Uitspraak
ONNIS
1.de vennootschap naar het recht van Mauritius[eiseres sub 1] LTD.,gevestigd te Mauritius,
AFRILAND FIRST BANK CAMEROUN,
gevestigd te Yaoundé (Kameroen),
eiseressen, hierna te noemen: AfricInvest en Afriland,
advocaten mr. A.W. van der Veen en mr. J.W. de Groot te Amsterdam,
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Utrecht,
verweerster, hierna te noemen: Rabobank,
advocaat mr. S.M. van Elst te Utrecht.
1.De procedure
- de procesinleiding met producties,
- de akte wijziging eis,
- het verweerschrift met producties,
- de conclusie van repliek tevens houdende incidentele vordering strekkende tot inzage ex artikel 843a Rv,
- de conclusie van dupliek, bevattende een antwoord in het incident, met producties,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 5 maart 2019 en de daarin genoemde spreekaantekeningen van AfricInvest en Afriland,
- de brief van 27 maart 2019 van Rabobank met opmerkingen op het proces-verbaal.
2.De beoordeling
Waar gaat het om?
€ 16.889.086,97 vermeerderd met rente en kosten. Subsidiair vordert AfricInvest betaling van een bedrag op te maken bij staat, vermeerderd met kosten.
€ 6.000.000,- heeft toegeëigend, terwijl zij wist en ook expliciet heeft bevestigd dat dit geld uitsluitend mocht worden gebruikt voor de Afrikaanse activiteiten van [bedrijf 1] in [bedrijf 3] . Volgens AfricInvest was Rabobank al voor de overboeking door AfricInvest van plan met het geld de bankschuld van [bedrijf 1] bij Rabobank terug te dringen. Rabobank heeft AfricInvest daar niet over geïnformeerd.
, the capital provided bij Afric can only be provided for the purposes of financing the African operations. Amongst others, the money is needed to finance a new plywood factory which will strengthen the position and profitability of the African operation.”
In our letter of 30 December 2008 we informed [bedrijf 1] that we would like to reduce our advancing of stocks and insured trade debtors from respectively 70% and 80% to 50% and 70%. The capital to be provided bij Afric[rechtbank: AfricInvest]
would enable [bedrijf 1] to reduce the advancing in line with the request of Rabobank. The reduction should have been realized before 1 April 2009. (…) We understand the position of Afric as we are of the opinion that their financal means, knowledge and business network can help [bedrijf 1] to further develop its activities. In light of the foregoing we are willing to agree to an participation bij Afric in [bedrijf 1] . However, we are still aiming to diminish our (indirect) outstanding on the African operation bij lowering the advancing. We are willing to negotiate an alternative agreement regarding the reduction of the advancing percentage, if [bedrijf 1] is willing to accept the following pricing terms and penalties: (…)
No further cash out from Europe to Africa; (…)”.
“wants to reduce her (indirect) exposure on [bedrijf 1] ’s non-Dutch based activities and the foreign companies that are allied to [bedrijf 1] (for instance [bedrijf 3] )”en dat [bedrijf 1] daarom op zoek was gegaan naar
“an investor to refinance her (African) operations”. Vervolgens bevestigt Rabobank in haar brief van 30 december 2008 (productie 4 van AfricInvest), waaraan Rabobank in haar brief van 29 april 2009 refereert, dat de rekening-courant tussen [bedrijf 3] en [bedrijf 1] per 1 april 2009 volledig afgelost moet zijn en dat de bevoorschotting van de voorraad en debiteuren moest worden verlaagd. Rabobank gaat daarnaast in op de inmiddels door [bedrijf 1] ingezette acties om te komen tot een passende financiering, waaronder het aantrekken van risicodragend vermogen – waarover [bedrijf 1] in gesprek was met AfricInvest – en het aantrekken van lokale financiering voor [bedrijf 3] in Kameroen. Deze brieven dateren van vóór het boekenonderzoek dat AfricInvest begin 2009 heeft verricht, zodat AfricInvest van de inhoud van deze brieven op de hoogte moet zijn geweest voordat zij ging investeren in [bedrijf 1] . Anders dan AfricInvest stelt, heeft zij aan de gedragingen van Rabobank dan ook niet het gerechtvaardigd vertrouwen mogen ontlenen dat de kapitaalstorting uitsluitend voor [bedrijf 3] zou worden gebruikt. Uit de brieven van 29 en 30 december 2008 blijkt immers in de eerste plaats dat Rabobank met de kapitaalstorting van AfricInvest haar financiering aan [bedrijf 1] wilde terugbrengen. De investeringen waren via de balans van [bedrijf 1] gelopen (onder de noemer “voorschotten op houtleveranties”) en het was dus formeel [bedrijf 1] die [bedrijf 3] had gefinancierd. Rabobank was op haar beurt financier van [bedrijf 1] , zodat de herfinanciering waarover Rabobank schrijft logischerwijs ook via [bedrijf 1] verliep. In de tweede plaats blijkt uit de brieven dat Rabobank de kasstroom richting [bedrijf 3] wilde beëindigen. Dat laatste staat ook met zoveel woorden in de brief van 29 april 2009: “
No further cash out from Europe to Africa”.AfricInvest stelt dat deze voorwaarde niet op de door haar te storten gelden zag, maar op een door [bedrijf 1] op een later moment te redigeren voorstel over het terugdringen van de exposure van Rabobank (“
an alternative agreement regarding the reduction of the advancing percentage”). Die stelling berust echter op een verkeerde lezing van de brief. Rabobank heeft in die brief namelijk niet aanvaard dat het geld van AfricInvest naar Afrika zou gaan. Zij heeft, zoals hiervoor overwogen, slechts haar begrip getoond voor de positie en doelstelling van AfricInvest en daar meteen aan toegevoegd dat de bevoorschotting aan Afrika moet worden verlaagd.
“Banks will act in good faith and exercise reasonable care”. Uit de toelichting op dit artikel van de ICC volgt dat banken daarbij
“local practice and local law”in acht moeten nemen. Afriland leidt daaruit af dat Rabobank moest handelen conform de zorgplicht uit het Nederlandse recht.
“local practice and local law”wordt dan ook uitsluitend gedoeld op het (gewoonte)recht dat geldt voor documentair incasso’s. De bancaire zorgplicht naar Nederlands recht is dus niet van toepassing. Maar ook als dat wel zo zou zijn, kan Afriland zich niet met succes op schending van die zorgplicht door Rabobank beroepen. Het gaat hier namelijk niet om een bank en een particulier, maar om twee professionele, internationaal opererende banken die op gelijke voet deelnemen aan het financieel verkeer en allebei ervaring hebben met documentaire incasso’s onder de URC. Daarbij komt dat de documentair incasso’s plaatsvonden op initiatief van en voor rekening en risico van [bedrijf 3] als verkoper/exporteur. Daar doet niet aan af dat Afriland een financieel belang had bij de ladingen hout door deze aan [bedrijf 3] te bevoorschotten. Dat staat geheel los van het documentair incassotraject. Rabobank was bij die bevoorschotting niet betrokken en was er ook niet van op de hoogte. Op Rabobank rustte dan ook niet de plicht Afriland over de financiële situatie van [bedrijf 2] te informeren.
9.633,-(3 punten × tarief € 3.211,-)
3.De beslissing
- € 157,- aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,
- € 157,- aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,