ECLI:NL:RBMNE:2019:3044

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2019
Publicatiedatum
5 juli 2019
Zaaknummer
C/16/483347 / FL RK 19-1174
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling wegens gebrek aan onafhankelijk onderzoek

Op 28 juni 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, geboren in 1991. De officier van justitie had op 27 juni 2019 verzocht om een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling, gebaseerd op een geneeskundige verklaring van een arts die betrokken was bij de behandeling van de betrokkene. De rechtbank heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken, waaronder de geneeskundige verklaring en de beschikking van de burgemeester van 26 juni 2019. Tijdens de zitting heeft de betrokkene verweer gevoerd tegen de geneeskundige verklaring, stellende dat deze niet voldeed aan de wettelijke vereisten omdat het onderzoek niet was verricht door een onafhankelijke arts. De rechtbank heeft overwogen dat volgens de Wet BOPZ een burgemeester een inbewaringstelling niet kan gelasten zonder een verklaring van een onafhankelijke arts. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokken arts, de heer [B], niet onafhankelijk was, aangezien hij eerder betrokken was bij de behandeling van de betrokkene en medicatie had voorgeschreven. De rechtbank concludeert dat de geneeskundige verklaring niet aan de wettelijke eisen voldoet en verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Lelystad

zaak/rekestnr.: C/16/483347 / FL RK 19-1174

datum uitspraak: 28 juni 2019

Machtiging tot voortzetting inbewaringstelling

Op het verzoek van de officier van justitie van 27 juni 2019 tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van:

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedatum] 1991,
wonende te [adres] , [woonplaats] ,
verblijvende in [verblijfplaats] te [plaatsnaam] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de bij het verzoek overgelegde stukken, waaronder afschriften van de beschikking van de burgemeester van de gemeente [..] van 26 juni 2019 en van de geneeskundige verklaring als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ).
De rechtbank heeft gehoord:
- de betrokkene,
- mr. M.W. Veldhuijsen, advocaat van betrokkene,
- de heer [A] , arts.
Door het horen van de hierboven genoemde personen, in samenhang met de overgelegde stukken, acht de rechtbank zich in voldoende mate voorgelicht.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 21, eerste lid van de Wet Bopz, gelast een burgemeester een inbewaringstelling niet dan nadat een, bij voorkeur niet-behandelend, psychiater of, zo dat niet mogelijk is, een, bij voorkeur niet-behandelend arts, niet psychiater zijnde, een schriftelijke verklaring heeft verstrekt waaruit met inachtneming van het bepaalde in het tweede en derde lid, blijkt dat het geval, bedoeld in artikel 20, tweede lid, zich voordoet.
De leden 1 en 2 van art. 21 laten de mogelijkheid open dat de burgemeester een inbewaringstelling gelast op basis van een schriftelijke verklaring van een arts die geen psychiater is, en wel indien het niet mogelijk is dat een psychiater de verklaring verstrekt. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad en rechtspraak van het EVRM blijkt dat met betrekking tot vrijheidsontneming van een persoon met geestesstoornis vereist is dat betrokkene persoonlijk is onderzocht door een "objective medical expert" behoudens als er sprake is van een noodsituatie. In een geval waarin de inbewaringstelling gelast is op basis van een schriftelijke verklaring van een arts die geen psychiater is, brengt de bepaling van art. 5 lid 1, aanhef en onder e, EVRM dan ook mee dat de rechter, een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling slechts mag verlenen na te hebben kennisgenomen van een schriftelijke verklaring (een zogenaamde Varbanov verklaring) van een niet behandelend psychiater die persoonlijk de betrokkene na diens inbewaringstelling heeft onderzocht.
De geneeskundige verklaring op basis waarvan de burgemeester de last tot inbewaringstelling heeft gegeven is opgesteld en ondertekend door ANIOS de heer [B] . Na het opmaken heeft de psychiater drs. [C] betrokkene onderzocht en een aanvulling op de geneeskundige verklaring opgesteld. De officier van justitie heeft op 27 juni 2019 onder overlegging van diezelfde geneeskundige verklaring de rechtbank verzocht een machtiging te verlenen tot voortzetting van de inbewaringstelling. Ter zitting heeft betrokkene het verweer gevoerd dat de geneeskundige verklaring niet aan de wettelijke vereisten voldoet omdat het onderzoek niet is verricht door een onafhankelijke arts. Betrokkene stelt zich, kort samengevat, op het standpunt dat de door de burgemeester gegeven last tot inbewaringstelling onrechtmatig was, omdat de geneeskundige verklaring niet is opgesteld door een onafhankelijke, dat wil zeggen niet bij de behandeling betrokken, arts. Betrokkene heeft primair gesteld dat de heer [B] is betrokken geweest bij de behandeling en niet objectief en onafhankelijk is. De heer [B] is bij een eerdere behandeling van het verzoek tot voortzetting van de machtiging inbewaringstelling van de rechtbank aanwezig geweest en heeft na deze zitting een verhoging van de medicatie voorgeschreven aan betrokkene.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de geneeskundige verklaring die ten grondslag ligt aan het verzoek niet aan de eisen voldoet die de Wet BOPZ daaraan verbindt. De geneeskundige verklaring is opgesteld door de heer [B] , arts in opleiding tot specialist. De rechtbank heeft de overtuiging dat de heer [B] voorafgaand het opmaken van de geneeskundige verklaring betrokken is geweest bij de behandeling. Het standpunt van de arts ter zitting dat de heer [B] alleen een zitting heeft bijgewoond en een ophoging van de medicatie heeft afgesproken en verder niet betrokken is bij de behandeling van betrokkene volgt de rechtbank niet. Het voorschrijven van medicatie (psychofarmaca) is in algemene zin te beschouwen als een vorm van behandeling. De stoornis van betrokkene wordt immers met deze medicatie behandeld. Daarnaast is ook niet gebleken dat er sprake is geweest van een dusdanige acute noodsituatie dat het onderzoek niet door een andere onafhankelijke arts mogelijk was.
Gezien het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de geneeskundige verklaring niet aan de wettelijke eisen voldoet. De rechtbank zal de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in het verzoek.

De rechtbank:

verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.R. Tjallema, rechter, in bijzijn van J.A.R. Bastiaans als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juni 2019 en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op