ECLI:NL:RBMNE:2019:2775

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juni 2019
Publicatiedatum
20 juni 2019
Zaaknummer
16/047837-19, 16/017731-19 (gev. ttz) en 16/257378-18 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing, diefstal en opzettelijk brand stichten door verdachte met psychische stoornissen

Op 20 juni 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing, diefstal en opzettelijk brand stichten. De verdachte, geboren in 1981 en gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol, heeft op 25 februari 2019 geprobeerd medewerkers van de Albert Heijn in Utrecht af te persen met een mes. Daarnaast heeft hij op 22 januari 2019 een winkeldiefstal gepleegd en op 5 september 2018 brand gesticht in een kamer van het Leger des Heils. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan schizofrenie en een verstandelijke ontwikkelingsstoornis, wat zijn toerekeningsvatbaarheid beïnvloedt. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 18 maanden had geëist, afgewezen en in plaats daarvan een gevangenisstraf van 16 maanden opgelegd, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder opname in een zorginstelling en ambulante behandeling, om de verdachte te helpen bij zijn psychische problemen en het risico op recidive te verminderen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/047837-19, 16/017731-19 (gev. ttz) en 16/257378-18 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 juni 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1981] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol HvB in Badhoevedorp.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 juni 2019. De zaken met bovengenoemde parketnummers zijn ter terechtzitting gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E. Wildeman en van hetgeen verdachte en mr. J.G.M. Dassen, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/047837-19:
geprobeerd heeft medewerkers van de Albert Heijn af te persen op 25 februari 2019 in Utrecht (primair) dan wel zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld (subsidiair).
Parketnummer 16/017731-19:
een winkeldiefstal heeft gepleegd op 22 januari 2019 in Utrecht.
Parketnummer 16/257378-18:
in zijn kamer bij het Leger des Heils een dekbed in brand heeft gestoken waardoor gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan op 5 september 2018 in [woonplaats] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de poging tot afpersing, de winkeldiefstal en de brandstichting wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van de brandstichting stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het ten laste gelegde levensgevaar en het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en vordert verdachte van dat gedeelte vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De primair ten laste gelegde poging tot afpersing kan worden bewezen. Verdachte stelt dat hij zich niet kan herinneren een overval gepleegd te hebben, maar herkent zich wel op de camerabeelden van de overval.
De verdediging refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de winkeldiefstal aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de brandstichting verzoekt de verdediging verdachte partieel vrij te spreken, nu er geen sprake is geweest van gemeen gevaar voor personen. Brandstichting terwijl gemeen gevaar voor goederen te duchten was, kan wel worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Poging afpersing (parketnummer 16/047837-19, primair):
Bewijsmiddelen [1]
Aangeefster [slachtoffer] heeft het volgende verklaard [2] :
Op 25 februari 2019 was ik werkzaam in de Albert Heijn gelegen aan het [adres] in Utrecht. Ik zag dat de man naar mij toe liep en zijn tas liet zien. De man zei: “Geef al je geld, geef al je geld.” Ik zag dat de man een mes in zijn handen had en een soort steekbeweging in mijn richting maakte.
Getuige [slachtoffer 2] heeft het volgende verklaard [3] :
Ik ben werkzaam bij de Albert Heijn. Ik zag dat recht voor de kassa een man stond, half voorovergebogen in de richting van [slachtoffer] . Ik zag dat de verdachte in zijn linkerhand een Albert Heijntas had. In zijn rechterhand zag ik dat de verdachte een mes had. Ik zag dat de verdachte zich omdraaide en dat hij het mes in zijn hand ook naar mij richtte.
Ondertussen was mijn collega [slachtoffer 3] ook bij mij gekomen. Ik hoorde dat de verdachte zei: “Jullie baas moet mij wat geven”, of woorden van gelijke strekking. Ondertussen had de verdachte het mes nog steeds in zijn rechterhand en wees hiermee in de richting van mij en [slachtoffer 3] .
Getuige [slachtoffer 3] heeft het volgende verklaard [4] :
Ik ging naast [slachtoffer 2] staan zodat we samen tegenover deze man kwamen te staan. Ik zag dat de man het mes richting mij en mijn collega wees. De man zei: “Ik krijg nog wat van je baas.”
Verdachte heeft bij de politie verklaard [5] :
V: Er zijn camerabeelden gemaakt van de poging overval. Ik laat je nu foto 1 zien van de camerabeelden. Ben jij dat?
A: Ja, dat ben ik.
Winkeldiefstal (parketnummer 16/017731-19):
Bewijsmiddelen [6]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 juni 2019;
  • een geschrift, inhoudende een aangifteformulier winkeliers van de Albert Heijn in Utrecht.
Brandstichting (parketnummer 16/257378-18):
Bewijsmiddelen [8]
Partiële vrijspraak
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat door de brandstichting levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen is ontstaan. Verdachte zal dus worden vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft voor het overige het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 juni 2019;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens het Leger des Heils
- de eigen waarneming van de rechtbank dat op de onderste foto op pagina 5 van het dossier te zien is dat zich rondom het bed andere goederen bevinden.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Parketnummer 16/047837-19 primair:
op 25 februari 2019 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld medewerkers van de Albert Heijn (gelegen aan het [adres] ), te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag toebehorende aan de Albert Heijn,
- naar [slachtoffer] is gelopen en zijn tas heeft getoond, en
- vervolgens die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: 'Geef al je geld, geef al je geld', en
- die [slachtoffer] een mes heeft getoond en een steekbeweging heeft gemaakt, en
- vervolgens aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dat mes heeft getoond en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] de woorden heeft toegevoegd: 'ik krijg nog wat van je baas', terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Parketnummer 16/017731-19:
op 22 januari 2019 te Utrecht, een sixpack bier dat toebehoorde aan Albert Heijn B.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Parketnummer 16/257378-18:
op 5 september 2018 te [woonplaats] , opzettelijk brand heeft gesticht, in een kamer van het Leger des Heils, aan de locatie [locatie] (gelegen aan de [adres] aldaar), door een brandende aansteker in aanraking te brengen met een dekbed, ten gevolge waarvan het dekbed gedeeltelijk is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor andere goederen in die kamer te duchten was.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Parketnummer 16/047837-19, primair: poging tot afpersing;
Parketnummer 16/017731-19: diefstal;
Parketnummer 16/257378-18: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en met de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat meer rekening gehouden dient te worden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en verzoekt de rechtbank een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren op te leggen, met de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van een supermarkt en daarbij een medewerkster met een mes bedreigd. Verdachte heeft niet alleen geen respect gehad voor andermans goederen, maar ook de betreffende kassière en het overige personeel en andere omstanders schrik aangejaagd, wat de rechtbank hem kwalijk neemt. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan brandstichting door een dekbed in brand te steken. Hierdoor heeft verdachte andere goederen, die zich op zijn kamer bij het Leger des Heils rondom het bed bevonden, in gevaar gebracht. Door de brandstichting heeft verdachte het eigendomsrecht van anderen geschonden. Dit geldt eveneens voor de bewezenverklaarde winkeldiefstal. Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, met name de poging tot afpersing, is naar het oordeel van de rechtbank een langer onvoorwaardelijk strafdeel gerechtvaardigd dan waar de raadsman om heeft verzocht.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad (uittreksel justitiële documentatie) van verdachte van 4 juni 2019, waaruit onder meer blijkt dat verdachte op 7 juli 2018 onherroepelijk is veroordeeld voor een winkeldiefstal.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht gaan voor een voltooide afpersing uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar. In het geval van verdachte is het gebleven bij een poging. Voor brandstichting zijn er geen oriëntatiepunten voor straftoemeting vastgesteld. Voor een winkeldiefstal gaan de oriëntatiepunten bij recidive uit van een geldboete van € 200,- en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week.
Ook heeft de rechtbank gelet op de inhoud van de Pro Justitia-rapportages van 6 mei 2019 en 20 mei 2019. Uit de rapportages, opgemaakt in de zaak die ziet op de poging tot afpersing (16-047837-19) blijkt dat verdachte lijdt aan schizofrenie, een matig ernstige verstandelijke ontwikkelingsstoornis en aan een ernstige stoornis in het gebruik van middelen. Van deze stoornissen was ook sprake ten tijde van de afpersing. Zowel de psychiater als de psycholoog hebben geadviseerd verdachte ten aanzien van de poging tot afpersing verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank neemt die conclusies over en maakt deze tot de hare.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op een reclasseringsrapport van Fivoor van 31 mei 2019, waaruit volgt dat de reclassering zich aansluit bij het advies van de Pro Justitia rapporteurs. De reclassering schat het recidiverisico als hoog in, en is van mening dat behandeling en begeleiding noodzakelijk zijn om het risico op recidive te beperken. Verdachte lijkt het binnen een klinische setting en/of woonvorm goed te doen op de structuur die geboden wordt. Verdachte is dan in staat zijn middelengebruik onder controle te houden en contact met justitie te vermijden. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling gedurende maximaal een jaar, ambulante behandeling en begeleid wonen of maatschappelijke opvang. De rechtbank overweegt dat verdachte hulp nodig heeft en neemt het advies van de reclassering over.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden passend en geboden is, met aftrek van het voorarrest en waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsrapport. De rechtbank vindt dat een proeftijd van 3 jaar op zijn plaats is, zodat na de klinische opname voldoende tijd resteert voor de behandeling en begeleiding van verdachte.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 157, 310 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
16 (zestien) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
10 (tien) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 3 (drie) jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
* zich binnen 3 werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij GGZ Inforsa reclassering op het adres Wittevrouwenkade 6 in Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Tevens is verdachte verplicht zich te houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft.
* zich (klinisch) laat opnemen in een nader te bepalen zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt maximaal twaalf maanden of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
* in het kader van nazorg aangemeld zal worden voor ambulante behandeling bij een nader te bepalen instantie (afhankelijk van de woonplaats van verdachte). De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
* verplicht is te verblijven bij een nader te bepalen voorziening voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, indien tijdens de klinische opname blijkt dat begeleid wonen geïndiceerd is. Hij dient zich bij een plaatsing aldaar te houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Slager, voorzitter, mrs. J.G. van Ommeren en V.C. Kool, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.P. Versluis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 juni 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/047837-19:
hij op of omstreeks 25 februari 2019 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld bedreiging met geweld, een of meer medewerkers van de Albert Heijn (gelegen aan het [adres] ), te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag en/of goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
- naar [slachtoffer] is gelopen en/of zijn, verdachtes, tas getoond, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: 'Geef al je geld, geef al je geld', en/of
- die [slachtoffer] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft getoond en/of voorgehouden en/of (dreigend) dat mes dicht naar het lichaam van die [slachtoffer] heeft bewogen, althans een steekbeweging heeft gemaakt, en/of
- ( vervolgens) aan [slachtoffer 2] en/of aan [slachtoffer 3] dat mes heeft getoond en/of voorgehouden en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] dreigend de woorden heeft toegevoegd: 'ik krijg nog wat van je baas ', terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 februari 2019 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld en/of goederen, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Albert Heijn (gelegen aan het [adres] ), althans aan een ander of anderen dan aan verdachte, die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen werknemers van die Albert Heijn (te weten [slachtoffer] en/of [slachtoffer 3] en.of [slachtoffer 2] ), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vulcht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte,
- naar [slachtoffer] is gelopen en/of zijn, verdachtes, tas getoond, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: 'Geef al je geld, geef al je geld', en/of
- die [slachtoffer] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft getoond en/of voorgehouden en/of (dreigend) dat mes dicht naar het lichaam van die [slachtoffer] heeft bewogen, althans een steekbeweging heeft gemaakt, en/of
- ( vervolgens) aan [slachtoffer 2] en/of aan [slachtoffer 3] dat mes heeft getoond en/of voorgehouden en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] dreigend de woorden heeft toegevoegd: 'ik krijg nog wat van je baas ', terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Parketnummer 16/017731-19:
hij op of omstreeks 22 januari 2019 te Utrecht een sixpack bier, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Albert Heijn B.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Parketnummer 16/257378-18:
hij op of omstreeks 5 september 2018 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht, in een kamer van het Leger des Heils, aan de locatie [locatie] (gelegen aan de [adres] aldaar), door een brandende aansteker in aanraking te brengen met een dekbed, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan het dekbed geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor het dekbed en/of een of meer andere goederen in die kamer en/of een of meer andere kamers (met daarin goederen) in dat pand, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar voor medebewoners en/of medewerkers (van het Leger des Heils op de locatie [locatie] aan de [adres] te [woonplaats] ), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor medebewoners en/of
medewerkers (van het Leger des Heils op de locatie [locatie] aan de [adres] te [woonplaats] ), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 februari 2019, genummerd PL0900-2019057838, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 53. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 22 en 23.
3.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] , pagina 28 en 29.
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3] , pagina 25 en 26.
5.Het proces-verbaal verhoor verdachte, pagina’s 37 en 38, inclusief de bijlage op pagina 41.
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 januari 2019, genummerd PL0900-2019022736 opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 20. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
7.Een geschrift, inhoudende een aangifteformulier winkeliers van de Albert Heijn in Utrecht, pagina 3 tot en met 10.
8.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 september 2018, genummerd PL0900-2018257971, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 25. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
9.Het proces-verbaal van aangifte [aangever] namens het Leger des Heils, pagina 3 en 4.