ECLI:NL:RBMNE:2019:2986

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juli 2019
Publicatiedatum
1 juli 2019
Zaaknummer
471592
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een adoptieverzoek voor een meerderjarige met bijzondere omstandigheden

Op 3 juli 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een beschikking gegeven in een adoptiezaak. Verzoekster, de tante van de belanghebbende, heeft op 5 december 2018 een verzoekschrift ingediend tot adoptie van haar neef, geboren op [geboortedatum] 1998 in Suriname. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en verklaringen van de biologische ouders van de belanghebbende. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 juni 2019 was de belanghebbende aanwezig, evenals zijn tante en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende op het moment van indiening van het verzoek meerderjarig was, wat in principe een obstakel vormt voor adoptie volgens Nederlands recht. Echter, de rechtbank heeft geoordeeld dat er zeer bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen. De belanghebbende heeft sinds 2012 bij verzoekster gewoond en heeft een sterke emotionele band met haar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de achtergrond van de belanghebbende, die in Suriname verwaarloosd is en afhankelijk is van de zorg van verzoekster.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om het verzoek tot adoptie toe te wijzen, ondanks dat niet aan het minderjarigheidsvereiste is voldaan. De rechtbank heeft gelast dat de geboorteakte van de belanghebbende wordt ingeschreven en heeft de adoptie officieel uitgesproken. Deze beschikking is gegeven door mr. J.R. van Es-de Vries, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op 3 juli 2019.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C16/471592/FO RK 18-1880
adoptie
Beschikking van 3 juli 2019
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] , gemeente Stichtse Vecht ,
verzoekster,
advocaat mr. E.P.J. Appelman,
met als belanghebbende
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats] , gemeente Stichtse Vecht ,
hierna te noemen [voornaam van belanghebbende] .

1.Verloop van de procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 5 december 2018 ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend tot adoptie van
[belanghebbende], geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , Suriname.
1.2.
Nadien heeft de rechtbank kennis genomen van de navolgende (inhoudelijke) stukken:
  • het mailbericht d.d. 2 januari 2019 van de Raad voor de Kinderbescherming Regio [.] , locatie [plaatsnaam 1] ;
  • de brief met bijlagen d.d. 13 februari 2019 van de advocaat van verzoekster;
  • het F9-formulier d.d. 22 februari 2019 met bijlagen van de advocaat van verzoekster;
  • de brief met bijlagen d.d. 20 maart 2019 van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [naam gemeente] ;
  • het F9-formulier d.d. 5 juni 2019 met bijlagen van de advocaat van verzoekster.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter terechtzitting met gesloten deuren van 6 juni 2019, in aanwezigheid van verzoekster, haar advocaat,
[voornaam van belanghebbende] en mevrouw [A] , namens de Raad voor de Kinderbescherming [..] , locatie [plaatsnaam 2] (hierna: de Raad).

2.Vaststaande feiten

2.1.
Op [geboortedatum] 1998 is te [geboorteplaats] , Suriname geboren
[belanghebbende]als kind van [de vader] en [de moeder] .
2.2.
Verzoekster is de zus van de vader van [voornaam van belanghebbende] .
2.3.
Bij beschikking van 26 juli 2010 van het kantongerecht te Suriname is de vader van [voornaam van belanghebbende] van de voogdij over [voornaam van belanghebbende] ontheven en is verzoekster tot voogdes over [voornaam van belanghebbende] benoemd.
2.4.
[voornaam van belanghebbende] verblijft sinds september 2012 bij verzoekster in Nederland.
Sinds 2015 zit [voornaam van belanghebbende] op een school in België en verblijft hij in de weekenden en vakanties bij verzoekster in Nederland.
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 29 januari 2016 is verzoekster tot bewindvoerder over [voornaam van belanghebbende] benoemd.
2.6.
[voornaam van belanghebbende] heeft de Surinaamse nationaliteit en verzoekster heeft de Nederlandse nationaliteit.

3.Beoordeling van de verzoeken

Bevoegdheid

3.1.
De Nederlandse rechter is op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bevoegd om kennis te nemen van het onderhavige verzoek, aangezien verzoekster en [voornaam van belanghebbende] hun woonplaats in Nederland hebben. Nu zij in [woonplaats] wonen, is deze rechtbank bevoegd.
Toepasselijk recht
3.2.
Blijkens artikel 10:105 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is Nederlands recht van toepassing op het onderhavige verzoek. Ingevolge lid 2 van dit artikel dienen de ouders van [voornaam van belanghebbende] toestemming te verlenen voor adoptie volgens het recht waarvan [voornaam van belanghebbende] de nationaliteit heeft, zijnde Surinaams recht. Naar Surinaams recht was [voornaam van belanghebbende] ten tijde van de indiening van het adoptieverzoek minderjarig, zodat de toestemming van zijn biologische ouders vereist is. De rechtbank heeft in dit verband kennisgenomen van de instemmingsverklaringen van de biologische ouders van [voornaam van belanghebbende] .
3.3.
De Raad heeft geadviseerd het verzoek tot adoptie toe te wijzen.
Adoptie - artikelen 1:227 en 1:228 BW
3.4.
Op grond van artikel 1:227 lid 3 BW kan de rechtbank een verzoek tot adoptie toewijzen als in ieder geval aan de voorwaarden als genoemd in artikel 1:228 BW wordt voldaan. In lid 1 van dit artikel staat als een van de voorwaarden vermeld dat het kind op de
dag van de indiening van het verzoekschrift minderjarig is.
Naar Nederlands recht was [voornaam van belanghebbende] op de dag van de indiening van het verzoekschrift meerderjarig, zodat niet is voldaan aan deze voorwaarde. Adoptie van [voornaam van belanghebbende] door verzoekster is daarom op grond van de nationale wetgeving in beginsel niet mogelijk.
3.5.
De rechtbank dient daarom te beoordelen of de afwijzing van het verzoek tot adoptie in dit geval een ongeoorloofde inmenging in het gezins- en familieleven van [voornaam van belanghebbende]
en verzoekster, als bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) met zich brengt en een terzijdestelling van artikel 1:228 lid 1 sub a BW rechtvaardigt. Slechts indien sprake is van zeer bijzondere omstandigheden is een terzijdestelling van voormelde dwingendrechtelijke nationale bepaling gerechtvaardigd.
3.6.
Met verzoekster en de Raad is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak sprake is van zeer bijzondere omstandigheden die maken dat het verzoek tot adoptie -ondanks dat niet aan het minderjarigheidsvereiste is voldaan- dient te worden toegewezen.
De rechtbank noemt hierbij de omstandigheid dat verzoekster al sinds 2010 met de voogdij over [voornaam van belanghebbende] is belast en dat [voornaam van belanghebbende] sinds zijn veertiende jaar bij verzoekster in Nederland woont. [voornaam van belanghebbende] woonde daarvoor in een internaat in Suriname. Hij had en heeft niets meer van zijn biologische ouders te verwachten. Verzoekster heeft tot op heden onafgebroken voor [voornaam van belanghebbende] gezorgd en met hem in gezinsverband samengeleefd. Verzoekster en [voornaam van belanghebbende] hebben een hechte en emotionele band met elkaar. [voornaam van belanghebbende] was en is vanwege zijn licht verstandelijke beperking en PTSS en hechtingsstoornis in hoge mate afhankelijk van de steun en structuur die verzoekster hem biedt. Verzoekster is in 2016 ook als bewindvoerder van [voornaam van belanghebbende] aangesteld. Verzoekster heeft gesteld sinds de komst van [voornaam van belanghebbende] naar Nederland al haar energie in de verzorging en opvoeding van [voornaam van belanghebbende] te hebben gestoken. Zij heeft, toen [voornaam van belanghebbende] nog minderjarig was, geprobeerd een verblijfsstatus te regelen voor [voornaam van belanghebbende] op grond van artikel 8 EVRM. Dat verzoek is afgewezen. Vervolgens hebben zij en [voornaam van belanghebbende] niet eerder dan nu aan adoptie gedacht.
Op de zitting heeft [voornaam van belanghebbende] volmondig ingestemd met het verzoek van zijn tante.
Hoewel de adoptie in het onderhavige geval niet meer het karakter heeft van een kinderbeschermingsmaatregel, is de rechtbank van oordeel dat [voornaam van belanghebbende] , die in het verleden in Suriname is verwaarloosd en tot op de dag van vandaag daar de gevolgen van ondervindt, een zwaarwegend belang heeft bij het vestigen van een familierechtelijke betrekking met verzoekster als ook bij de juridische bevestiging van de emotionele band die hij reeds sinds zijn minderjarigheid met verzoekster heeft.
Geboortegegevens
3.7.
Door verzoekster is een afschrift van de geboorteakte van [voornaam van belanghebbende] overgelegd met nummer [nummeraanduiding] . Gelet op artikel 1:25 lid 2 juncto lid 5 BW zal de rechtbank ambtshalve een last tot inschrijving van deze geboorteakte geven zodat de adoptie van [voornaam van belanghebbende] in de registers van de burgerlijke stand kan worden verwerkt.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
gelast de inschrijving van de geboorteakte met nummer [nummeraanduiding] betreffende
[belanghebbende] (voorheen geheten [achternaam van de moeder] ), geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , Suriname, als zoon van [de moeder] en [de vader] , in het daartoe bestemde register van de burgerlijke stand van de gemeente [naam gemeente] ;
4.2.
spreekt uit de adoptie van:
[belanghebbende], geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , Suriname,
door:
[verzoekster], geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] , Suriname;
4.3.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [naam gemeente] een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.R. van Es-de Vries, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A. van den Breemer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2019.