Overwegingen
1. Het besluit gaat over het weren van motorrijders op de Lekdijk. Volgens verweerder is er op de Lekdijk, en dan vooral tijdens het weekend in de periode van maart tot en met oktober, sprake van een toename van dagjesmensen, waarbij allerlei soorten weggebruikers (motorrijders, wielrenners/fietsers, auto’s, wandelaars, et cetera) elkaar treffen. Deze vermenging maakt dat er sprake kan zijn van verkeersonveilige situaties, met name in de weekenden bij mooi weer. Het karakter van de Lekdijk is daarbij ook in het geding. Daarnaast ondervinden aanwonenden overlast/hinder van motoren. Door bewoners aan de Lekdijk West is dan ook meerdere malen geklaagd over overlast van motorfietsen. Deze overlast wordt met name ervaren in weekenden en op feestdagen, omdat het dan het drukst is op de Lekdijk. Op 21 februari 2017 heeft verweerder in het kader van een pilot een verkeersbesluit genomen inhoudende een verbod voor motorfietsen voor de Lekdijk West, vanaf de grens met de gemeente Krimpenerwaard, tot de kruising met de Zijdeweg-Zuid gedurende de weekenden (zaterdag en zondag) voor de periode van 1 maart 2017 tot en met 31 oktober 2017. Dit besluit is genomen na advies van een ambtelijke werkgroep en in overleg met een werkgroep van omwonenden, bestuurlijk overleg met de gemeente Krimpenerwaard, alsmede na overleg met motorbonden MAG en KNMV en na een gevolgde zienswijzeprocedure. Na deze pilot heeft een evaluatie plaatsgevonden en is een evaluatierapport opgesteld. Met de omwonenden en de motorbonden KNMV en MAG heeft overleg over het evaluatierapport plaatsgevonden. Dit heeft echter niet voor alle partijen tot een bevredigende oplossing geleid. Verweerder heeft vervolgens, naar aanleiding van de resultaten van de pilot en het evaluatierapport, dit verkeersbesluit genomen.
2. Volgens verweerder is de conclusie van het evaluatierapport dat de uitgevoerde pilot effect heeft gehad. Het aantal bij de gemeente gemelde klachten en het aantal bij de politie geregistreerde ongevallen is zeer beperkt, evenals het aantal ongevallen met motoren dat door omwonenden is gemeld. De hoeveelheid motoren is na het eerste weekend uit de nulmeting in maart 2017 gedaald van ongeveer 560 naar ongeveer 50 in september 2017. Uit de ervaringen van de omwonenden is gebleken dat de ondervonden overlast voor ruim 65% van de geënquêteerden is afgenomen, voor 25% niet is afgenomen en ongeveer 8% oordeelde geen mening/neutraal. De oorzaak van de afname lag voornamelijk in de afgenomen hoeveelheid motoren. 80% van de respondenten is voorstander van voortzetting/uitbreiding van het verbod en volgens 20% mag het verbod opgeheven worden. Alle belangen tegen elkaar afgewogen en uit een oogpunt van verkeersveiligheid en overlast is verweerder van mening dat het belang van de omwonenden voorrang moet hebben boven het belang van de motorrijders. Daarbij is volgens verweerder van belang dat niet de gehele Lekdijk binnen het grondgebied van de gemeente Lopik voor motoren is afgesloten, ook niet tijdelijk.
3. Eiseressen hebben aangevoerd dat het verkeersbesluit niet berust op een deugdelijke motivering, zorgvuldige voorbereiding en zuivere belangenafweging. Verweerder heeft onvoldoende onderbouwd waarom de geslotenverklaring voor motorrijders in een belang van de verkeersveiligheid een passende maatregel is. Het besluit verhoudt zich niet tot het in artikel 2, eerste lid, onder d, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw) opgenomen belang van het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer. Eiseressen bestrijden dat het evaluatieonderzoek naar aanleiding van de pilot ten grondslag mag worden gelegd aan dit besluit, omdat het onderzoek volstrekt ondeugdelijk en onzorgvuldig tot stand is gekomen. Het had op de weg van verweerder gelegen ook (het weggedrag van) andere weggebruikers in kaart te brengen en niet alleen motorfietsen.
4. Verweerder komt bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toe bij de uitleg van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw genoemde begrippen. Dit volgt ook uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). De rechter toetst of het bestuursorgaan geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte. Nadat het bestuursorgaan heeft vastgesteld welke verkeersbelangen naar zijn oordeel bij het besluit dienen te worden betrokken, dient het die belangen tegen elkaar af te wegen. Daarbij komt het bestuursorgaan beleidsruimte toe. De bestuursrechter toetst of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. Uit vaste rechtspraak van de ABRvSvolgt dat het college niet de absolute noodzaak van een verkeersbesluit hoeft aan te tonen. Voldoende is dat met het verkeersbesluit de eraan ten grondslag gelegde belangen, zoals die in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw zijn beschreven, worden gediend en dat inzichtelijk is gemaakt op welke wijze deze belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
5. Niet in geschil is dat verweerder al jaren voorafgaand aan de besluitvorming signalen van de omwonenden heeft ontvangen over overlast van motorfietsen. De rechtbank constateert dat verweerder dit besluit onder meer heeft genomen om de door de motorfietsen veroorzaakte overlast/hinder te beperken dan wel te voorkomen. Het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, van de Wvw, is één van belangen die verweerder met het instellen van het verkeersbesluit beoogt.
6. Aan het bestreden besluit heeft verweerder een evaluatierapport naar aanleiding van de pilot in 2017 ten grondslag gelegd. De rechtbank volgt eiseressen niet in hun standpunt dat de pilot en het evaluatierapport ondeugdelijk zijn voor het inventariseren van overlast door motorfietsen. Uit het evaluatierapport komt naar voren dat het aantal motorfietsen op de Lekdijk gedurende de weekenden substantieel is afgenomen, dat er bij de gemeente één klacht (over gebrek aan handhaving) is binnengekomen en dat de overlast van motoren voor ruim 65% van de omwonenden was afgenomen. Gelet hierop heeft verweerder kunnen oordelen dat de vermindering van het aantal motorfietsen bijdraagt aan de afname van overlast en derhalve dat de geslotenverklaring voor motorfietsen het doel dient dat met het verkeersbesluit wordt beoogd.
Dat verweerder ervoor heeft gekozen geen onderzoek te doen naar de overige weggebruikers, maakt niet dat de resultaten van de evaluatie niet bruikbaar zijn omdat het juist ging om door motorfietsen veroorzaakte overlast en er geen of minder overlast werd ervaren van andere weggebruikers. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat uit de pilot en het evaluatierapport is gebleken dat de overlast van motorfietsen is afgenomen. Dat overlast ook een subjectief aspect in zich heeft, maakt niet dat verweerder hier zijn besluitvorming niet mede op mag baseren. Verweerder heeft het evaluatierapport dus mogen gebruiken als onderbouwing van het verkeersbesluit.
7. Een ander belang dat verweerder met het verkeersbesluit beoogt is het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van de Lekdijk, zoals neergelegd in artikel 2, tweede lid, onder b, van de Wvw. In het weekend is de belangrijkste karaktereigenschap volgens verweerder de recreatieve functie. Dit wordt bevestigd en versterkt door de projecten “Op de Fiets” van de Provincie Utrecht en “Op de Fiets/Lekdijk” van de gemeente Lopik. De aanleg van onder andere fietssuggestiestroken, uitzichtbalkons en graskeien in de bermen op de Lekdijk legt de nadruk op fietsers. Met verwijzing naar dit beleid en de uitwerking daarvan door middel van de inrichting van de slechts 4 meter brede dijk, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat grote aantallen motorfietsen in het weekend afbreuk doen aan de door verweerder in zijn beleid tot uiting gebrachte karaktereigenschappen van de Lekdijk.
8. Naar het oordeel van de rechtbank dient het verkeersbesluit de bovengenoemde twee belangen. Verweerder heeft de andere belangen, zoals de vrijheid van het verkeer, waaronder het gebruik van de weg door motorfietsen, onder ogen gezien. Aannemelijk is dat het terugdringen van de overlast niet door een andere maatregel kan worden bereikt. Mede gezien de beperkte omvang van de geslotenverklaring en dat die nagenoeg alleen recreatief motorverkeer treft, alsmede de beschikbare omrijroute voor motoren, is de rechtbank niet gebleken dat de nadelige gevolgen voor eiseressen onevenredig zijn in verhouding met de met het verkeersbesluit te dienen doelen.
Wat verder nog door eiseressen is aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel
8. Gelet op het toetsingskader overweegt de rechtbank dat het bestreden besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, de besluitvorming zorgvuldig is geweest en dat de afweging van de betrokken belangen niet zodanig onevenwichtig is dat verweerder niet in redelijkheid tot het bestreden besluit is kunnen komen.
9. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.