4.3Het oordeel van de rechtbank
Botsing
Op 10 maart 2019 omstreeks 16:48 uur heeft op het kruispunt van de Graaf Florisweg en de ’s-Gravenhoutseweg te Nieuwegein een aanrijding plaatsgevonden tussen een Volkswagen, type Golf, met het kenteken [kenteken] (hierna: de Golf) en een Renault, type Clio, met het kenteken [kenteken] (hierna: de Renault).De bestuurder van de Golf had gereden over één van de voorsorteerstroken van de ’s-Gravenhoutseweg, komende uit de richting van de Henri Dunantlaan en gaande in de richting van de Plettenburgerbaan.De bestuurder van de Renault had gereden over de voorsorteerstrook voor linksafslaand verkeer, komende uit de richting van de Plettenburgerbaan, gaande in de richting van de Graaf Florisweg.
De Golf is met de voorzijde tegen de rechter achterzijde van de Renault gebotst. De linker voorzijde van de Golf was niet zwaar beschadigd, zodat de linker voorzijde zich zeer waarschijnlijk achter de achterzijde van de Renault bevond op het moment van de botsing.
Alcohol
Operationeel Coördinator [operationeel coördinator] zag ter plaatse dat verdachte bloeddoorlopen ogen had en dat zijn adem naar alcohol rook.Uit het ademanalyseonderzoek van 10 maart 2019 om 18:13 uur volgt dat de alcoholconcentratie 355 µg/l bedroeg.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de bestuurder van de Golf was. Door een dreigend verlies van zijn baan had hij last van stressklachten. Om te ontspannen is hij op 10 maart 2019 auto gaan rijden. Hij had een fles wodka meegenomen om hier tijdens de rit wat van te drinken. Hij heeft verklaard dat hij dit twee keer eerder heeft gedaan en dat hij wist dat rijden onder invloed van alcohol heel onverstandig is. Op 10 maart 2019 is verdachte op enig moment, nadat hij is gaan rijden, gestopt en heeft hij wodka uit de fles overgegoten in een leeg Spaflesje. Dit, voor de helft gevulde, flesje heeft hij meegenomen in de auto. Hij is verder gaan rijden, waarbij hij al rijdend de wodka uit het Spaflesje heeft opgedronken. Verdachte heeft verklaard dat hij het effect van de wodka al snel merkte. Toen hij in Nieuwegein reed, merkte hij dat hij aangeschoten was en te veel gedronken had. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij altijd antidepressiva gebruikt en dat hij weet dat dit geneesmiddel het reactievermogen negatief beïnvloedt, ook in combinatie met alcohol.
Snelheid
De toegestane maximumsnelheid op de ’s-Gravenhoutseweg is 70 km/uur.
Uit de berekening, weergegeven in het Onderzoek Plaats Delict Werking van verkeersregelinstallaties, blijkt dat de Golf voorafgaand aan het verkeersongeval het kruispunt is genaderd met een gemiddelde indicatieve snelheid gelegen tussen de 116 km/uur en 133 km/uur.
De motorregelmodule heeft een crashsignaal ontvangen waarbij een snelheid van 102 km/uur is vastgelegd.
De zogenaamde Pre-Crash-Data van de Golf van de vijf seconden voorafgaand aan het activeren van de airbags zijn verwerkt in de volgende tabel:
Hieruit volgt dat 5 seconden voor het activeren van de airbags de Golf is gaan versnellen waarbij het gaspedaal ongeveer voor 98% is ingedrukt. Dit heeft erin geresulteerd dat het voertuig rond de 1,5 seconden voor het activeren van de airbags een geschatte snelheid van 134 km/uur heeft gehad.
Tussen de 2 en 1,5 seconden voor de aanrijding wordt het gaspedaal losgelaten (0%) en wordt het rempedaal bediend. In dit tijdsbestek wordt ook de ABS geactiveerd hetgeen inhoud dat er een noodremming werd uitgevoerd.
Rijden op twee rijstroken tegelijk
Uit de analyse van een faselog, opgemaakt uit logbestanden van 10 maart 2019 tussen 01:25 uur en 18:00 uur, volgt dat de Golf, gelet op de ligging van de detectoren en de gelijktijdige activatie en deactivatie, in de seconden voor de botsing midden op de rijbaan heeft gereden.
Rood verkeerslicht
Uit het onderzoek Plaats Delict Werking van verkeersregelinstallaties volgt dat alle lantaarns op de betrokken rijrichtingen naar behoren functioneerdenen dat alle lantaarns in de richting van waaruit de Golf reed vanaf een afstand van ongeveer 100 meter voor de stopstreep goed zichtbaar waren voor naderende automobilisten.
Uit de analyse van een faselog, opgemaakt uit logbestanden van 10 maart 2019 tussen 01:25 uur en 18:00 uur,volgt dat op het moment dat de Golf de stopstreep voor het kruispunt passeerde het verkeerslicht voor hem minimaal 6,7 seconden op rood stond.De Renault is het kruispunt op gereden toen het verkeerslicht voor hem al minimaal 4 seconden op groen stond.
Overlijden [slachtoffer 1]
Verbalisant [verbalisant] was als eerste ter plaatse en zag achterin de auto van de Renault twee kleine jongens liggen. Het werd hem later duidelijk dat de jongens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] heetten. Hij zag dat beiden bewusteloos waren en nergens op reageerden. Hij heeft beide jongens uit de auto gehaald. Op 11 maart 2019 is [slachtoffer 1] aan het door het verkeersongeval opgelopen letsel overleden. [slachtoffer 1] was acht jaar.
Letsel [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]
Uit de geneeskundige verklaring volgt dat het ongeval traumatisch schedel- en hersenletsel heeft veroorzaakt bij [slachtoffer 3] , waarvoor hij een langdurig revalidatietraject moet doorlopen.Bij [slachtoffer 2] is een minimale longcontusi in met name middenkwab en een borstbeenfractuur geconstateerd.
Inleidende opmerkingen
De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 het eenieder die aan het verkeer deelneemt verboden is om zich zodanig te gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt, waardoor een ander wordt gedood of waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat.
De vorm van schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 wordt ook wel ‘culpa’ genoemd. Culpa behelst een zwaardere vorm van schuld dan het element schuld dat als ondergrens van de verwijtbaarheid bij elk delict aanwezig moet zijn, wil nog van een strafbaar feit kunnen worden gesproken. Culpa betekent kort gezegd: verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Culpa moet worden onderscheiden van opzet.
Met opzet wordt bedoeld dat de dader willens en wetens heeft gehandeld. Hij weet dat zijn handelen een bepaald gevolg zal hebben en hij accepteert dit gevolg. Bij de zogenaamde ‘culpose dader’ ontbreekt dit wilselement; hij wilde het bewuste gevolg niet (hij vertrouwde op een goede afloop), maar het valt hem te verwijten dat het toch is gebeurd. Het gevolg was te vermijden geweest als hij minder onvoorzichtig of onoplettend was geweest.
Met ‘schuld’ in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 wordt bedoeld: schuld die betrekking heeft op het verkeersongeval. Er is sprake van schuld indien het optreden van de verdachte/bestuurder aanmerkelijk is achtergebleven bij hetgeen in het algemeen van een verkeersdeelnemer wordt geëist. De meetlat waartegen de gedraging van de bestuurder wordt gelegd bestaat aldus uit de eisen die aan de gemiddeld oplettende en verstandige weggebruiker mogen worden gesteld. Van een automobilist wordt in het algemeen geëist dat hij geen verkeersovertredingen maakt, nuchter achter het stuur zit en zijn aandacht op de weg en zijn voertuig houdt.
De schuld heeft geen betrekking op de relatie tussen het gedrag en de dood of het letsel. Dat betekent dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het handelen, kan worden vastgesteld dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Schuld
De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte op 10 maart 2019 in de Golf over de ’s-Gravenhoutseweg in Nieuwegein heeft gereden, waarbij hij tegen de Renault is gebotst, die vanuit tegengestelde richting linksaf de kruising op reed. De Renault passeerde daarbij het verkeerslicht terwijl dit groen licht uitstraalde. Als gevolg van de botsing is [slachtoffer 1] overleden en hebben [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Bij de beoordeling van het gedrag van verdachte zijn de volgende omstandigheden van belang:
Verdachte heeft tijdens het rijden bewust alcohol gedronken, terwijl hij wist dat alcohol op zich, en al helemaal in combinatie met zijn medicijngebruik, het reactievermogen en de rijvaardigheid negatief beïnvloedt.
Daarbij heeft verdachte de wettelijke toegestane hoeveelheid alcohol ruim overschreden. Verdachte realiseerde zich tijdens het rijden dat hij aangeschoten was.
Verdachte is de stopstreep voor het kruispunt gepasseerd terwijl het verkeerslicht voor hem al minimaal 6,7 seconden op rood stond.
Terwijl dit verkeerslicht voor hem al op rood stond, heeft hij het gaspedaal voor 98% ingetrapt. Verdachte reed op dat moment dus ‘plankgas’, wat erin heeft geresulteerd dat de Golf 1,5 seconde voor de aanrijding een geschatte pieksnelheid van 134 km/uur heeft behaald, althans in ieder geval een gemiddelde indicatieve snelheid van tussen de 116 km/uur en 133 km/uur.
Pas tussen de 2 en 1,5 seconden voor de aanrijding heeft verdachte het gaspedaal losgelaten en het rempedaal bediend.
Kort voor de aanrijding heeft verdachte midden op de rijbaan, op twee rijstroken tegelijk, gereden.
Verdachte was met de wegsituatie ter plaatse – en naar dus mag worden aangenomen ook met het feit dat sprake is van kruisend verkeer – bekend.
Deze omstandigheden rechtvaardigen zonder meer de conclusie dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Roekeloosheid
De vraag dient vervolgens te worden beantwoord of de schuld van verdachte bestaat in roekeloosheid.
Van roekeloosheid als bedoeld in artikel 6, in verbinding met artikel 175, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is sprake indien zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn.
Of sprake is van roekeloosheid in deze zin zal afhangen van de specifieke omstandigheden van het geval.
Mede met het oog op het strafverhogende effect van dit bestanddeel moeten daarom aan de vaststelling dat sprake is van roekeloosheid, als zwaarste vorm van schuld, grenzend aan opzet, bepaaldelijk eisen worden gesteld.
Verdachte heeft verklaard dat hij al twee keer eerder ter ontspanning onder invloed van alcohol is gaan autorijden en dat hij zich ervan bewust was dat dat heel onverstandig is, ook omdat hij antidepressiva gebruikt. Dat heeft verdachte er niet van weerhouden om opnieuw te gaan autorijden en daarbij ondertussen wodka te drinken. Verdachte realiseerde zich al rijdend dat hij aangeschoten raakte, maar dit bracht hem er niet toe zijn auto te parkeren. Integendeel, hij is blijven rijden, op enig moment zelfs met een excessieve snelheid, op een moment dat het verkeerslicht in zijn richting rood licht uitstraalde. Op dat moment heeft hij het gaspedaal zelfs met 98% ingetrapt zodat zijn toch al te hoge snelheid werd verhoogd tot een geschatte pieksnelheid van 134 km/uur; de gemiddelde indicatieve snelheid op het traject vlak voor het verkeerslicht was tussen de 116 km/uur en 133 km/uur. Pas 2 tot 1,5 seconden voor de botsing, toen het stoplicht dus al secondenlang rood licht uitstraalde, heeft verdachte het gas losgelaten en het rempedaal bediend.
Verdachte moet zich gelet op het voorgaande vlak voor de aanrijding bewust zijn geweest van het risico dat door zijn gedrag een ernstig verkeersongeluk zou ontstaan, en in ieder geval had hij zich hiervan, ook gelet op het feit dat hij eerder onder invloed is gaan rijden, bewust
moetenzijn. Desondanks heeft hij dit risico genomen, op een koopzondag aan het einde van de middag.
Op grond van al deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, merkt de rechtbank het bewezen verklaarde gedrag van verdachte aan als roekeloos.