4.3.OAD onderbouwt haar standpunt en vorderingen onder meer met een beroep op de handelwijze van Rabobank kort na de opzegging (die is gedaan bij brief van 6 september 2013). In het bijzonder doet zij daarbij een beroep op de volgende (deels door Rabobank betwiste) omstandigheden:
op 6 september 2013 was OAD nog in onderhandeling met 2 kandidaten voor het overnemen van het busbedrijf, waaronder de Twentse Investeerders,
bij brief van 19 september 2013heeft Rabobank aan OAD kenbaar gemaakt dat zij pas bereid zou zijn medewerking te verlenen aan enige transactie, als die transactie zou leiden tot de gevraagde liquiditeitsverbetering van 7,5 miljoen euro, en de problemen met TUI en SGR zouden zijn opgelost; bij deze brief is een memo gevoegd van 18 september 2013, waarin Rabobank concludeert “voor de bank is het beter de plannen af te wijzen en de opzegging door te zetten.”,
3) bij e-mail van 19 september 2013 20:34 uurheeft OAD daarop gereageerd door te vragen om op dat besluit terug te komen en de voorgenomen transacties niet op voorhand af te wijzen,
4. op vrijdag 20 september 2013 heeft de toenmalige Commissaris van de Koning in de Provincie Overijssel, mevrouw drs. [B] (hierna: mevrouw [B] ) gebeld met de heer [C] (hierna: de heer [C] ) van Rabobank; in dit telefoongesprek heeft de heer [C] toegezegd om OAD voldoende tijd te gunnen om de verkoop van het busbedrijf aan de Twentse Investeerders af te ronden; mevrouw [B] heeft OAD hierover geïnformeerd via de heer [D] (toenmalig directeur van OAD),
5. op dezelfde dag, vrijdag 20 september 2013, heeft de heer [E] van OAD gebeld met de heer [A] van Rabobank, waarin de heer [A] heeft toegezegd om mee te werken aan de voltooiing van de transactie met de Twentse Investeerders,
6. bij e-mail van zaterdag 21 september 2013 om 12:01 uurheeft de heer [F] van de afdeling Bijzonder Beheer van Rabobank (hierna: de heer [F] ) gereageerd op de onder 3 vermelde e-mail; daarin heeft Rabobank zich bereid verklaard om een tijdelijke overstand toe te staan “louter voor de uit te voeren betalingen op woensdag 25 september 2013 (waardoor de overstand maximaal -/- 2.533.705,-- zal zijn)”. Zij was op dat moment nog niet bereid om de betalingen die zouden moeten plaatsvinden op vrijdag 27 september 2013, te fiatteren.
7. op zondag 22 september 2013 hebben de Twentse Investeerders op hoofdlijnen overeenstemming bereikt over overname van het busbedrijf van OAD,
8. op de ochtend van maandag 23 september 2013 hebben de Twentse Investeerders een begin gemaakt met hun ‘due diligence’-onderzoek van het busbedrijf van OAD,
9. bij e-mail van maandag 23 september 2013 (13:04 uur)heeft de heer [G] (werkzaam bij BASE Strategy & Finance B.V. die OAD begeleidde bij de beoogde overname; hierna: de heer [G] ) aan de heer [H] van de afdeling Bijzonder Beheer van Rabobank (hierna: de heer [H] ) bevestigd dat de Twentse Investeerders overeenstemming hadden bereikt over de hoofdlijnen van de overname van het busbedrijf van OAD, en wat die overeenstemming inhield,
10) bij e-mail van 24 september 2013 13:40 uurheeft de heer [F] namens Rabobank aan OAD en de Twentse Investeerders bevestigd dat zij onder bepaalde voorwaarden (waaronder de voorwaarde dat de transactie uiterlijk 27 september 2013 voltooid zou zijn) bereid was om haar medewerking te verlenen aan de transactie met de Twentse Investeerders; na uitvoering van de transactie zou de bank de opzegging van de kredietrelatie, zoals gedaan bij brief van 6 september 2013, intrekken,
11) na ontvangst van deze e-mail heeft OAD de inhoud daarvan besproken met haar insolventie-advocaten en haar ‘niet-insolventie-’advocaten. Vervolgens heeft OAD gebeld met Rabobank. Bij dat telefoongesprek waren van de zijde van OAD aanwezig: de heren [I] (advocaat van OAD; hierna: mr. [I] ), [J] (destijds adjunct-directeur/directiesecretaris van OAD; hierna: de heer [J] ), de heer [G] , en - vanaf halverwege het gesprek - de heer [K] (toenmalig directeur en indirect aandeelhouder van OAD; hierna: de heer [K] ). Van de zijde van Rabobank werd het gesprek gevoerd door de heren [F] en [H] . In dat gesprek heeft OAD gevraagd om uitstel van de termijn voor het voltooien van de transactie met één of twee weken. [F] en [H] weigerden in dat gesprek om uitstel te verlenen van de deadline van 27 september 2013.
11) na dit telefoongesprek heeft OAD overlegd met haar advocaten, en een second opinion ingewonnen bij een ander advocatenkantoor (Simmons&Simmons), die haar allen adviseerden om het faillissement van OAD aan te vragen vanwege het feit dat de deadline van 27 september 2013 voor het voltooien van de transactie niet haalbaar was, en bij voortzetting van de verkoop van reizen de bestuurders van OAD persoonlijk aansprakelijk zouden zijn voor de schade die zou ontstaan bij niet-nakoming van de daaruit voor OAD voortvloeiende verplichtingen. Ook zou er dan geen krediet beschikbaar zijn om op 27 september 2013 de rekening van de IATA van ongeveer 2 miljoen euro te betalen.
11) op 24 september 2013 rond 18:00 uur heeft mr. [I] gebeld met de heren [F] en [H] , en hen medegedeeld dat OAD haar faillissement zou gaan aanvragen. De heren [F] en [H] hebben in dat gesprek niet gevraagd naar de reden voor het aanvragen van het faillissement.
11) diezelfde dag heeft OAD haar faillissement aangevraagd, hetgeen op enig moment nadien is gehonoreerd.