In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een letselschadeclaim van een motorrijder, [eiser], die op 22 maart 2017 betrokken raakte bij een aanrijding met een auto bestuurd door de heer [C]. De motorrijder reed op zijn motor en werd aangereden toen de automobilist linksaf sloeg zonder voorrang te verlenen. De verzekeraar, ASR Schadeverzekering N.V., erkende de aansprakelijkheid voor het ongeval, maar stelde dat de motorrijder ook schuld had aan het ongeval omdat hij te hard zou hebben gereden. De rechtbank moest beoordelen in hoeverre de motorrijder bijgedragen had aan het ontstaan van het ongeval en hoe de schadevergoeding verdeeld moest worden.
Tijdens de zitting op 11 april 2019 werd de zaak besproken, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. De rechtbank oordeelde dat de motorrijder in geringe mate had bijgedragen aan het ongeval, maar dat de schade volledig voor rekening van ASR moest komen. De rechtbank baseerde dit oordeel op de ernst van de gemaakte fouten en de omstandigheden van het geval. De snelheidsovertreding van de motorrijder was gering en de kruising was overzichtelijk. De rechtbank verklaarde dat ASR 100% van de schade moest vergoeden, welke schadevergoeding nader op te maken bij staat was. ASR werd ook veroordeeld in de proceskosten van de motorrijder, die op € 1.377,00 werden begroot.
De rechtbank benadrukte dat de motorrijder ernstig letsel had opgelopen door het ongeval en dat hij veel behandelingen had moeten ondergaan. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E. Heinemann en is openbaar uitgesproken op 20 juni 2019.