat de ex-echtgenoot van de echtgenote van verdachte, die woont in Afghanistan, eerwraak heeft willen nemen. De echtgenote van verdachte is vervolgens afgeperst en onder druk gezet door haar ex-echtgenoot, waarna zij een onbekende Afghaanse man in de woning heeft toegelaten en toegang heeft verleend tot de laptop van verdachte. De documenten die op de laptop van verdachte stonden, konden op deze manier – zonder dat verdachte daarvan wist – worden vervalst en in Hongarije worden afgeleverd.
De rechtbank acht dit alternatieve scenario niet aannemelijk en neemt daarbij de volgende omstandigheden in aanmerking.
Op de laptop van verdachte is een vervalst masterdiploma op naam van verdachte en een onvervalst masterdiploma op naam van [B] aangetroffen. Vastgesteld kan worden dat het vervalste masterdiploma een bewerking is van het onvervalste masterdiploma. De handtekeningen op het vervalste masterdiploma van de voorzitter van de Examencommissie en de decaan van de faculteit zijn immers identiek aan die op het onvervalste masterdiploma. Het is een feit van algemene bekendheid dat een handtekening –en in dit geval dus zelfs twee handtekeningen – niet telkens op volstrekt dezelfde wijze wordt geplaatst. Het vervalste diploma op naam van verdachte is dus een bewerking van het diploma van [B] en dit is opvallend, omdat verdachte, zo heeft hij ook op de terechtzitting verklaard, over dit masterdiploma kon beschikken omdat [B] werkzaam is in de praktijk van verdachte.
Verder is van belang dat een vertaalopdracht aan [vertaalbureau] in de doeltaal Hongaars op de laptop van verdachte is aangetroffen. Na een vordering verstrekking historische gegevens zijn door [C] van [vertaalbureau] gegevens verstrekt (proces-verbaal van bevindingen, pagina 196). Uit de bijlagen blijkt dat bij de vertaalopdracht de naam [verdachte] is opgegeven, met het adres [adres] te [woonplaats] . Tevens is het e-mailadres [e-mailadres] @hotmail.com en het telefoonnummer [telefoonnummer] opgegeven. Dit e-mailadres wordt herkend als het e-mailadres dat verdachte gebruikt. Verbalisant [verbalisant] heeft namelijk meerdere malen contact gehad met verdachte met genoemd e-mailadres in de periodes januari 2017, maart 2017 tot en met juli 2017, januari 2018 en april 2018. Het telefoonnummer [telefoonnummer] herkende [verbalisant] als het telefoonnummer dat verdachte gebruikt omdat zij meerdere malen contact heeft gehad met verdachte via dit telefoonnummer. De rekening van de vertaalopdracht is betaald via een bankrekening op naam van [tandartspraktijk] in [woonplaats] . Op de terechtzitting van 4 juni 2019 heeft verdachte ook verklaard dat het opgegeven e-mailadres en telefoonnummer van hem zijn en dat [tandartspraktijk] één van de tandartspraktijken is van verdachte. Met andere woorden, alles wijst erop dat het verdachte is geweest die de vertaalopdracht voor het masterdiploma en het diplomasupplement aan [vertaalbureau] heeft gegeven. Dat een ander dan verdachte dit heeft gedaan en van de gegevens van verdachte gebruik heeft gemaakt, is in het licht van het voorgaande niet aannemelijk.
Ook neemt de rechtbank in aanmerking de verklaring van mr. [getuige 3] , die betrokken was als bemiddelaar/vertegenwoordiger van verdachte bij de aankoop van een tandartspraktijk van de heer [D] (proces-verbaal van bevindingen, pagina 211). Verdachte had tegen [getuige 3] gezegd dat hij een tandarts in opleiding was en bijna zou afstuderen. [getuige 3] heeft meerdere malen gevraagd aan verdachte wanneer dat afstuderen zou zijn en verdachte gaf aan dat hij bijna klaar was. Verdachte stuurde een felicitatiemail door naar [getuige 3] waaruit hij de indruk kreeg dat verdachte afgestudeerd zou zijn. Verdachte heeft ter terechtzitting van 4 juni 2019 hierover verklaard dat het hierbij over het behalen van zijn bachelor en niet zijn master ging. De rechtbank acht dit echter niet geloofwaardig, omdat het in dat geval voor de hand had gelegen dat verdachte een kopie van zijn bachelordiploma had overgelegd. Het bachelordiploma had verdachte namelijk al op 23 december 2015 behaald, terwijl de felicitatiemail dateert van 12 februari 2016. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met het overleggen van de felicitatiemail de indruk willen wekken dat hij als tandarts afgestudeerd was.
Tot slot is van belang dat het alternatieve scenario, zoals geschetst door verdachte, geen steun vindt in de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting. Daarnaast geldt dat dis scenario een bevreemdingwekkend en onwaarschijnlijk relaas behelst. Een in Afghanistan wonende ex-echtgenoot zou immers, jaren na de echtscheiding, in verband met eerwraak een dergelijke complexe constructie verzinnen, waarbij hij in staat zou zijn in te breken in de computer verdachte om vervolgens allerlei complexe handelingen te verrichten, waarbij het vervolgens nog maar de vraag is of de vervalsing van de stukken zou worden opgemerkt in Hongarije waar het de ex-echtgenoot dan allemaal om te doen zou zijn. Dit verhaal is niet aannemelijk.
Afleveren
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet bewezen is dat verdachte het masterdiploma en het diplomasupplement heeft afgeleverd, laat staan dat hij dit in Hongarije heeft afgeleverd.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat deze documenten op de laptop van verdachte stonden, dat verdachte de beschikking erover had en dat vaststaat dat deze documenten zijn gebruikt om een aanvraag in Hongarije te doen. Uit dit laatste volgt dat ook vaststaat dat verdachte deze documenten op enig moment heeft afgeleverd.
Aanhoudingsverzoek
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting van 4 juni 2019, voorafgaande aan de inhoudelijke behandeling, een aanhoudingsverzoek ingediend. De rechtbank heeft ter terechtzitting reeds toegelicht dat het niet noodzakelijk is om de echtgenote van verdachte als getuige te horen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn daarna geen nieuwe feiten en omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel aanleiding geven. Het verzoek van de raadsvrouw dient dan ook te worden afgewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode gelegen tussen 1 februari 2016 en 31 mei 2016 te Wijk bij Duurstede, in elk geval in Europa opzettelijk valselijk opgemaakte en vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een getuigschrift (masterdiploma) van de Faculteit der Tandheelkunde (Vrije Universiteit van Amsterdam), en
- een diplomasupplement van de ACTA,
heeft afgeleverd en voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat die geschriften bestemd waren om gebruik van te maken als waren deze echt en onvervalst.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk het vervalste geschrift, als bedoeld in artikel 225, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, afleveren en voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 1 maand geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 180 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft (subsidiair) vrijspraak bepleit.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte, die manager is in twee tandartspraktijken, heeft gebruik gemaakt van een vals masterdiploma en een diplomasupplement door deze af te leveren en voorhanden te hebben om zo de indruk te wekken dat hij aan de Faculteit der Tandheelkunde van de Vrije Universiteit van Amsterdam zijn masterdiploma had behaald.
De maatschappij heeft er evident belang bij om te kunnen vertrouwen op de juistheid van diploma’s en cijferlijsten. Het is immers op basis van soort geschriften dat men veronderstelt dat de bezitter ervan bepaalde kennis en vaardigheden heeft. Die kennis en vaardigheden rechtvaardigen vervolgens weer dat de bezitter bepaalde handelingen verricht die personen zonder deze kennis en vaardigheden niet mogen verrichten. Dit geldt met name ook als het om beroepen in de gezondheidszorg gaat. Verdachte heeft aldus door zijn handelen het vertrouwen dat de maatschappij moet kunnen hebben in de juistheid van dergelijke documenten in ernstige mate geschaad.
In strafverzwarende zin neemt de rechtbank mee dat verdachte geen inzicht heeft gegeven in zijn beweegredenen en er geen blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van zijn handelen inziet, laat staan dat hij berouw heeft, zodat er ook niet op kan worden vertrouwd dat verdachte zich in de toekomst niet opnieuw schuldig zal maken aan dergelijk handelen.
Voorts is de rechtbank – anders dan de officier van justitie – van oordeel dat de geruime tijd die nodig is geweest voor de afhandeling van deze zaak geen schending van de zogenoemde redelijke termijn oplevert. Verdachte is immers pas op 11 januari 2018 voor het eerst gehoord. Dat vervolgens nog de nodige tijd is verstreken tot het vonnis in deze zaak is grotendeels gelegen in de eigen onderzoekswensen van de verdediging ter onderbouwing van het alternatieve scenario.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 21 mei 2019 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank ook gelet op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 4 oktober 2018 waarin de reclassering adviseert verdachte bij een veroordeling een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. De ernst van het handelen van verdachte maakt dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende van na te melden duur.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bevoegdheid rechtbank
- verklaart zich bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S.K. Fung Fen Chung, voorzitter, mrs. K.J. Veenstra en P.A. Buijs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Soeteman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juni 2019.
Mr. Buijs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 februari 2016 en 31 mei 2016
te Wijk bij Duurstede en/of Hongarije, in elk geval in Europa opzettelijk
valselijk opgemaakte en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot
bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een getuigsschrift (master diploma) van de Faculteit der Tandheelkunde
(Vrij Universiteit van Amsterdam), en/of
- een diploma supplement van de ACTA
heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die
geschriften bestemd waren om gebruik van te maken als waren deze echt
en onvervalst;
( art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2018111485, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 218. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 169, met onder meer bijlage 2 (pagina 177); zie voetnoot 3.
3.Bijlage 2 (pagina 177) met onder meer als bijlagen het master-diploma met vertaling (pagina 178 en 179) en het supplement met vertaling (pagina’s 181 tot en met 189).
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 72.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 73.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 148.