ECLI:NL:RBMNE:2019:3021

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juni 2019
Publicatiedatum
3 juli 2019
Zaaknummer
C/16/478949 / JL RK 19-219
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met verzoek om omgangsregeling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 juni 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam van minderjarige]. De moeder van de minderjarige heeft primair verzocht om afwijzing van de verlengingsverzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) en subsidiair om een omgangsregeling te bepalen. De minderjarige is sinds februari 2018 uit huis geplaatst en heeft in verschillende pleeggezinnen gewoond. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van een jaar, omdat de minderjarige momenteel in een gezinshuis verblijft en daar rust ervaart. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een vertrouwensbreuk is tussen de minderjarige en de moeder, wat herstel van vertrouwen vereist voordat er kan worden gekeken naar een eventuele thuisplaatsing. De kinderrechter heeft de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing noodzakelijk geacht in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Het verzoek van de moeder om een omgangsregeling is afgewezen, omdat zij niet tijdig heeft gereageerd op de schriftelijke aanwijzing van de GI die de omgang had beperkt. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Almere
Zaakgegevens : C/16/478949 / JL RK 19-219
datum uitspraak: 13 juni 2019
beschikking verlenging ondertoezichtstelling, verlenging uithuisplaatsing en omgang
in de zaak van
Samen Veilig Midden-Nederland, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
betreffende
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam van minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam belanghebbende] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:

[naam informant] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 11 april 2019, ingekomen bij de griffie op 12 april 2019;
- het verweerschrift, tevens verzoekschrift omgangsregeling van 11 juni 2019, ingekomen bij de griffie op 12 juni 2019.
Op 13 juni 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld en gehoord:
- de minderjarige [voornaam van minderjarige] , die apart is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door mr. I.M.G Maste en vergezeld van een tolk, mevrouw Abdellah,
- mevrouw [A] .

De feitenHet ouderlijk gezag over [voornaam van minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder. [voornaam van minderjarige] woont in een gezinshuis. Bij beschikking van 14 juni 2018 is de ondertoezichtstelling van [voornaam van minderjarige] verlengd tot 14 juni 2019.

Bij beschikking van 6 december 2018 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd, voor de duur van de ondertoezichtstelling. Op 26 maart 2019 is een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van de zorgaanbieder verleend, voor de duur van de ondertoezichtstelling.

De verzoeken

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam van minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens wordt verzocht de uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] in een accommodatie van de zorgaanbieder te verlengen, voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Namens moeder is primair verzocht om de verlengingsverzoeken van de GI af te wijzen. Subsidiair, in geval van toewijzing van deze verzoeken, is namens moeder verzocht een omgangsregeling te bepalen, waarbij er omgang is tussen moeder en [voornaam van minderjarige] zonder aanwezigheid van andere familieleden/vrienden. De volgende omgangsregeling wordt verzocht:
- de eerste maand: iedere vrijdag (uit school) van 15.30 uur tot 16.30 uur in de [.] of een andere rustige locatie in Almere, waarbij het contact wordt opgebouwd via ondersteuning door [.....] ;
- de tweede maand: iedere vrijdag van 15.30 uur tot zaterdag 12.00 uur bij moeder thuis;
- de derde maand (zomervakantie): de eerste twee en laatste twee weken bij moeder thuis;
- na de zomervakantie tot de thuisplaatsing: ieder weekend, alsmede alle schoolvakanties;
en zoveel meer als de therapeut van [voornaam van minderjarige] aangeeft dat contact nodig is.

De standpunten

Namens de GI is ter zitting het volgende naar voren gebracht. De afgelopen periode heeft het gezinsonderzoek plaatsgevonden. Daarin is geadviseerd om ouderschapsbemiddeling in te zetten. Vader heeft een rol in het herstellen van het contact tussen [voornaam van minderjarige] en moeder. Op dit moment zit [voornaam van minderjarige] op haar plek in het gezinshuis, zij vindt daar rust. [naam organisatie] zal gaan inzetten op het herstellen van het vertrouwen tussen [voornaam van minderjarige] en moeder. Deze gesprekken kunnen naar verwachting snel starten. [voornaam van minderjarige] is erg wisselvallig tijdens de omgangsmomenten en wordt wat star als zij moeder ziet. Het lijkt alsof [voornaam van minderjarige] dan dichtklapt. De laatste tijd lijkt zij makkelijker naar moeder toe te stappen, totdat er ingewikkelde dingen worden besproken. Er is vanuit de GI wel degelijk aandacht voor het herstellen van het vertrouwen, maar dat heeft tijd nodig. [voornaam van minderjarige] heeft een bepaald beeld van moeder en is ervan overtuigd dat moeder haar heeft weggegeven. Vader heeft [voornaam van minderjarige] dat altijd verteld. Daar moeten gesprekken over worden gevoerd, onder begeleiding. Het doel van deze gesprekken is dat [voornaam van minderjarige] gaat inzien dat haar situatie anders is dan zij altijd heeft geloofd. Het tempo van [voornaam van minderjarige] moet daarin gevolgd worden. [voornaam van minderjarige] heeft aangegeven dat er nare dingen gebeurd zijn bij moeder en dat moeder zich anders laat zien naar [voornaam van minderjarige] dan naar de andere kinderen. Daar moet voldoende aandacht voor zijn. De huidige omgangsregeling is praktisch haalbaar en voldoende voor [voornaam van minderjarige] . Moeder en [voornaam van minderjarige] hebben ook buiten de omgangsregeling contact, bijvoorbeeld als [voornaam van minderjarige] naar de tand- of huisarts moet. De omgang wordt begeleid op verzoek van [voornaam van minderjarige] . Het zelfstandig verzoek van moeder is een te snelle opbouw van de omgang. Pas na zes maanden zal [naam organisatie] kunnen adviseren over eventuele onbegeleide omgang. Voor uitbreiding van de omgang is het herstel van vertrouwen noodzakelijk. [voornaam van minderjarige] blijft aangeven dat zij geslagen is door moeder. Haar veiligheid dient voorop te staan.
Moeder verzoekt om het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing af te wijzen. Namens moeder is – verkort en zakelijk weergegeven – daartoe het volgende naar voren gebracht. Bij [voornaam van minderjarige] is mogelijk sprake van hechtingsproblematiek, hetgeen niet vreemd is gelet op haar verleden, waarbij vader haar in de periode 2008 -2014 heeft onttrokken aan de zorg van en het contact met moeder. In het rapport van het Nederlands Jeugdinstituut over hechtingsproblematiek en behandeling staat vermeld dat de belangrijkste interventie voor kinderen met een hechtingsstoornis is het krijgen van een emotioneel beschikbare hechtingsfiguur. Dit zou er voor pleiten om [voornaam van minderjarige] thuis te plaatsen en haar zo spoedig mogelijk te behandelen. Bij moeder kan de behandeling direct aanvangen. In het kader van de OTS en UHP groeit [voornaam van minderjarige] , in tegenstelling tot wat nodig is, niet op in een veilige en stabiele opvoedomgeving. Het risico bestaat dat zij andere psychische problemen gaat ontwikkelen. De gedwongen maatregelen hebben [voornaam van minderjarige] geen goed gedaan, maar haar juist verder getraumatiseerd. Plaatsing in een gezinshuis zal er toe leiden dat voorlopige nog geen behandeling plaatsvindt. In het gezinshuis wordt pas na drie maanden besproken of behandeling noodzakelijk is.
Gedurende de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing heeft er ook onvoldoende onderzoek plaatsgevonden naar de door [voornaam van minderjarige] gestelde mishandeling door moeder. Er is ook onvoldoende onderzoek gedaan naar eventuele behandelingen voor [voornaam van minderjarige] en moeder en ook heeft er geen onderzoek plaatsgevonden naar het toekomstperspectief van [voornaam van minderjarige] .
Moeder verzoekt subsidiair, in het geval de rechtbank het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing – en naar de rechtbank begrijpt ook het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling- toewijst een omgangsregeling te bepalen zoals hierboven reeds vermeld.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting komt het volgende naar voren.
Ten aanzien van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
[voornaam van minderjarige] is in februari 2018 met spoed uit huis geplaatst. De afgelopen periode heeft zij op veel verschillende adressen gewoond. De hoop was dat [voornaam van minderjarige] in het laatste pleeggezin kon blijven wonen, maar door een verandering van omstandigheden moest noodgedwongen gezocht worden naar een andere woonplek voor [voornaam van minderjarige] . Mede door de vele verhuizingen is er nog niet ingezet op een passende behandeling voor [voornaam van minderjarige] , wat niet valt te verwijten aan de GI. [voornaam van minderjarige] verblijft sinds (zeer) korte periode in het gezinshuis. Zij heeft het daar naar haar zin en ervaart daar rust. Deze plaatsing maakt echter wel dat [voornaam van minderjarige] opnieuw moet wennen aan haar nieuwe woonplek. Dit maakt dat er eerst na enkele maanden kan worden gewerkt aan de voorwaarden die door de GI zijn gesteld na het gezinsonderzoek door [naam organisatie] . Voorts is er sprake van een vertrouwensbreuk tussen [voornaam van minderjarige] en moeder. Deze breuk komt voort uit het lang gescheiden zijn geweest van moeder en [voornaam van minderjarige] denkt dat dit mede door moeder komt. Ook de uitlatingen van [voornaam van minderjarige] over de mishandelingen door moeder zijn zeer zorgelijk en vergen herstel van vertrouwen. Voordat er gekeken kan worden naar een eventuele thuisplaatsing is het van belang dat het vertrouwen wordt hersteld. [naam organisatie] zal op korte termijn starten met hulpverlening om het vertrouwen te herstellen, maar het tempo van [voornaam van minderjarige] is hierin leidend. Naar verwachting zal [naam organisatie] binnen uiterlijk zes maanden adviseren over eventuele te nemen vervolgstappen. Het voorgaande maakt dan ook dat de kinderrechter van oordeel is dat een verlenging van de gedwongen maatregelen noodzakelijk is.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam van minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar. Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). Gelet op de verwachte duur van het traject van [naam organisatie] en de vervolgstappen die daarna nog gezet moeten worden, ziet de kinderrechter geen aanleiding om de duur van de maatregelen te beperken.
Ten aanzien van het zelfstandige verzoek van moeder
De GI heeft de omgang tussen [voornaam van minderjarige] en moeder beperkt tot eens per twee weken 1 uur begeleide omgang. Moeder heeft haar zelfstandig verzoek betreffende de omgangsregeling gebaseerd op artikel 282 van het Wetboek van Rechtsvordering en stelt dat een beslissing op grond van dat artikel, de beslissing van de GI om de omgang te beperken kan overrulen. De kinderrechter volgt dit standpunt niet. De beperking van de omgang geldt, ingevolge artikel 1:265f BW, als een schriftelijke aanwijzing. Ingevolge het tweede lid van voornoemd artikel zijn de artikelen 1:264 en 1:265 BW van overeenkomstige toepassing.
De wetgeving die betrekking heeft op de schriftelijke aanwijzing vormt naar het oordeel van de kinderrechter een lex specialis ten opzichte van de reguliere procesregels. Moeder had binnen twee weken na beperking van de omgang door de GI de kinderrechter kunnen verzoeken om vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing. Dit is echter niet gebeurd. Nadien had moeder op grond van artikel 1:265 BW de GI kunnen verzoeken om gehele of gedeeltelijke intrekking van de aanwijzing. Tegen de beslissing of het niet (tijdig) nemen van een beslissing op het verzoek kan dan worden opgekomen bij de kinderrechter. Van een dergelijk verzoek is niet gebleken. Het zelfstandige verzoek van de moeder in de onderhavige procedure zal worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam van minderjarige] tot 14 juni 2020;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] in een accommodatie van de zorgaanbieder, voor de duur van de ondertoezichtstelling;
wijst het zelfstandige verzoek van de moeder af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2019 door mr. P.K. Nihot, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van Garderen als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op