ECLI:NL:RBMNE:2019:2858
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen schorsing van voorlopige hechtenis in ernstige strafzaak
Op 23 mei 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak waarbij de officier van justitie in beroep ging tegen een bevel van de rechter-commissaris tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte. De verdachte was verdacht van een feit waarop een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer was gesteld, wat de rechtsorde ernstig zou kunnen schokken. De rechtbank overwoog dat de schorsing van de voorlopige hechtenis moeilijk te verenigen was met de ernst van de verdenking. De rechtbank stelde vast dat de verdachte pas op een later tijdstip was aangehouden dan de verdenking was gerezen, maar dat dit niet betekende dat er geen sprake meer kon zijn van een geschokte rechtsorde. De rechtbank weegt de persoonlijke belangen van de verdachte, zoals zijn gezondheid en de zorg voor zijn zieke vrouw, af tegen het strafvorderlijk belang van de voortduring van de voorlopige hechtenis. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte niet van dien aard waren dat deze zwaarder wogen dan het belang van de rechtsorde. De rechtbank verklaarde het beroep van de officier van justitie gegrond en vernietigde het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.