8.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen maatregel is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een politieambtenaar door met een mes stekende bewegingen te maken in de richting van zijn bovenlichaam en zijn arm. Het slachtoffer is ook daadwerkelijk geraakt in zijn elleboog en heeft daardoor letsel en pijn opgelopen. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de bedreiging van een andere politieambtenaar door met twee messen in zijn richting te zwaaien. Hoewel verdachte door de rechtbank ontoerekeningsvatbaar wordt geacht, wil dit niet zeggen dat hij door zijn handelen de slachtoffers geen angst en schrik heeft aangejaagd. De verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke en persoonlijke integriteit van de slachtoffers. Daarnaast hebben zijn handelingen geleid tot gevoelens van onrust en onveiligheid zowel bij de direct betrokkenen als ook bij de getuigen en andere omwonenden. Van belang is dat dit in de toekomst zoveel mogelijk wordt voorkomen.
Voor de persoon van de verdachte heeft de rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 20 maart 2019, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke zaken is veroordeeld.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- de Rapportage pro Justitia van 26 april 2019 zoals eerder genoemd onder rubriek 7 in dit vonnis;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland (realisatiedatum 17 juni 2019), uitgebracht door N.C. de Witte, reclasseringswerker.
Om de door de officier van justitie gevorderde maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht op te kunnen leggen, moet worden voldaan aan de volgende vereisten: - het strafbare feit kan niet worden toegerekend wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens; - er bestaat een gevaar voor verdachte zelf, voor anderen of voor de algemene veiligheid van personen of goederen.
In rubriek 7.3 van dit vonnis heeft de rechtbank al overwogen dat de bewezenverklaarde strafbare feiten vanwege een ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Uit de Rapportage pro Justitia blijkt ten aanzien van de kans op recidive als volgt.
Op grond van zowel de klinische blik als de gestructureerde risicotaxatie, en dan met name
de klinische items, gecombineerd met de ongunstige taxatie van de beschermende factoren,
wordt het recidiverisico met betrekking tot nieuwe agressie op langere termijn als matig-hoog ingeschat. Dit risico zal evenwel vooral bedreigingen betreffen. De kans dat verdachte uit zichzelf overgaat tot geweld, achten onderzoekers aanmerkelijk minder groot. Verdachte
heeft zich in een woonsetting met begeleiding kunnen handhaven, ook zonder medicatie,
waarbij het de kunst is gebleken hem niet-intrusief te blijven volgen en op agressieve en
bedreigende uitspraken (jegens derden) van verdachte terughoudend te reageren. Helaas
is het niet ondenkbaar dat ook in de toekomst de uitspraken van verdachte toch leiden tot
escalatie, waarbij verdachte mogelijk uit pure woede, mogelijk ook uit angst of op basis van
een acute verslechtering van zijn realiteitstoetsing (door onderzoekers samengevat als een
'kortsluitingsreactie') toch gewelddadig wordt als hij zich (letterlijk) aangevallen voelt.
Onderzoekers zien vooral meerwaarde van plaatsing in een (forensische begeleide) woonvorm waarin enerzijds begeleiding en bescherming wordt geboden, maar anderzijds ook genoeg ruimte en vertrouwen is om verdachte zoveel mogelijk zijn eigen gang te gaan. Onderzoekers zien ook meerwaarde van forensische behandelaars van bijvoorbeeld een FACT-team, die zich niet zozeer richten op nieuwe pogingen verdachte te medicineren, maar die vooral de risico's in het oog houden en het team van woonbegeleiders ondersteunen in het bieden van een passend risicomanagement.
Het door onderzoekers voorgestelde traject zou gerealiseerd kunnen worden binnen het
kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel. Voorwaarden
zouden dan beperkt moeten blijven tot het accepteren van een plaats in een geschikte
beschermde of begeleide woonvorm, behandeling door een forensisch FACT-team, het
monitoren van verdachtes alcoholgebruik met ruimte om op basis van een inschatting van
het effect hiervan op zijn gedrag, dit alcoholgebruik te sanctioneren, en het toezicht van de
reclassering daarop. Ook kan in de voorwaarden worden opgenomen dat verdachte bij een
verslechtering van zijn psychische conditie opgenomen kan worden in een forensische
kliniek.
Direct contact met de toezichthouder zou zoveel mogelijk achterwege kunnen blijven, daar
dit voor verdachte mogelijk vooral belastend is en toezicht op enige afstand naar verwachting ook bijdraagt aan het in stand houden van een passend risicomanagement. Overigens zou overwogen kunnen worden de bijzondere voorwaarden gedurende een langere periode dan twee jaar, denk aan vijf jaar, aan verdachte op te leggen, om verdunning van de forensische expertise in de loop van dit traject te voorkomen.
Ten slotte overwegen de rapporteurs dat het recidiverisico waarschijnlijk nog beter beheersbaar zal zijn in een klinische setting, zoals het verblijf bij Inforsa op zich wel geïllustreerd heeft. Omdat het niet waarschijnlijk is dat verdachte met een nieuwe langdurige opname akkoord gaat, zou een dergelijk traject alleen kunnen worden gerealiseerd in het kader van een tbs-maatregel met dwangverpleging.
Omdat onderzoekers de veiligheid rondom verdachte, die zelf niet primair fysiek
agressief acteert, toch ook goed gediend zien met het eerst geschetste traject, zien zij op dit
moment af van een dergelijk zwaarwegend advies.
Reclasseringadvies
Ondanks het advies van het PBC om verdachte toe te leiden naar een beschermde woonvorm en hem te laten begeleiden door het FACT en de reclassering, is de reclassering niet in staat gebleken om binnen de bestaande mogelijkheden van de reclassering verdachte toe te leiden naar de in het advies van het PBC gestelde setting. Afgezien van de complexe problematiek van verdachte, is er bij veel beschermd wonen instellingen sprake van wachtlijsten. Daarnaast gaven diverse instellingen (die zijn benaderd omtrent de situatie van verdachte) aan dat verdachte met dergelijke problematiek thuishoort binnen een klinische setting. Het is voor de verslavingsreclassering van Emergis moeilijk om een passend en uitvoerbaar advies te geven. Zij zien de noodzaak en het belang om een passende plek voor verdachte te vinden om het risico op herhaling te voorkomen. Echter doordat dit plan (in ieder geval op korte termijn) onuitvoerbaar is gebleken, geven zij aan de rechtbank, indien dit mogelijk is, ter overweging om verdachte een klinische behandeling op te leggen binnen een hoog voorwaardelijk strafkader. Dit zodat er op korte termijn door het IFZ een passende kliniek kan worden gezocht en verdachte vanuit hier kan doorstromen naar een passende woonplek. Verdachte dient dan wel vanuit detentie toegeleid te worden naar een kliniek, zodat plaatsing aansluiting op detentie heeft. Echter dient als kanttekening te worden vermeld dat, gezien de houding van verdachte, de haalbaarheid van een dergelijk plan minimaal is.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting verklaard dat verdachte haar kenbaar heeft gemaakt dat hij graag in een psychiatrisch ziekenhuis wenst te worden geplaatst. Ook de officier van justitie lijkt deze maatregel passend en geboden te vinden voor verdachte.
Slotsom
De rechtbank heeft onder 7. reeds geoordeeld dat de bewezen verklaarde feiten wegens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet aan verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank is verder van oordeel dat verdachte door zijn stoornis een gevaar oplevert voor anderen, voor zichzelf, dan wel voor de algemene veiligheid van goederen of personen. De rechtbank acht het met het oog op de toekomst noodzakelijk dat verdachte in een stabiele en gestructureerde setting wordt behandeld voor zijn stoornis. Nu uit het rapport van de reclassering volgt dat de door de rapporteurs van het PBC geadviseerde setting voor verdachte niet mogelijk is, alsmede gelet op de vordering van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging, acht de rechtbank een plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis, overeenkomstig artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, voor de duur van één jaar geïndiceerd en de rechtbank zal deze maatregel dan ook aan verdachte opleggen.