ECLI:NL:RBMNE:2019:3004

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 juni 2019
Publicatiedatum
2 juli 2019
Zaaknummer
C/16/483161 / JL RK 19-359
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking over spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met complexe problematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 27 juni 2019 een tussenbeschikking gegeven met betrekking tot een verzoek om een spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp voor de minderjarige [voornaam van minderjarige], geboren in 2003. De kinderrechter had eerder op 24 juni 2019 de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld voor drie maanden. Tijdens de zitting op 27 juni 2019 werd duidelijk dat de minderjarige een specialistische behandelplek nodig heeft vanwege complexe problematiek, waaronder suïcidaliteit. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd dat de minderjarige niet in de gesloten jeugdhulp geplaatst kan worden, omdat deze niet de juiste behandeling kan bieden. De kinderrechter heeft besloten dat er een deskundigenonderzoek moet plaatsvinden, uitgevoerd door de heer [A], om de situatie van de minderjarige beter in kaart te brengen en een passende behandelplek te vinden. De behandeling van het verzoek is aangehouden tot 18 juli 2019, waarbij de kinderrechter de kosten van het onderzoek door de rechtbank laat dekken. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de minderjarige in afwachting van het onderzoek bij [organisatie 1] kan blijven, mits er een nieuwe inbewaringstelling wordt aangevraagd. De kinderrechter heeft de zitting voor verdere behandeling van de zaak gepland en verwacht dat de Raad uiterlijk 17 juli 2019 schriftelijk informeert over de uitkomsten van het onderzoek.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Lelystad
Zaakgegevens : C/16/483161 / JL RK 19-359
datum uitspraak: 27 juni 2019

Beschikking (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad,

gevestigd te [vestingingsplaats 1] ,
betreffende
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam van minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] ,

[belanghebbende 2] , hierna te noemen de stiefvader,

wonende te [woonplaats]
Samen Veilig Midden-Nederland, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te [vestingingsplaats 2] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft [voornaam van minderjarige] bij beschikking van 24 juni 2019 voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden, te weten tot 24 september 2019. De kinderrechter heeft bij voormelde beschikking het verzoek tot het verlenen van een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp aangehouden tot de zitting van 27 juni 2019.
Op 27 juni 2019 heeft de kinderrechter de zaak verder ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [voornaam van minderjarige] , bijgestaan door mr. O. Bolluyt,
- de moeder,
- de stiefvader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mevrouw [B] ,
- een gedragswetenschapper van de Raad, de heer [C] ,
- een vertegenwoordigster van de GI, mevrouw [D] ,
- een vertegenwoordiger van de GI, de heer [E] ,
- de behandelcoördinator van [organisatie 1] , mevrouw [F] .

De standpunten

Door de raadsvertegenwoordigster is ter zitting naar voren gebracht dat er maandag intern een overleg heeft plaatsgevonden over de situatie van [voornaam van minderjarige] en dat de Raad tot de conclusie is gekomen dat [voornaam van minderjarige] een specialistische plek nodig heeft. De raadsvertegenwoordigster heeft het verzoek ter zitting gewijzigd. Primair wordt het verzoek zoals het telefonisch is verzocht gehandhaafd en subsidiair verzoekt zij een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdzorg, meer subsidiair een machtiging tot uithuisplaatsing bij [organisatie 1] .
Door de gedragswetenschapper is ter zitting naar voren gebracht er bij [voornaam van minderjarige] sprake is van complexe problematiek. [organisatie 1] geeft aan onvoldoende toegerust te zijn om de gedragsmatige component van [voornaam van minderjarige] te behandelen. De behandeling bij [organisatie 1] komt niet van de grond. Daarom is er een spoed verzoek gesloten jeugdhulp ingediend. Het is een ingewikkelde kwestie. Gelet op de complexiteit van de problematiek moet er een specialistische plek gevonden worden. De gesloten jeugdhulp is hierin niet gespecialiseerd en de behandelgroepen zijn schaars. Bij een psychiatrische instelling gaat men tegen de gedragsmatige problematiek aanlopen en bij de gesloten jeugdhulp tegen de psychiatrische problematiek. [voornaam van minderjarige] zal op beide plekken op dezelfde manier begeleid worden. De hulpverlening heeft de neiging op het moment dat het risico op zelfdoding groot is een minderjarige in te kaderen. Er wordt veel zicht gehouden op een minderjarige en zij worden gesepareerd om te voorkomen dat zij zelfmoord zal plegen. Tegelijk is bekend dat een minderjarige aspecten zoals competentie, autonomie en de verbondenheid (het ergens bij horen) nodig heeft om zich te kunnen ontwikkelen. Om de veiligheid van de minderjarige te garanderen worden deze aspecten weggenomen en wordt [voornaam van minderjarige] beperkt in haar ontwikkeling. Bij [voornaam van minderjarige] is er sprake van de meest complexe problematiek. Doordat de Raad twijfels had bij een plaatsing van [voornaam van minderjarige] in de gesloten jeugdhulp is er contact opgenomen met de heer [A] . Hij geeft aan dat een plaatsing binnen de gesloten jeugdhulp een contra indicatie is. De heer [A] heeft aangeboden om vanuit zijn expertise op korte termijn een onderzoek te verrichten naar [voornaam van minderjarige] . Hij heeft aangegeven het onderzoek af te kunnen ronden voor 15 juli 2019. Een gesloten kader is op dit moment noodzakelijk in verband met de suïcide pogingen van [voornaam van minderjarige] . Echter haar inkaderen gaat de situatie niet verbeteren. Tevens zal het verplaatsen van [voornaam van minderjarige] naar een andere instelling haar weer het gevoel geven van afwijzing. Indien het haalbaar is voor [organisatie 1] is het vanuit dat oogpunt wenselijk dat zij daar kan verblijven totdat het onderzoek is afgerond.
De behandelcoördinator van [organisatie 1] heeft ter zitting naar voren gebracht dat [voornaam van minderjarige] vanaf 8 mei 2019 op de crisisgroep verblijft. De insteek van de crisisgroep is om minderjarigen te stabiliseren en vervolgens na vier weken weer terug te plaatsen naar waar zij vandaan komen. Vanuit [organisatie 1] is geprobeerd om toe te werken aan een terugplaatsing van [voornaam van minderjarige] bij [organisatie 2] . [voornaam van minderjarige] gaf echter aan dat zij dat niet wilde. Er zijn weinig andere mogelijkheden voor haar beschikbaar. Er is tevens gekeken naar een (Dialectische gedragstherapie) DGT behandeling. Daar zou in oktober mee gestart kunnen worden. Met het doel om vervolgens langzaam naar een plaatsing bij het logeergezin toe te werken. Haar eigenlijke wens was om daar geplaatst te worden. Het logeergezin is daar echter nog onvoldoende voor toegerust waardoor dit niet mogelijk is. Sindsdien wordt er een verandering in het gedrag gezien. Haar suïcide wens verergerde en zij stranguleerde zichzelf. Vanuit [organisatie 1] zijn alle mogelijkheden onderzocht en de gesloten jeugdhulp zien zij als laatste optie. [organisatie 1] kan [voornaam van minderjarige] niet de begeleiding en behandeling bieden die zij nodig heeft. Dit zit hem niet alleen in de angst voor suïcide. Daar is de instelling op toegerust. Het probleem is echter dat het niet lukt om [voornaam van minderjarige] te motiveren tot een behandeling. Vanuit de instelling wordt er ingezet op het opbouwen van een behandelrelatie, dit lukt niet bij [voornaam van minderjarige] . Vanuit de jeugdzorg wordt er minder gewerkt op de relatie en kan het gedragsmatige gedeelte aangepakt worden. Gelet op haar hechtingsstoornis redt zij het niet met de benadering vanuit de GGZ instelling en is de benadering vanuit de jeugdhulp passender. [voornaam van minderjarige] verblijft binnen de instelling in een prikkelarme ruimte en wordt één op één begeleid. In de avond nemen haar emoties toe en is de situatie dermate zorgelijk dat separatie noodzakelijk is. [voornaam van minderjarige] wordt voortdurend in de separeer geplaatst omdat er geen afspraken met haar gemaakt kunnen worden. Een langer verblijf bij [organisatie 1] zal [voornaam van minderjarige] niet verder helpen. De behandelcoördinator vindt dat een onderzoek van de heer [A] altijd iets kan opleveren. Zij wil benadrukken dat het wel van belang is dat er ook gekeken wordt naar wat de mogelijkheden in heel Nederland zijn. Het is een landelijk probleem dat er schaarse plekken zijn en er moet goed gekeken worden dat het advies ook reëel en haalbaar is binnen deze mogelijkheden. Het is mogelijk dat [voornaam van minderjarige] in afwachting van het onderzoek bij [organisatie 1] blijft; daarvoor zal dan opnieuw een inbewaringstelling gevraagd moeten worden. De voorbereidingen daarvoor zijn reeds getroffen.
Namens de GI is ter zitting naar voren gebracht dat zij contact hebben gehad met verschillende gesloten jeugdhulp instanties. [organisatie 3] heeft een wachttijd van negen maanden. [organisatie 4] groepen in [plaatsnaam 1] en in [plaatsnaam 2] hebben beiden een wachttijd van ongeveer drie à vier weken. [voornaam van minderjarige] kan pas op een wachtlijst gezet worden als er een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp wordt uitgesproken. De jeugdhulpverlener wil bij de plaatsingscommissie proberen om [voornaam van minderjarige] al eerder op de wachtlijst van [organisatie 4] te krijgen, zodat zij er na het onderzoek direct geplaatst kan worden indien noodzakelijk. Er is al wel een benodigde [organisatie 4] -verklaring opgesteld voor [voornaam van minderjarige] .
De advocaat heeft namens [voornaam van minderjarige] verzocht om aanhouding van het verzoek voor de duur van een maand. Dit zodat [A] het onderzoek kan verrichten en [voornaam van minderjarige] in de afwachting daarvan kan verblijven bij [organisatie 1] . Het is kiezen tussen twee kwaden en de advocaat is van mening dat een verblijf binnen de huidige instelling het minste schade oplevert voor haar.

De beoordeling

De kinderrechter acht zich ten aanzien van het verzoek van de Raad op dit moment onvoldoende geïnformeerd om een beslissing te kunnen nemen op het verzoek. De kinderrechter acht een aanvullend onderzoek van de heer [A] bij [voornaam van minderjarige] noodzakelijk en wil de uitkomsten van dit onderzoek afwachten. De kinderrechter benoemt de heer [A] als deskundige en verzoekt hierbij de heer [A] om met [voornaam van minderjarige] te spreken en om zich uit te laten over een passende behandelplek voor [voornaam van minderjarige] , waarbij ook oog is voor de wachttijden van de diverse groepen.
De kinderrechter ziet aanleiding, nu zij de deskundige heeft benoemd, om de kosten voor het onderzoek door de rechtbank te laten voldoen. De kinderrechter wil binnen één week na de datum van deze beschikking van de deskundige een begroting van zijn kosten ontvangen, gespecifieerd naar het aantal uren, het uurtarief en de overige kosten.
De kinderrechter ziet gelet op het voorgaande aanleiding om de behandeling van het verzoek aan te houden voor de duur van drie weken. Op
18 juli 2019om
15uur zal er een nieuwe zitting plaatsvinden
te Lelystadom de zaak verder te behandelen en de uitkomsten van het onderzoek te bespreken. De Raad dient de rechtbank uiterlijk 17 juli 2019 schriftelijk te informeren over de uitkomsten van het onderzoek. De rechtbank gaat ervan uit dat [voornaam van minderjarige] , zoals ter zitting is besproken, in ieder geval tot 18 juli bij [organisatie 1] kan blijven (op basis van een nieuwe inbewaringstelling).

De beslissing

De kinderrechter:
beveelt een deskundigenonderzoek (zie overwegingen) en benoemt tot deskundige de heer
[A] ;
houdt de behandeling van het verzoek van de Raad aan tot 18 juli 2019;
bepaalt dat er op
18 juli 2019om
15uur een zitting zal plaatsvinden, welke zitting zal worden gehouden in het gerechtsgebouw op het adres Stationsplein 15, 8232 DL te
Lelystad, de griffier zal partijen hiervoor oproepen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2019 door mr. M.A.A. ter Meer-Siebers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op