ECLI:NL:RBMNE:2019:2946

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2019
Publicatiedatum
28 juni 2019
Zaaknummer
482137 / HA RK 19-163
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure over nalatenschap

Op 28 juni 2019 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door verzoeker tegen mr. M.J. Smit, de behandelend kantonrechter in een civiele procedure over de nalatenschap van verzoekers ouders. Het wrakingsverzoek werd ingediend op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat verzoeker meende dat de rechter niet naar hem luisterde en hem afbrak tijdens zijn verdediging. Tijdens de zitting op 4 juni 2019 had verzoeker zijn bezwaren tegen de rekening en verantwoording van de vereffenaar toegelicht, maar voelde hij zich niet gehoord door de rechter, die zijn verhaal over zijn strafblad als irrelevant beschouwde. De wrakingskamer heeft de procedure op 14 juni 2019 openbaar behandeld, waarbij verzoeker aanwezig was, maar de gewraakte rechter en de vereffenaar niet. De wrakingskamer heeft de gronden van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake was van vooringenomenheid of schijn van vooringenomenheid van de rechter. De rechter had verzoeker de gelegenheid gegeven om zijn standpunt toe te lichten, maar had hem onderbroken om te verduidelijken wat relevant was voor de zaak. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en de procedure voortgezet in de stand waarin deze zich bevond voor het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 482137 / HA RK 19-163
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
28 juni 2019op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 4 juni 2019 in de zaak met zaaknummer 7776654 UT VERZ 19-6992,
- de schriftelijke reactie van de gewraakte rechter,
- de schriftelijke reactie van mr. J. Nobel.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 14 juni 2019 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen. De rechter is met voorafgaand bericht van verhindering niet verschenen. Mr. J. Nobel (hierna: de vereffenaar) is met voorafgaand bericht niet verschenen. De belanghebbenden [A] , [B] en [C] zijn niet verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. M.J. Smit, behandelend kantonrechter in bovengenoemde procedure. Het gaat om een verzet op grond van artikel 4:219 lid 3 BW van verzoeker tegen de rekening en verantwoording die door de vereffenaar was ingediend over de nalatenschap van de ouders van verzoeker. Verzoeker heeft aan zijn verzoek tot wraking ten grondslag gelegd dat de rechter niet naar hem luisterde en hem afbrak in zijn verdediging. Deze gronden zijn vermeld in het proces-verbaal van de zitting van 4 juni 2019. Ter zitting van de wrakingskamer heeft verzoeker toegelicht dat het voor hem een emotionele zitting was, omdat hij voor het eerst in jaren zijn broers weer zag. Toen het ook nog zo was dat de rechter niet wilde luisteren naar zijn verhaal over zijn strafblad, terwijl dat voor hem wel een belangrijk punt was, liepen bij hem de emoties nog hoger op en heeft hij de rechter gewraakt. Zij had kennelijk haar oordeel al klaar dat wat hij wilde vertellen over zijn strafblad niet van belang was.
2.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust. In haar schriftelijke reactie heeft zij naar voren gebracht dat het juist is dat zij verzoeker in zijn betoog onderbrak, maar dat zij dit deed omdat zij hem wilde uitleggen dat zij in deze zaak moet beslissen over zijn verzet tegen de rekening en verantwoording van de vereffenaar en zij zich afvroeg wat het belang was van zijn strafblad (en de verdere achtergrond daarvan) in dit verband. Maar zij heeft deze zin niet kunnen afmaken, omdat verzoeker haar onderbrak en haar na de volgende zin die zij uitsprak onmiddellijk wraakte.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn of haar overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Persoonlijke vooringenomenheid bij de rechter tegenover verzoeker is niet gesteld of gebleken. Onderzocht moet daarom worden of uit het optreden van de rechter blijkt dat zij vooringenomen is of dat zij die schijn heeft gewekt. Naar het oordeel van de wrakingskamer is dat niet het geval.
3.4.
Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat de rechter verzoeker in de gelegenheid heeft gesteld een toelichting te geven op zijn verzet. In het proces-verbaal wordt weergegeven hoe verzoeker aan de hand van de stukken in het dossier toelicht wat zijn bezwaren zijn tegen het handelen van de vereffenaar. Als hij daarna vertelt dat de politie bij de woning is geweest, dat hij een strafblad heeft vanwege bedreiging van de wethouder, dat dit een politieke kwestie is, onderbreekt de rechter hem en zegt:
“U moet u iets meer beperken tot wat u wilt vertellen…”
Daarop zegt verzoeker:
“Oh als u zo begint. U wilt niet eens naar mij luisteren”
Het antwoord van de rechter is:
“Niet als het gaat over uw strafblad”
Vervolgens heeft verzoeker de rechter gewraakt.
3.5.
Het uitgangspunt is dat de rechter de regie van de zitting heeft en dat zij bepaalt op welke punten zij verduidelijking wil en welke informatie zij nodig heeft om een goede beslissing te kunnen nemen. Het feit dat de rechter veronderstelde dat wat verzoeker wilde gaan vertellen over zijn strafblad voor deze beoordeling niet relevant was, betekent niet dat zij vooringenomen was en dat zij haar oordeel al had gevormd. Uit het proces-verbaal en de schriftelijke toelichting van de rechter over de gang van zaken ter zitting blijkt dat zij verzoeker erop heeft willen wijzen dat hij zich wat meer moet beperken in wat relevant is voor de beoordeling van de zaak. Ook dat hoort bij de regietaak van de rechter. Er zijn geen aanwijzingen dat de rechter verzoeker de gelegenheid wilde onthouden om zijn zaak toe te lichten.
3.6.
De conclusie is dat de door verzoeker genoemde gronden voor wraking geen blijk geven van vooringenomenheid of schijn van vooringenomenheid van de rechter ten opzichte van verzoeker. Het verzoek moet dan ook ongegrond worden verklaard.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Toezicht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 7776654 UT VERZ 19-6992 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.C. Oostendorp, voorzitter, en mr. H.A. Bouwer en mr. R.C. Stijnen als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. S. Meurs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.